In deze zaak gaat het om een geschil tussen buren over het gebruik van een voetpad en de plaatsing van een schutting. De appellanten, bewoners van [adres] 62, hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd geoordeeld dat de geïntimeerden, bewoners van [adres] 66, door bevrijdende verjaring een erfdienstbaarheid van overpad hebben verkregen. De rechtbank oordeelde ook dat de geïntimeerden onrechtmatig hebben gehandeld door een schuttingdeel op het erf van de appellanten te plaatsen. De appellanten vorderen in hoger beroep dat de eerdere vorderingen alsnog worden toegewezen, terwijl de geïntimeerden willen dat het hof bevestigt dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan. Het hof heeft de zaak behandeld en bepaald dat de geïntimeerden moeten bewijzen dat zij het recht van overpad vóór 6 februari 2002 onafgebroken hebben gebruikt. De zaak is complex door de verschillende argumenten over de plaatsing van de schutting en het gebruik van het voetpad. Het hof heeft de getuigenverhoren aangekondigd om de feiten verder te onderzoeken.