ECLI:NL:GHARL:2025:3455

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
200.353.989/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking in een familiezaken geschil

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de werking van een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De vader, vertegenwoordigd door mr. S.A. Ray, verzocht om schorsing van de beschikking die aan de moeder, vertegenwoordigd door mr. S.A. van den Broek, vervangende toestemming verleende om met de kinderen te verhuizen en hen in te schrijven op een basisschool in een andere plaats. De vader stelde dat hij een groter belang had bij schorsing dan de moeder bij handhaving van de huidige situatie, omdat hij vreesde voor een voldongen feit en de kinderen een gelijkwaardige rol in hun leven met beide ouders moesten hebben. De moeder voerde verweer en stelde dat haar belang en dat van de kinderen bij afwijzing van het verzoek zwaarder weegt, vooral omdat zij een nieuwe woning had gekocht en de kinderen daar een eigen kamer zouden krijgen. Het hof oordeelde dat de vader onvoldoende feiten had aangevoerd om zijn verzoek te onderbouwen en dat de belangen van de moeder en de kinderen zwaarder wogen. Het hof wees het verzoek tot schorsing af en verklaarde de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Tevens werd het verzoek van de moeder om de vader in de proceskosten te veroordelen afgewezen, omdat er geen misbruik van recht was aangetoond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.353.989/02
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 582035 en 582779)
beschikking van 5 juni 2025 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.A. Ray,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.A. van den Broek.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 januari 2025, (hierna: de bestreden beschikking) uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
In deze beschikking heeft de rechtbank,
voor zover hier van belang:
  • aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen, mits de netto reisafstand van haar nieuwe woning tot de woning van de vader maximaal vijf minuten langer is dan deze nu is;
  • aan de moeder vervangende toestemming verleend voor inschrijving van de kinderen op een basisschool in [woonplaats2] of [plaats1] en
  • totdat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vier jaar worden, de volgende zorgregeling, waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader zijn, vastgesteld:
  • om het weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur en elke woensdag van 10.00 uur tot 16.00 uur en
  • eenmaal in het voorjaar, twee keer in de zomer en eenmaal in het najaar in de week voorafgaand aan het reguliere weekend dat zij bij de vader verblijven, van woensdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur. waarbij de ouders in onderling overleg afstemmen in welke weken dit plaatsvindt.
De rechtbank heeft deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift tevens houdende een verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 30 april 2025;
  • het verweerschrift in het verzoek tot schorsing met producties;
  • een journaalbericht van de vader van 7 mei 2025 met een begeleidend schrijven van dezelfde datum.
2.2
De mondelinge behandeling van het verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking heeft op 20 mei 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2021, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2021.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.
3.2
Bij arrest van 23 januari 2024 heeft dit hof als voorlopige zorgregeling vastgesteld dat de kinderen om het weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur en elke woensdag van 10.00 uur tot 16.00 uur bij de vader verblijven.

