Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
- de opdrachtbrief /
- de opdrachtbrief tussen Deloitte inzake
- stukken waaruit blijkt wanneer het eerste gesprek heeft plaatsgevonden tussen de vertegenwoordigers van Erace Holding en Visma Nederland B.V. (hierna: Visma);
- de geheimhoudingsverklaring;
- het
- het waarderingsrapport dan wel prijsadvies van ING.
Wel inzage m.b.t. de opdrachtbrief tussen ING en de aandeelhouders van Erace Holding
non-disclosure) met betrekking tot de opgevraagde stukken die zien op de verhouding tussen Erace Holding en Visma. [geïntimeerde] heeft niet onderbouwd dat de geheimhoudingsplicht waarop hij doelt zich ook uitstrekt tot de periode voorafgaand aan de overname door Visma, zijnde de periode waarin de opdrachtbrief is geschreven. Er is onvoldoende gebleken dat de geheimhoudingsplicht ook geldt voor de opdrachtbrief, zodat geen sprake is van een gewichtige reden die aan inzage in de weg staat. Het hof zal de gevorderde inzage met betrekking tot de opdrachtbrief daarom toewijzen.
Wel inzage m.b.t. de opdrachtbrief tussen Deloitte en Erace Holding
financial due diligenceonderzoek. [appellante] heeft gesteld – onder verwijzing naar een rapport van de heer [naam1] – dat voorafgaand aan de in de
letter of intentvan 29 maart 2021 genoemde
due diligenceal een
vendor due diligenceis uitgevoerd. Volgens [appellante] bestaan aanknopingspunten om aan te nemen dat een uitgebreid boekenonderzoek is gedaan en geïnitieerd door Erace Holding (als verkopende partij) voorafgaand aan een mogelijk bod door Visma. [geïntimeerde] heeft deze uitvoerig onderbouwde stelling van [appellante] onvoldoende gemotiveerd betwist. Het hof is daarom van oordeel dat voor [appellante] een gerechtvaardigd belang bestaat om de opdrachtbrief in te zien. Mogelijk kan de inhoud van het document bijdragen aan de onderbouwing van de (veronder)stelling van [appellante] dat [geïntimeerde] al tijdens de onderhandelingsfase rond de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant op de hoogte was van de overname en haar daarover had moeten informeren. De door [geïntimeerde] aangevoerde gewichtige reden staat niet – zie eerder rov. 2.7 – aan inzage van dit document in de weg. Om die reden zal het hof het inzageverzoek met betrekking tot de opdrachtbrief tussen Deloitte en Erace Holding toewijzen.
Geen inzage m.b.t. het waarderingsrapport dan wel prijsadvies van ING
Geen inzage m.b.t. stukken waaruit blijkt wanneer het eerste gesprek heeft plaatsgevonden tussen de vertegenwoordigers van Erace Holding en Visma
Geen inzage m.b.t. de geheimhoudingsverklaring
uit niets blijkt dat sprake is van een geheimhoudingsovereenkomst, wat de reikwijdte van de vermeende geheimhoudingsovereenkomst is en welke gevolgen hieraan zijn verbonden”. [geïntimeerde] heeft in deze procedure echter meermaals een beroep gedaan op het bestaan van een geheimhoudingsovereenkomst op grond waarvan hij weigert om stukken te overleggen. Het hof begrijpt dat dit de aanleiding heeft gevormd voor [appellante] om die geheimhoudingsverklaring te willen inzien.
zelfeen geheimhoudingsverklaring heeft ondertekend. Volgens hem is alleen tussen Erace Holding en Visma
non-disclosureovereengekomen, op grond waarvan het overnameproces tussen de vennootschappen niet met derden mag worden gedeeld. [geïntimeerde]
zelfis bij die overeenkomst geen partij. Het hof leidt uit de stellingen van [appellante] af dat zij een ander stuk wenst in te zien dan de overeengekomen
non-disclosureuit de overeenkomst van 7 mei 2021 tussen Ecare Holding en Visma, maar wat zij precies bedoelt is het hof niet duidelijk. Om die reden zal het hof de inzagevordering met betrekking tot de gevorderde geheimhoudingsverklaring afwijzen.
Geen inzage m.b.t. het non-binding offer met datumstempel
letter of intent” en heeft gesteld dat uit de inhoud van dit document volgt dat het eigenlijk een
non-binding offerbetreft. Onderaan het document staat: “
For the avoidance of doubt, the offer as described in this letter of intent is non-binding.” Volgens [appellante] heeft [geïntimeerde] ongelijk en móet er aan deze
letter of intenteen
non-binding offerzijn voorafgegaan, alleen al vanwege de titel van voornoemd document en omdat ervaringsregels uit de overnamepraktijk meebrengen dat een
letter of intentvolgt op een
non-binding offer. Om die reden vordert zij inzage in het
non-binding offer. [appellante] heeft haar standpunt onderbouwd aan de hand van een rapport van de heer [naam1] . Het hof ziet op basis van wat partijen hebben aangevoerd echter onvoldoende concrete aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat er nog een ander document bestaat dat het ‘eigenlijke’
non-binding offeris. Om die reden zal het inzageverzoek op dit punt worden afgewezen.
3.De beslissing
22 april 2025een afschrift moet verstrekken van: