ECLI:NL:GHARL:2025:2347

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
21-003147-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzetwitwassen en schuldwitwassen na opening van bankrekening voor onbekende persoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van opzetwitwassen, subsidiair schuldwitwassen, omdat zij een bankrekening had geopend voor een onbekende persoon die zich via Instagram aan haar had gepresenteerd. De verdachte erkende de rekening te hebben geopend, maar stelde dat zij niet op de hoogte was van de criminele activiteiten die met deze rekening werden gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, na het blokkeren van haar eigen bankrekening, zelf naar de politie is gegaan om melding te maken van de situatie. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte willens en wetens de kans op witwassen had aanvaard. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003147-23
Uitspraak d.d.: 16 april 2025
Tegenspraak
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 30 juni 2023 met het parketnummer 18-045858-22 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 2 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof de verdachte schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf of maatregel en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het gerechtshof heeft verder kennisgenomen van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. E. van der Meer, hebben aangevoerd op de zitting in hoger beroep.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Het hoger beroep is gericht tegen het hierboven genoemde vonnis. In dat vonnis heeft de politierechter de verdachte ter zake van medeplichtigheid aan schuldwitwassen schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De politierechter heeft voorts de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
een of meer perso(o)n(en) in of omstreeks de maand augustus 20221, te [plaats 1] , in elk geval in de [gemeente 1] en/of een of meer ander(e) plaats(en) in Nederland (van) een voorwerp (te weten (een) grote hoeveelhe(i)d(en) geld), althans een of meer voorwerpen,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl die onbekend gebleven persoon wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) (te weten (een) grote hoeveelhe(i)d(en) geld) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de maand augustus 2021 te [plaats 2] , in elk geval in de [gemeente 2] , en/of een of meer ander(e) plaats(en) in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door in voornoemde periode ten behoeve van die een of meer voornoemde perso(o)n(en) een bankrekening te openen bij de Bunq bank, althans een bank, en/of de gegevens van die geopende rekening en de personalia van verdachte (te weten onder meer eentelefoonnummer, emailadres, woonadres en Burgerservicenummer) aan die een of meer voornoemde perso(o)n(en) door te geven.
Het gerechtshof zal in deze tenlastelegging het daarin opgenomen jaartal verbeterd lezen als 2021, aangezien de schrijfwijze van het in de tenlastelegging opgenomen jaartal een kennelijke vergissing van de opsteller van de tenlastelegging moet zijn geweest.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het gerechtshof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan haar ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het gerechtshof overweegt hierover het volgende.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft erkend dat zij een BUNQ-bankrekening heeft geopend voor een haar verder geheel onbekende persoon, die zich via Instagram aan haar presenteerde als [alias hoofddader] . Nadat haar eigen bankrekening bij ING geblokkeerd bleek te zijn heeft zij bij haar eigen bank geïnformeerd naar de reden daarvoor. Zij heeft toen ontdekt dat er iets mis was gegaan en zij is vervolgens zelf naar de politie gestapt om daarvan melding te doen.
Met de door de verdachte geopende BUNQ-rekening blijkt WhatsAppfraude te zijn gepleegd, waardoor aangever [benadeelde] , een tachtigplusser, voor meer dan honderdduizend euro is gedupeerd. Daarvan is negentienhonderdtachtig euro op de BUNQ-rekening beland die de verdachte geopend had.
Méér in het bijzonder heeft de verdachte op de zitting in hoger beroep het volgende verklaard over de gang van zaken, zakelijk weergegeven:
“Ik vind het verschrikkelijk hoe het toen is gelopen. Ik was toen, door het overlijden van mijn vriend, in een situatie waarin ik beïnvloedbaar was. Ik heb daarvoor toen EMDR-sessies gehad.
Ik kende [alias hoofddader] niet. Ik had zo mijn twijfels bij zijn verhaal over het deelnemen aan een Bitcoin-traject van hem. Hij wilde daartoe een betaalpas van mij. Dat wilde ik niet. Ik was bang dat hij dan iets raars zou doen met mijn ING-rekening.
Toen het daarna in het contact met hem via Instagram alleen ging om het openen van een bankrekeningnummer, had ik die twijfel niet. Dat het niet om een fysieke betaalpas ging, maar om een digitale bankrekening maakte voor mij het verschil dat ik niet twijfelde.
De BUNQ-rekening had namelijk verder niets te maken met mijn ING-rekening.
Ik had het aanvankelijk door [alias hoofddader] aan mij voorgelegde traject met de betaalpas besproken met een goede vriend van mij. Ik heb het traject van het openen van de BUNQ-rekening verder niet met iemand besproken. Ik zag daar het kwaad niet van in. Ik heb daar toen niet goed bij nagedacht. Ik was in de veronderstelling dat de BUNQ-rekening zou worden gebruikt voor het Bitcoin-traject waarover [alias hoofddader] mij had bericht. Ik heb er niet bij stilgestaan dat de door mij geopende BUNQ-rekening ook op de manier zoals in deze zaak naar voren is gekomen kon worden gebruikt. Ik wist er zelf niet van dat zoiets bestond.
