ECLI:NL:GHARL:2025:300

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
200.348.630
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep tegen verstekvonnis

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een verstekvonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitgesproken op 10 juli 2024. Het hof heeft [appellant] de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de ontvankelijkheid in het hoger beroep. [appellant] heeft op 17 december 2024 een akte ingediend, waarin hij stelt dat hij ontvankelijk is omdat hij op 2 oktober 2024 verzet heeft aangetekend bij de rechtbank. Hij betoogt dat het verstekvonnis niet rechtsgeldig is, omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is en niet in Nederland was tijdens de procedure.

Het hof oordeelt dat op grond van artikel 335 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen hoger beroep openstaat tegen een veroordeling bij verstek. [appellant] heeft verzet willen aantekenen, maar dit is niet gedaan bij exploot van dagvaarding, zoals vereist door artikel 143 Rv. Het hof volgt [appellant] niet in zijn argumenten en concludeert dat de omstandigheden van taalvaardigheid en verblijf in het buitenland niet leiden tot ontvankelijkheid in het hoger beroep.

Het hof verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep en veroordeelt hem tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde]. De advocaatkosten worden begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de rechters H.L. Wattel, M. Schoemaker en G.A. Diebels en is openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.348.630
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 315858
arrest van 21 januari 2025
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde
hierna: [appellant]
advocaat: mr. G.A.M.F. Galjé-Deckers
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats2]
en bij de rechtbank optrad als eiser
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. M.H.J. van Riessen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het verstekvonnis dat de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank) op 10 juli 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. [appellant] is door het hof in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in het hoger beroep. [appellant] heeft de voornoemde akte op 17 december 2024 genomen. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

2.1.
Blijkens het vonnis van de rechtbank is [appellant] in de procedure bij de rechtbank niet verschenen en is verstek tegen hem verleend, wat verder niet ter discussie staat. Artikel 335 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat tegen een veroordeling bij verstek geen hoger beroep openstaat. De gedaagde kan alleen in verzet komen van het verstekvonnis (artikel 140 lid 1 Rv). Dit zou betekenen dat [appellant] niet-ontvankelijk is in dit hoger beroep. [appellant] stelt echter dat hij wel ontvankelijk is, omdat hij op 2 oktober 2024 verzet heeft aangetekend bij de rechtbank, maar dat verzet door de rechtbank niet is erkend. [appellant] is de Nederlandse taal niet machtig en was niet in Nederland toen de procedure bij de rechtbank speelde. De dagvaarding is daarom niet aan hem in persoon betekend, aldus [appellant] . Toen hij een kopie ontving van het vonnis, heeft hij verzet aangetekend. Omdat hij wel bedoeld heeft verzet aan te tekenen, zou het volgens [appellant] in strijd zijn met het recht op een eerlijk proces c.q. de redelijkheid en billijkheid om hem niet-ontvankelijk te verklaren in hoger beroep.
2.2.
Het hof volgt [appellant] hierin niet. Op grond van artikel 143 Rv moet het verzet worden gedaan bij exploot van dagvaarding. [appellant] heeft verzet willen aantekenen met zijn ‘verweer’ dat hij op 2 oktober 2024 per e-mail heeft gestuurd aan het e-mailadres: info.denhaag@rechtspraak.nl. Vaststaat dat het verzet niet bij exploot van dagvaarding is gedaan. Dat het door [appellant] aangetekende verzet door de rechtbank kennelijk niet is erkend ( [appellant] licht die stelling helemaal niet toe), brengt niet mee dat [appellant] nu ontvankelijk is in hoger beroep van het verstekvonnis.
2.3.
De omstandigheden dat [appellant] de Nederlandse taal niet machtig is en niet in Nederland was toen de procedure bij de rechtbank speelde, leiden evenmin tot het oordeel dat [appellant] ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Hij heeft in dat licht niet duidelijk gemaakt waarom bijvoorbeeld het inschakelen van (juridische) hulp voor hem niet mogelijk was. Naar het oordeel van het hof zijn er door [appellant] verder geen andere omstandigheden aangedragen die een uitzondering op artikel 335 lid 1 Rv rechtvaardigen. Het recht op een eerlijk proces en/of de redelijkheid en billijkheid vormen in deze situatie geen argumenten om [appellant] ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
De conclusie
2.4.
Het hof zal [appellant] niet-ontvankelijk verklaren in hoger beroep. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellant] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. De advocaatkosten aan de zijde van [geïntimeerde] worden begroot op nihil.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in hoger beroep;
3.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 798,- aan griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, M. Schoemaker en G.A. Diebels en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
21 januari 2025.