In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een man en een vrouw die in hoger beroep zijn gegaan na een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De partijen, die in 2009 in Israël zijn getrouwd en sinds 2016 de Nederlandse nationaliteit hebben, hebben twee minderjarige kinderen. De man heeft op 16 augustus 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend, en het huwelijk is op 10 mei 2024 ontbonden. De rechtbank heeft in haar beschikking de echtscheiding uitgesproken en de vrouw het recht gegeven om in de woning te blijven wonen tot zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De man is in hoger beroep gegaan met zeven grieven, voornamelijk gericht op de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, terwijl de vrouw in incidenteel hoger beroep is gegaan met tien grieven. Het hof heeft de grieven besproken en geconcludeerd dat zowel schenkingen als een erfenis in de gemeenschap van goederen zijn gevallen, omdat er geen uitsluitingsclausule was gemaakt. Het hof heeft ook geoordeeld dat de vrouw recht heeft op de 'Ketubah', een schuldbrief die bedoeld is om haar financieel te ondersteunen na de scheiding. De behandeling van de zaak is aangehouden voor verdere informatie over de Ketubah, en partijen zijn verzocht een deskundige voor te dragen. De beslissing van het hof houdt in dat de mondelinge behandeling op een later tijdstip zal worden voortgezet.