ECLI:NL:GHARL:2025:2120

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
200.335.677/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over oplevering huurovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen DW Real Estate B.V. en Stichting Triade-Vitree over de oplevering van een huurovereenkomst na opzegging. DW Real Estate B.V. heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de kantonrechter die op 16 augustus 2023 heeft geoordeeld dat Triade het gehuurde op 24 mei 2022 rechtsgeldig heeft opgeleverd en dat DW onrechtmatig heeft gehandeld door de bankgarantie te verzilveren. DW stelt dat Triade niet aan haar opleveringsverplichting heeft voldaan en dat zij de kosten voor herstelwerkzaamheden mocht verrekenen met de bankgarantie. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de feiten opnieuw vastgesteld. Het hof oordeelt dat Triade tekort is geschoten in haar opleveringsverplichting en dat DW gerechtigd was om de door haar geleden schade te verrekenen met de bankgarantie. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van DW gedeeltelijk toe, waarbij DW een bedrag van € 9.775,59 aan Triade moet terugbetalen. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.677/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland (Lelystad) 10350643
arrest van 8 april 2025
in de zaak van
DW Real Estate B.V.,
die is gevestigd in Heerhugowaard,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
DW,
advocaat: mr. B.J.H. Kesnich te Bergen (NH),
tegen
Stichting Triade-Vitree,
die is gevestigd in Lelystad,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
Triade,
advocaat: mr. R.M. Rijpstra te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar de rolbeslissing van 12 december 2023, waarbij deze zaak is verwezen naar de locatie Leeuwarden van dit hof.
1.2
Het verloop van de procedure daarna blijkt uit:
- de memorie van grieven met productie;
- de memorie van antwoord;
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 18 september 2024 is gehouden. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft DW nog nieuwe stukken (producties 17 en 18) in het geding gebracht.
1.3
Aan het slot van de mondelinge behandeling hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen, waarna het hof een datum voor arrest heeft bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1
Na opzegging van een huurovereenkomst is tussen partijen een geschil ontstaan over de oplevering van het gehuurde. Volgens Triade is het gehuurde conform afspraken in de huurovereenkomst opgeleverd. DW vindt dat dat niet het geval is. DW meent daarom dat zij de kosten voor herstelwerkzaamheden mocht verrekenen met de door Triade afgegeven bankgarantie en dat Triade na die verrekening nog een vergoeding gelijk aan een aantal maanden huur aan haar verschuldigd is.
2.2
Triade heeft bij de kantonrechter gevorderd een verklaring voor recht dat het gehuurde op 28 april 2022, althans 24 mei 2022 rechtsgeldig is opgeleverd en Triade vanaf dat moment geen huur meer verschuldigd is, een verklaring voor recht dat DW niet bevoegd was en/of onrechtmatig heeft gehandeld door de bankgarantie te verzilveren en de veroordeling van DW tot betaling van € 30.015 aan onterecht verzilverde bankgarantie en terugbetaling van onverschuldigd betaalde huurpenningen.
2.3
DW heeft in reconventie gevorderd om Triade te veroordelen tot betaling van
€ 48.564,01. Dit bedrag bestaat uit de kosten van herstelwerkzaamheden (€ 24.443,91), een vergoeding gelijk aan huur over de periode juni tot en met augustus 2022 (€ 50.125,23) en contractuele rente (€ 4.009,87), verminderd met de uitgewonnen bankgarantie van € 30.015.
2.4
De kantonrechter heeft op 16 augustus 2023 voor recht verklaard dat het gehuurde op 24 mei 2022 rechtsgeldig is opgeleverd en dat Triade vanaf juni 2022 geen huurpenningen meer verschuldigd is aan DW. Verder heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat DW onrechtmatig jegens Triade heeft gehandeld door de bankgarantie uit de huurovereenkomst te verzilveren en is DW veroordeeld om Triade € 30.015 ter zake van de bankgarantie terug te betalen. De reconventionele vordering van DW is afgewezen.
2.5
De bedoeling van het hoger beroep van DW is dat de vorderingen van Triade alsnog worden afgewezen en de vordering van DW alsnog wordt toegewezen, met veroordeling van Triade tot terugbetaling aan DW van wat ter uitvoering van het vonnis is betaald.
2.6
Het hof zal beslissen dat Triade niet aan haar opleveringsverplichting heeft voldaan. DW was gerechtigd om de door haar als gevolg daarvan geleden schade te verrekenen met de bankgarantie. Na verrekening van die schade, resteert een bedrag dat DW aan Triade terug dient te betalen. Dit zal hierna worden toegelicht, waarbij eerst de relevante feiten zullen worden vermeld.

3.De feiten

3.1
Triade is een stichting die zorg, ondersteuning en huisvesting biedt aan mensen met een verstandelijke, meervoudige, sociale of psychische beperking.
3.2
Triade huurde per 1 april 2006 tien woningen en een algemene ruimte aan de Markermeerstraat 9-27 in Lelystad. Het gehuurde is bij aanvang van de huurovereenkomst geheel nieuw opgeleverd. Daarbij zijn de woningen met huisnummers 19 tot en met 27 geschikt gemaakt voor dubbele bewoning.
3.3
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte (ROZ model versie juli 2003 03-56) van toepassing (hierna: Algemene Bepalingen).
3.4
Na een eerdere opzegging (in het kader waarvan ondanks verzoek van Triade geen vooroplevering heeft plaatsgevonden) en verlenging van de huurovereenkomst, heeft Triade de huurovereenkomst op 24 februari 2022 wederom opgezegd tegen 1 mei 2022. Daarbij is vermeld dat het pand opgeleverd zal worden zoals beschreven in de brief van Triade van 11 januari 2022.
3.5
Op 28 april 2022 en 24 mei 2022 hebben inspecties voor de oplevering van het gehuurde plaatsgevonden. Van de inspectie op 28 april 2022 heeft mevrouw [naam1] van Triade aantekeningen gemaakt. Van de inspectie op 24 mei 2022 heeft DW een inspectierapport opgemaakt.
3.6
Na de inspectie op 28 april 2022 heeft Triade werkzaamheden uitgevoerd in het gehuurde. Zij heeft de huurprijs van € 16.708,41 voor mei 2022 betaald en de sleutels van het gehuurde op 10 juni 2022 ingeleverd.
3.7
DW heeft vervolgens herstelwerkzaamheden in het gehuurde laten uitvoeren.
3.8
Op 31 oktober 2017 heeft ING bank conform de huurovereenkomst namens Triade een bankgarantie van € 30.015 verstrekt. DW heeft dit bedrag op 8 augustus 2022 uitgekeerd gekregen.

4.Het oordeel van het hof

Inleiding
4.1
DW heeft in hoger beroep acht bezwaren (grieven) aangevoerd tegen het bestreden vonnis. De eerste grief is gericht op de feitenvaststelling door de kantonrechter. DW klaagt niet over een onjuiste vaststelling, maar wenst blijkens haar toelichting een aanvulling aan te brengen. Het is aan de rechter om de relevante feiten te selecteren met het oog op de te nemen beslissing. Daarbij komt hem grote vrijheid toe, terwijl er geen rechtsregel is die de rechter verplicht alle tussen partijen vaststaande feiten te vermelden. Het hof heeft hiervoor opnieuw de feiten vastgesteld en daarbij rekening gehouden met de stellingen en bezwaren van partijen.
4.2
DW komt in hoger beroep verder op tegen het oordeel van de kantonrechter dat Triade het gehuurde op 24 mei 2022 correct heeft opgeleverd, dat Triade geen vergoeding meer verschuldigd is wegens een tekortkoming in de nakoming van haar opleverings-verplichting en dat DW niet gerechtigd was om de bankgarantie te verzilveren. Deze overige bezwaren van DW zullen hierna thematisch worden behandeld.
Beoordeling van de grieven
4.3
Het hof stelt voorop dat de huurovereenkomst is geëindigd per 1 mei 2022. De opzegging van Triade per deze datum is door DW aanvaard. Het feit dat Triade nadien nog werkzaamheden aan het gehuurde heeft verricht en over de maand mei nog een huurtermijn c.q. een vergoeding gelijk aan huur over die periode heeft betaald en de sleutels pas op 10 juni 2022 heeft ingeleverd, maakt dat niet anders. Hieruit kan niet worden afgeleid dat partijen er vanuit zijn gegaan dat de huurovereenkomst na 1 mei 2022 nog doorliep. De tussen partijen gevoerde discussie over de oplevering is niet bepalend voor het moment van het einde van de huurovereenkomst. Een en ander laat zich hooguit vertalen in een vordering tot betaling van een vergoeding gelijk aan de laatst geldende huurprijs.
4.4
Gelet hierop, bestaat geen grond voor toewijzing van de onder (i) in de inleidende dagvaarding gevorderde verklaring voor recht, inhoudende te verklaren dat het gehuurde op 28 april 2022, althans 24 mei 2022, rechtsgeldig is opgeleverd en dat Triade vanaf 28 april 2022, althans 24 mei 2022, geen huurpenningen meer verschuldigd is geweest. De huurovereenkomst is immers geëindigd op 1 mei 2022.
Overeengekomen opleverstaat
4.5
Triade was dus verplicht om het gehuurde per 1 mei 2022 in de overeengekomen staat op te leveren. Vast staat dat Triade na een eerste inspectie op 28 april 2022 nog werkzaamheden aan het gehuurde heeft verricht. De betaling van de huurtermijn over de maand mei 2022 c.q. vergoeding gelijk aan de huur over die maand, is in hoger beroep ook geen punt van discussie meer. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of Triade daarna aan haar opleveringsverplichting heeft voldaan en zo nee, of DW aanspraak kan maken op verrekening van haar schade met de bankgarantie en op een aanvullende schadevergoeding.
4.6
Ter beoordeling van de vraag of Triade aan haar opleveringsverplichting heeft voldaan is van belang wat partijen zijn overeengekomen over de wijze van oplevering. Partijen verschillen daarover van mening. DW stelt zich op het standpunt dat oplevering in originele staat overeengekomen, wat volgens haar oplevering “als nieuw” of “in nieuwbouwstaat” behelst. Triade bestrijdt dat.
4.7
Het komt dus aan op uitleg van de opleveringsbepalingen in de huurovereenkomst en de Algemene Bepalingen. Bepalend voor die uitleg is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltex-criterium). Bij deze uitleg dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
4.8
In artikel 10 lid 1 van de huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde bij oplevering “
in de originele staat” teruggebracht dient te worden, dat “
de woningen aan de voorstraat zijde zullen worden teruggebracht naar een staat waarbij uit wordt gegaan van verhuur aan een gebruiker” en dat “
o.a. beschadigingen, kleurverschillen en/of vlekken op de wanden/deuren/plafond dienen te worden hersteld”.
4.9
In de Algemene Bepalingen staat dat het gehuurde aan de verhuurder moet worden opgeleverd “
in de staat die bij aanvang van de huur is beschreven, waarbij rekening moet worden gehouden met latere door verhuurder verrichte werkzaamheden en de normale slijtage en veroudering” (artikel 2 lid 2 Algemene Bepalingen) en dat het gehuurde wordt opgeleverd “
geheel ontruimd, (…), behoorlijk schoongemaakt (…)”, waarbij de huurder bovendien “
de door verwijdering van zaken toegebrachte schade aan het gehuurde [zal] herstellen, de niet behangen wanden en plafonds in de kleur wit [zal] opleveren” (artikel 2 lid 3 Algemene Bepalingen).