Dat [alias hoofddader] mij door de stappen heen begeleidde om de BUNQ-rekening te openen zag ik als iets dat ik gewoon moest doen, om het geld dat aan mij beloofd was door [alias hoofddader] te verdienen. Het opgeven van mijn persoonsgegevens aan [alias hoofddader] was volgens mij nodig om de BUNQ-rekening te kunnen openen. Ik kon de door [alias hoofddader] beloofde verdienste toen wel goed gebruiken.”
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gesteld dat bij de door de verdachte geschetste gang van zaken alle seinen voor haar op rood of op oranje behoorden te staan en dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan schuldwitwassen.
Het bewijsverweer van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft het eerlijke verhaal verteld en heeft al haar (Instagram-)correspondentie met [alias hoofddader] overhandigd aan de politie. Bij de in de tenlastelegging bedoelde onbekend gebleven persoon is schuldwitwassen een gepasseerd station. Die heeft zich schuldig gemaakt aan opzetwitwassen, gelet op de vele verschillende rekeningen en verschillende bedragen waar het in het strafdossier om gaat. Het opzet van de verdachte was niet gericht op dat opzetwitwassen van de onbekend gebleven persoon en dat moet leiden tot vrijspraak, aldus de verdediging. Daarbij heeft de verdediging gewezen naar het arrest van het gerechtshof van 8 september 2023, parketnummer 21-004293-22. In die zaak is de verdachte vrijgesproken van opzetwitwassen. Het gaat daar in wezen om exact dezelfde feiten en omstandigheden. Het enige verschil is dat het om een andere aangever gaat, aldus de verdediging.
Het oordeel van het gerechtshof
De hierboven weergegeven verklaring van de verdachte komt overeen met hetgeen zij eerder heeft verklaard over de zaak, in het verhoor bij de politie en op de zitting van de politierechter. De verklaring oogt daarnaast authentiek. Het gerechtshof acht deze verklaring van de verdachte daarom geloofwaardig en gaat uit van de door haar geschetste gang van zaken.
Daarnaast is het volgende van belang. De hoofddader, die zich aan de verdachte heeft gepresenteerd als [alias hoofddader] , kon niet worden opgespoord door de politie.
Die persoon is in de tenlastelegging aangeduid als “die onbekend gebleven persoon”. Evenals de verdediging stelt het gerechtshof - op basis van de inhoud van het strafdossier - vast dat deze in de tenlastelegging bedoelde onbekend gebleven persoon zich schuldig heeft gemaakt aan
opzetwitwassen.
Voor medeplichtigheid aan opzetwitwassen is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op het verschaffen van de middelen en inlichtingen als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 2º van het Wetboek van Strafrecht (in dit geval het openen van de bankrekening en het de verstrekken van de gegevens met betrekking tot die bankrekening), maar ook dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf opzetwitwassen. In het arrest van 18 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:385) overwoog de Hoge Raad dat de enkele vaststelling dat een verdachte zijn bankrekening tegen een vergoeding aan een ander ter beschikking heeft gesteld onvoldoende is voor het bewijs van medeplichtigheid aan oplichting. Daarvoor is een nadere motivering vereist.
Het gerechtshof kan aangaande het eventuele opzet van de verdachte op het witwassen niet méér vaststellen dan dat de verdachte de bankrekening opende en de gegevens ter beschikking stelde. Daar komt nog bij dat uit het onderzoek op de zitting naar voren is gekomen dat de verdachte ten tijde van het aan haar ten laste gelegde feit niet in staat was volledige en juiste afwegingen te maken, omdat zij er op dat moment vanwege een traumatische ervaring mentaal volledig doorheen zat. Hiervoor stond zij ook onder behandeling bij een psycholoog. Tegen deze achtergrond bezien kan niet met voldoende mate van zekerheid vastgesteld worden dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door haar gedragingen witwashandelingen zouden worden gepleegd.
Contra-indicaties voor de aanname dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld volgen daarnaast uit het feit dat de verdachte direct naar de politie is gegaan toen zij erachter kwam dat haar bankrekening was geblokkeerd en dat zij, nadat ze alle gegevens van de bankrekening had gestuurd aan de onbekend gebleven persoon, deze persoon berichten heeft gestuurd waaruit blijkt dat ze ook toen nog in de veronderstelling was dat ze hiervoor een vergoeding zou krijgen.
Dit dient te leiden tot vrijspraak.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade en de wettelijke rente. De benadeelde partij is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering en onverkort opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
De verdachte is vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van de strafzaak door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M.E. de Boer, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 16 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. De Wit is buiten staat dit arrest te ondertekenen.