Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven, met producties 30 tot en met 47
- de memorie van antwoord, met producties 11 tot en met 26
- een akte van [de opdrachtnemer] , met producties 48 tot en met 71
- een akte van de Universiteit houdende overlegging productie 27
- een akte van de Universiteit, met producties 28 tot en met 31
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 20 november 2024 is gehouden
- het ter rolle van 3 december 2024 gedane verzoek van de Universiteit arrest te wijzen
Ages en Stages Questionnaire(ASQ), welke vragenlijst regelmatig werd vernieuwd. [de opdrachtnemer] en haar [de directrice] waren bemiddelaar tussen ouders en kinderopvanglocaties. [de opdrachtnemer] voerde voor de gemeente Amsterdam het SMI-beleid uit. Op grond van dit beleid konden kinderen uit kwetsbare gezinnen via een Sociaal-Medische Indicatie worden geplaatst in een kinderopvanglocatie, ook al kwamen zij daarvoor op basis van de toewijzingsregels niet in aanmerking. [de directrice] en [de hoogleraar] zijn met elkaar in contact gekomen en hebben plannen gemaakt voor onderzoek onder de kinderen die gebruik maakten van de SMI-regeling met toepassing van een naar de Nederlandse situatie aangepaste versie van de ASQ4-vragenlijst. Er is een subsidie verkregen waarmee het onderzoek kon worden uitgevoerd. Dit betrof het project dat uiteindelijk Samen Laten Opgroeien wordt genoemd, dat ook wel wordt afgekort als het SLO-project. [de directrice] is vanaf 1 november 2021 in dienst getreden van de Universiteit. Tussen partijen is een aantal geschillen ontstaan.
3.Het oordeel van het hof
“Ontwikkeling Voorop!”(of kortweg: OV) gekregen.
“Wat werkt bij het tijdig signaleren en ondersteunen van kinderen en gezinnen in kwetsbare omstandigheden?". Naar aanleiding daarvan heeft de Universiteit een subsidieaanvraag ingediend voor een project dat uiteindelijk
“Samen Laten Opgroeien”(SLO-project) wordt genoemd. In het SLO-project wordt de naar de Nederlandse situatie aangepaste ASQ-vragenlijst (door partijen het instrument genoemd) ingezet bij de doelgroep: gezinnen die op grond van de SMl-regeling in aanmerking komen voor kinderopvang. ZonMw heeft voor het SLO-project subsidie aan de Universiteit verstrekt.
“Ontwikkeling Voorop!”dat stamt uit januari 2021 en dat bovendien het SLO-onderzoek nog moet worden afgerond, is daarom juist. De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 3.15 beslist dat de Universiteit geen onherroepelijke verplichting op zich heeft genomen een stichting op te richten. De citaten en de daarop voortbouwende stellingen van [de opdrachtnemer] in nr. 3.10 van de memorie van grieven en nr. 2.6 van de pleitnota in hoger beroep bieden geen basis voor de vaststelling dat de Universiteit wel zo’n onherroepelijke verplichting ten opzichte van [de opdrachtnemer] op zich heeft genomen, althans dat deze oprichting al in de fase van verwerking van de onderzoeksgegevens zou moeten plaatsvinden. Omdat de Universiteit gemotiveerd heeft betwist verplicht te zijn mee te werken aan de oprichting van een stichting, kan in ieder geval zonder getuigenbewijs, waarvoor in kort geding geen ruimte is, niet worden vastgesteld dat er sprake is van een dergelijke verplichting. Dit brengt mee dat onderdeel i) van het petitum ook om inhoudelijke redenen niet voor toewijzing in aanmerking komt.
“Ontwikkeling Voorop!”geldt niet als vermelding van de namen [de opdrachtnemer] of [de directrice] .
“Ontwikkeling Voorop!”en
“Samen Laten Opgroeien”een databank in de zin van artikel 1 lid 1 sub a Databankenwet is. Zij verschillen erover van mening of [de opdrachtnemer] mede als producent van de databank kan worden beschouwd. Daarvoor is vereist dat [de opdrachtnemer] mede het risico draagt van de voor de databank te maken investeringen. Deze investeringen kunnen bestaan uit
“geld en/of tijd, moeite en energie”(overweging 40 van Richtlijn 96/9/EG betreffende de rechtsbescherming van databanken, van welke richtlijn de Databankenwet de omzettingswetgeving is). Voor bescherming is vereist dat de substantiële investering ziet op middelen die worden aangewend om bestaande elementen bijeen te brengen, met uitsluiting van de middelen die worden aangewend voor het creëren van die elementen. [2] De feiten, voor zover die in dit kort geding zijn komen vast te staan, laten de conclusie dat [de opdrachtnemer] als medeproducent van de databank moet worden beschouwd, niet toe. De Universiteit heeft mede met de door ZonMw aan haar toegekende subsidie de databank gecreëerd, ingericht en onderhouden. Zij heeft NEO Software opdracht gegeven de software te schrijven waardoor de invoer, de opslag, het rangschikken en het opvragen van de onderzoeksgegevens mogelijk werd. De Universiteit heeft daarom geld, tijd, moeite en energie in de databank gestopt en zij draagt het risico voor het verkrijgen van voldoende financiën om de databank te onderhouden. [de opdrachtnemer] en [de directrice] hebben aan het creëren van de data voor de databank bijgedragen, maar dat betekent niet dat zij als producent kunnen worden beschouwd. Zij zijn voor hun werkzaamheden immers betaald door de Universiteit. Bovendien zagen de werkzaamheden van [de opdrachtnemer] en [de directrice] met name op het werven van ouders en kinderen voor deelname aan het project, het organiseren van de gesprekken met ouders en pedagogische medewerkers, op het meeschrijven aan projectplannen en verslagen en op het verkrijgen van fondsen en niet zozeer op het verkrijgen van de al bestaande elementen (de onderzoeksdata) en het verzamelen ervan in de databank, welke werkzaamheden werden verricht door medewerkers van de Universiteit.
“een enkele keer”met een professionele tester (niet in dienst van de Universiteit) als achtervang heeft gewerkt. Deze tester heeft volgens de toepasselijke beroepscodes gewerkt. Zij verrichte de testen binnen het SLO-project op grond van met de Universiteit gemaakte afspraken over onder andere vertrouwelijkheid, waarbij de informatie die werd verkregen alleen bij de Universiteit terechtkwam. [de opdrachtnemer] heeft niet gesteld dat deze weergave niet correct zou zijn, zodat deze weergave in het kader van dit kort geding voldoende is komen vast te staan. Waarom een zzp-er als opdrachtnemer van de Universiteit die zich heeft verbonden tot naleving van beroepscodes en inachtneming van vertrouwelijkheid, geen tests zou mogen afnemen, heeft [de opdrachtnemer] onvoldoende toegelicht