4.1
Het hof vindt in de bewoordingen van deze bepalingen noch in de brief van Triade van 11 januari 2022, waarin Triade een beschrijving geeft van door haar uit te voeren opleveringswerkzaamheden, een rechtvaardiging voor de door DW voorgestane uitleg van originele staat als “nieuw” of “nieuwbouwstaat”. Evenmin volgt daaruit dat artikel 10 lid 1 gelezen moet worden als een afwijking of terzijdestelling van artikel 2 lid 2 van de Algemene Bepalingen. Het laat zich ook niet inzien dat een huurder zonder een daartoe opgenomen duidelijke bepaling verplicht is om het gehuurde na (aanvankelijk overeengekomen gebruik van) tien jaar op te leveren als nieuw. Een dergelijke bepaling is, zoals Triade onweersproken heeft gesteld, niet gebruikelijk. Het lag voor de hand dat als die uitleg wel bedoeld was, partijen bij de huurovereenkomst dat expliciet zo hadden verwoord. Dat is niet gedaan. Bij deze stand van zaken, is ook de omstandigheid dat nieuwbouw is opgeleverd niet voldoende om aan te nemen dat bij einde van de huurovereenkomst oplevering “in nieuwstaat” mocht worden verwacht.
4.11
Het hof passeert het aanbod van DW om te bewijzen dat oplevering in nieuwstaat is overeengekomen. Naar het hof begrijpt gaat het bij dit bewijsaanbod om getuigenbewijs van de heer [naam2] van het standpunt dat in originele staat “in nieuwstaat” betekent. [naam2] heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd al bevestigd dat in de huurovereenkomst oplevering in originele staat is overeengekomen met enkele toevoegingen (terugbrengen naar eenpersoonsverhuur en herstel van beschadigingen, kleurverschillen en vlekken) en dat opleveren in nieuwbouwstaat bijna onmogelijk is. Bij die stand van zaken is het bewijsaanbod niet ter zake dienend.
4.12
Naar het oordeel van het hof kon en mocht Triade de opleveringsbepalingen redelijkerwijs zo begrijpen dat zij het gehuurde bij beëindiging van de huur diende op te leveren in de staat waarin deze zich bevond bij aanvang van de huurovereenkomst, meer specifiek in een staat geschikt voor verhuur aan één gebruiker en met herstel van beschadigingen, kleurverschillen en/of vlekken op wanden/deuren/plafond. Daarnaast diende het gehuurde leeg en behoorlijk schoongemaakt opgeleverd te worden en diende bij de opleverstaat rekening gehouden te worden met normale slijtage en veroudering.
Tekortkoming opleveringsverplichting
4.13
In de huurovereenkomst is verder opgenomen dat partijen zowel bij de aanvang (artikel 2 lid 1 Algemene Bepalingen) als bij het einde van de huurovereenkomst (artikel 2 lid 4 Algemene Bepalingen) een gezamenlijk ondertekend inspectierapport opstellen. Triade heeft bij aanvang van de huur op 8 maart 2006 een “procesverbaal van oplevering” ondertekend waarin niet meer staat dan dat (verschillende onderdelen van) het gehuurde in goede staat is opgeleverd. Vast staat verder dat bij het einde van de huur door partijen geen gezamenlijk inspectierapport is opgesteld en ondertekend als voorgeschreven in artikel 2 lid 4 van de Algemene Bepalingen. De brief van 11 januari 2022 van Triade noch de aantekeningen van mevrouw [naam1] noch het rapport dat DW van de inspectie op 24 mei 2022 heeft opgesteld kan als zodanig worden aangemerkt: deze documenten zijn alle eenzijdig opgesteld en niet door beide partijen ondertekend. Onder deze omstandigheden is het aan DW om op andere wijze genoeg te stellen over de staat van de woning aan het einde van de huurovereenkomst en meer in het bijzonder of Triade niet heeft voldaan aan de oplevering zoals tussen partijen is overeengekomen (zie hiervoor rov. 4.12).
4.14
Ter onderbouwing van haar stelling dat de oplevering van het gehuurde niet voldoet aan de tussen partijen overeengekomen opleverstaat heeft DW verwezen naar de rapporten met bijgevoegde foto’s die DW van de inspectie op 24 mei 2022 heeft opgesteld en de schriftelijke verklaringen van de heer [naam2] en de heer [naam3] . [naam2] en [naam3] hebben in hun verklaringen gedetailleerd uiteengezet hoe de inspecties op 28 april 2022 en 24 mei 2022 zijn verlopen en welke gebreken er op 24 mei 2022 zichtbaar waren. Triade heeft de inhoud van deze verklaringen niet gemotiveerd bestreden, ook niet bij monde van [naam1] die tijdens de mondelinge behandeling aanwezig was. Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze stukken voldoende dat het gehuurde, ook ná de eerste inspectie op 28 april 2022 door Triade uitgevoerde werkzaamheden, nog vele beschadigingen, gaten in muren, kleurverschillen en vlekken bevatte, die er op grond van artikel 10 lid 1 huurovereenkomst niet zouden mogen zijn. Ook valt daaruit op te maken dat het gehuurde niet behoorlijk was schoongemaakt (graffiti en vuil op vloeren en wanden) en dat er nog losse spullen aanwezig waren (artikel 2.3 Algemene Bepalingen). Dergelijke oplevergebreken zijn niet te beschouwen als normale slijtage en veroudering (artikel 2.2 Algemene Bepalingen). Ongeacht of dit kleine punten betreft, zoals Triade heeft aangevoerd, valt een en ander onder de opleveringsverplichting van Triade zoals hiervoor is vastgesteld. Triade heeft ter zitting in hoger beroep ook min of meer erkend dat ”inderdaad meer gaten gevuld hadden kunnen worden” en dat “er beter dingen konden worden opgeleverd”.
Toerekenbaarheid/Schuldeisersverzuim/opschorting
4.15
Triade is dus tekort geschoten in haar verplichting het gehuurde weer in de overeengekomen staat ter beschikking te stellen aan DW. Triade heeft aangevoerd dat DW deugdelijke nakoming van Triade heeft verhinderd omdat DW niet heeft meegewerkt aan een voorinspectie en geen gezamenlijk inspectierapport heeft opgesteld en ondertekend, zodat Triade niet op de hoogte was van welke gebreken zij diende te herstellen. Dit heeft volgens Triade tot gevolg dat DW in schuldeisersverzuim verkeerde en dat Triade haar opleveringsplicht mocht opschorten.
4.16
Het hof volgt Triade hierin niet. Het ontbreken van een gezamenlijk ondertekend inspectierapport zoals voorgeschreven in de huurovereenkomst en de Algemene Bepalingen brengt niet mee dat Triade het gehuurde niet in de overeengekomen staat hoefde op te leveren. Zoals hiervoor is overwogen diende Triade het gehuurde in elk geval terug te brengen naar een staat waarin het geschikt was voor verhuur aan één gebruiker, met herstel van beschadigingen, kleurverschillen en/of vlekken op wanden/deuren/plafond en diende zij het gehuurde leeg en behoorlijk schoongemaakt op te leveren rekening houdend met normale slijtage en veroudering. De herstelwerkzaamheden die Trade in haar brief van 11 januari 2022 zelf noemt sluiten hier ook op aan. Er bestond op dat moment voldoende tijd en gelegenheid om deze werkzaamheden voor het einde van de huur per 1 mei 2022 uit te voeren. In deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat Triade haar opleveringsverplichting niet kon nakomen wegens onduidelijkheid van wat van haar nog werd verlangd en een gebrek aan of onvoldoende medewerking van DW.
