In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 28 april 2023. De zaak betreft een beroep wegens niet tijdig beslissen door de heffingsambtenaar van de gemeente Soest. Belanghebbende had op 28 februari 2019 bezwaar gemaakt tegen verschillende beschikkingen van de heffingsambtenaar, maar ontving geen tijdige beslissing. Na een reeks van juridische stappen, waaronder een beroep bij de rechtbank, heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft geoordeeld dat de Rechtbank terecht het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk heeft verklaard, maar dat de heffingsambtenaar wel verplicht was om te beslissen op de verzoeken van belanghebbende. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar na het instellen van beroep alsnog gedeeltelijk aan de verzoeken van belanghebbende heeft voldaan, maar dat de Rechtbank de heffingsambtenaar ten onrechte niet heeft veroordeeld in de proceskosten. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover het de proceskosten betreft en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 2.721 aan proceskosten aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan.