Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarbij een bewind was ingesteld over de goederen van de verzoeker. De verzoeker, geboren in 1938, huurt een appartement en ontvangt zorg van een stichting. De stichting had verzocht om beschermingsbewind en mentorschap voor de verzoeker, wat door de kantonrechter was toegewezen. De verzoeker was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2025 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt herhaald dat hij geen beschermingsbewind wenst. Hij stelt dat hij in staat is zijn financiële zaken zelf te regelen met hulp van een goede kennis. Het hof heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat de verzoeker als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.