4.17
Om dezelfde reden gaat ook het beroep van Triade op eigen schuld aan de zijde van DW en matiging van de schade niet op.
Schade
4.18
Dan is de vraag wat de omvang van de schade is die DW als gevolg van de tekortkoming van Triade lijdt. DW stelt dat deze schade € 48.564,01 bedraagt. Dit bedrag bestaat uit de kosten die DW heeft gemaakt om alsnog de benodigde herstelwerkzaamheden te laten verrichten (€ 24.443,91), een vergoeding gelijk aan huur over de periode juni tot en met augustus 2022 (€ 50.125,23) en contractuele rente (€ 4.009,87), verminderd met de uitgewonnen bankgarantie van € 30.015.
Herstelwerkzaamheden
4.19
DW stelt dat zij € 24.443,91 inclusief btw aan kosten heeft gemaakt om alsnog de benodigde herstelwerkzaamheden te verrichten. DW heeft ter onderbouwing van deze kosten facturen overgelegd van European Work Force en De Vliet Bouw, totaal uitkomend op een bedrag van € 24.443,91 inclusief btw. Zoals Triade terecht heeft aangevoerd, valt uit deze facturen op geen enkele wijze af te leiden welke werkzaamheden zijn verricht en welke kosten zijn gemaakt. Ook blijkt daaruit niet dat rekening is gehouden met normale slijtage en veroudering, zoals artikel 2 lid 2 van de Algemene Bepalingen voorschrijft. Uit de facturen van European Work Force volgt enkel dat deze werkzaamheden volgens de betreffende aannemer kwalificeren als “werkzaamheden om appartementen verhuur klaar te maken”. De facturen van De Vliet Bouw betreffen inkoopfacturen en hebben als omschrijving slechts “ingekocht materiaal en klein gereedschap” zonder dat blijkt welke werkzaamheden zijn verricht. Dat valt ook niet op te maken uit de onderliggende materiaalfacturen. Dit betekent dat het primair gevorderde schadebedrag van € 24.443,91 als onvoldoende onderbouwd niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.2
In hoger beroep heeft DW in verband met de uitgevoerde herstelwerkzaamheden wegens gebruikssporen subsidiair een bedrag van € 3.531 exclusief btw gevorderd. Daarbij is verwezen naar een schadeopstelling van De Vliet Bouw van 22 februari 2022. In deze schadeopstelling is per onderdeel van het gehuurde aangegeven welke werkzaamheden zijn verricht, hoeveel uren en welke materialen daarmee gemoeid waren en wat de kosten daarvan bedragen.
4.21
DW heeft met deze schadeopstelling voldoende onderbouwd dat zij deze kosten in verband met de tekortkoming van Triade heeft moeten maken. Uit de schadeopstelling blijkt (onder meer) van werkzaamheden als het herstellen van gaten en beschadigingen, verwijderen van losse spullen en schoonmaak. Dat strookt met de gebreken die door [naam2] en [naam3] in hun verklaringen zijn genoemd. Dat het volgens Triade kleine gebreken betrof, laat onverlet dat deze onder haar opleveringsverplichting vielen zoals hiervoor al is overwogen. Triade heeft tegen de schadeopstelling verder geen inhoudelijk verweer gevoerd. Dat lag gelet op de door DW gegeven specificatie van werkzaamheden, uren en kosten wel op haar weg. Triade heeft nog wel aangevoerd dat de schadeopstelling afkomstig is van De Vliet Bouw, een onderneming die is gelieerd aan de heer [naam2] , die op zijn beurt DW in eerste aanleg heeft vertegenwoordigd. Dit enkele feit is, mede gelet ook op het feit dat de werkzaamheden overeenstemmen met de gebleken gebreken, onvoldoende om de inhoud daarvan opzij te stellen. Dit betekent dat het bedrag van € 3.531 voor toewijzing in aanmerking komt.
Vergoeding gelijk aan huur
4.22
Naast de kosten van herstelwerkzaamheden meent DW dat Triade over de maanden juni, juli en augustus 2022 nog de vergoeding gelijk aan de huur verschuldigd is omdat de herstelwerkzaamheden uiteindelijk pas in augustus 2022 waren afgerond. De vergoeding gelijk aan huur over deze maanden bedraagt in totaal € 50.125,23.
4.23
Het hof acht het niet redelijk om een vergoeding gelijk aan drie maanden huur bij Triade in rekening te brengen. Gelet op de tamelijk beperkte omvang van de (aan Triade toe te rekenen) uitgevoerde herstelwerkzaamheden en de uren die daarmee blijkens de schadeopstelling van De Vliet Bouw gemoeid zijn geweest, acht het hof een vergoeding gelijk aan één maand huur (€ 16.708,41) redelijk om de herstelwerkzaamheden uit te voeren en het gehuurde opleveringsklaar te maken. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Verrekening waarborgsom
4.24
Nu vast is komen te staan dat Triade het gehuurde niet geheel correct heeft opgeleverd, mocht DW de toegewezen herstelkosten en een vergoeding gelijk aan één maand huur verrekenen met het bedrag van de bankgarantie. Dit maakt dat DW gerechtigd was om € 20.239,41 (€ 3.531 + € 16.708,41) te verrekenen met de bankgarantie van
€ 30.015.
4.25
Omdat DW weliswaar niet gerechtigd was de bankgarantie volledig maar wel gedeeltelijk uit te winnen, bestaat geen grond voor de onder (ii) in de inleidende dagvaarding gevorderde verklaring voor recht, inhoudende dat DW niet bevoegd was en/of onrechtmatig jegens Triade heeft gehandeld door de bankgarantie te verzilveren.
Contractuele rente
4.26
Op grond van het voorgaande zijn de herstelkosten en een vergoeding gelijk aan één maand huur via uitwinning van de bankgarantie volledig voldaan. Er resteert geen bedrag dat Triade bovenop deze bankgarantie aan DW moet voldoen. Integendeel, DW moet het onterecht uitgewonnen deel van de bankgarantie aan Triade terug betalen. Dat DW onder deze omstandigheden een rentevordering op grond van artikel 20 lid 2 van de Algemene Bepalingen toekomt, is niet gesteld en onderbouwd.
Buitengerechtelijke kosten
4.27
DW maakt ten slotte nog aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Ook deze vordering wordt afgewezen, omdat DW haar aanspraak op vergoeding van deze kosten na het gemotiveerde verweer daartegen van Triade onvoldoende heeft onderbouwd.
De conclusie
4.28
Het hoger beroep van DW slaagt deels. Het hof zal het bestreden vonnis in conventie en in reconventie vernietigen en DW veroordelen om € 9.775,59 (€ 30.015 –
€ 20.239,41) terug te betalen aan Triade. Daarnaast zal het hof Triade veroordelen om wat DW ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan, aan DW terug te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Voor een andere proceskostenveroordeling dan in eerste aanleg in conventie is toegewezen, ziet het hof geen grond. In reconventie zal het hof de proceskosten eveneens compenseren.
4.29
Gelet op de uitkomst in hoger beroep zal het hof ook de proceskosten van deze procedure compenseren.
4.3
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 16 augustus 2023 in conventie en in reconventie en doet opnieuw recht:
5.2
veroordeelt DW aan Triade te betalen € 9.775,59, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening;
5.3
veroordeelt Triade om aan DW terug te betalen al wat DW uit hoofde van het bestreden vonnis aan Triade heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat is betaald tot aan de dag van terugbetaling;
5.4
compenseert de proceskosten in eerste aanleg in conventie en in reconventie, in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen;
5.5
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen;
5.6
verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, S.C.P. Giesen en C.W. Inden, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
8 april 2025.