4.De motivering van de beslissing

Verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen
4.1
In zijn brief van 7 mei 2025 verzoekt de vader het hof om voorlopige voorzieningen te treffen, inhoudende dat:
  • aan hem vervangende toestemming wordt verleend om de kinderen te (her)inschrijven op basisschool [naam1] , [naam2] of [naam3] in [plaats2] ;
  • een tijdelijke zorgregeling wordt bepaald waarbij de kinderen bij vader verblijven in de even weken van woensdag 10:00 tot zondag 18:00 en in de oneven weken de huidige regeling wordt aangehouden, maar met een extra nacht (dus van woensdag 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur).
4.2
Ingevolge artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. De wet en de aard van de verzoekschriftprocedure verzetten zich niet tegen overeenkomstige toepassing van artikel 223 Rv op verzoekschriftprocedures. Het hof wijst in dit kader op de uitspraak van de Hoge Raad van 5 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3533).
4.3
Een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kan worden gedaan bij verzoek- of verweerschrift in de hoofdzaak of bij een afzonderlijk incidenteel verzoekschrift. De vader heeft zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening neergelegd in een brief, dus niet in een verzoekschrift dan wel verweerschrift. Dat betekent dat het verzoek van de vader niet voldoet aan de daarvoor gestelde eisen. Dit leidt tot de conclusie dat de vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen.
Schorsing werking bestreden beschikking
4.4
De vader verzoekt het hof schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover het de onder 1. genoemde beslissingen betreft. De moeder voert hiertegen gemotiveerd verweer.
4.5
Hoger beroep schorst de werking van de beschikking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, Rv kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
4.6
In een geval als dit, waarbij de uitvoerbaarheid bij voorraad niet is gemotiveerd, geldt het volgende beoordelingskader. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen, als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing.
4.7
De vader legt aan zijn verzoek tot schorsing van de bestreden beschikking ten grondslag dat hij een groter belang heeft bij schorsing dan de moeder bij handhaving van de huidige situatie. De vader vreest namelijk dat als de werking van de bestreden beschikking niet wordt geschorst hij voor een voldongen feit wordt geplaatst. De vader voert in dit kader aan dat partijen tijdens hun relatie hebben afgesproken dat zij en dus ook hun kinderen, in [plaats2] zouden gaan wonen en de kinderen daar naar school zouden gaan. De kinderen moeten uiterlijk in week 34 worden aangemeld voor de basisschool. Daarnaast vindt de vader dat de huidige zorgregeling moet worden geschorst, want met de huidige zorgregeling heeft de moeder elke dag meer tijd om met manipulatief gedrag de loyaliteit van de kinderen verder te internaliseren. Gelet op de leeftijd van de kinderen kunnen zij ook niet voor zichzelf opkomen. Er moet volgens de vader een zorgregeling worden vastgesteld waarbij beide ouders een gelijkwaardige rol in het leven van de kinderen hebben.
4.8
De moeder voert verweer in het verzoek tot schorsing. In de kern komt het verweer van de moeder er op neer dat haar belang en dat van de kinderen bij afwijzing van het verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking zwaarder weegt dan het belang van de vader bij toewijzing van dat verzoek. De moeder heeft haar huidige woning (een appartement) inmiddels verkocht en een nieuwe, veel ruimere, woning aangekocht. De kinderen zullen daar een eigen kamer kunnen krijgen. Daarnaast heeft de moeder een contract afgesloten om haar nieuwe woning uitgebreid te renoveren. Als het verzoek tot schorsing wordt toegewezen, dan kan de moeder die contracten niet meer nakomen en zal zij daardoor aanzienlijk financieel nadeel lijden.
4.9
Het hof is van oordeel dat de vader onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om de conclusie te rechtvaardigen dat hij een groter belang heeft bij schorsing van de werking van de beschikking dan de moeder bij uitvoering ervan.
4.1
Uit zijn beroepschrift en de toelichting op de mondelinge behandeling is voor het hof duidelijk dat de vader het inhoudelijk niet eens is met meerdere beslissingen van de rechtbank. Dat alleen is echter geen reden voor schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking. De kans van slagen van het hoger beroep dient immers buiten beschouwing te blijven.
Het hof neemt verder in aanmerking dat de moeder het grootste deel van de verzorging en opvoeding van de kinderen draagt en dat zij daarmee de hoofdverzorger van de kinderen is. Daarmee moet de moeder in de gelegenheid worden gesteld om als eerste de belangen van de kinderen te dienen. Anders dan de vader aanvoert, is op geen enkele wijze gebleken dat de moeder de belangen van de kinderen niet op een verantwoorde wijze behartigt. Het hof is daarom van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de situatie thans blijft, zoals die nu is totdat in de hoofzaak wordt beslist. Dit geldt temeer nu de zorgregeling al sinds 2023 loopt. Niet is gebleken dat deze zorgregeling niet in het belang van de kinderen is. Het hof neemt tot slot in aanmerking dat in eerste aanleg een raadsonderzoek is gelast, waarbij de zorgregeling vanaf november 2025 aan de orde is. Het hof is van oordeel dat de uitkomsten van dit onderzoek moeten worden afgewacht, zeker ook omdat in dit onderzoek ook de opvoedingsvaardigheden van de vader zullen worden onderzocht.
4.11
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking wordt afgewezen.
Proceskostenveroordeling
4.12
De moeder verzoekt het hof om de vader te veroordelen in de proceskosten van deze procedure, omdat de vader weigert in onderling overleg tot redelijke afspraken te komen. Daarnaast is de vader volgens de moeder kapitaalkrachtig genoeg om steeds opnieuw procedures te starten, waardoor de moeder met kosten wordt geconfronteerd. De moeder vindt het onredelijk dat zij voor deze kosten opdraait. Er was bovendien geen enkele noodzaak om deze procedure te starten.
4.13
Het hof zal het verzoek van de moeder om de vader in de proceskosten te veroordelen afwijzen. Partijen zijn het sinds het verbreken van hun relatie niet eens over de vraag wat het meest in het belang van de kinderen is. Meer concreet zijn partijen het niet eens over de vraag waar de kinderen zullen gaan wonen, waar zij naar school zullen gaan en welke zorgregeling in hun belang is. Het hof is niet gebleken dat de vader misbruik van recht heeft gemaakt dan wel dat de vader nodeloos heeft geprocedeerd door deze verschillen aan inzicht, die door beide partijen als ingrijpend worden ervaren, aan de rechter in hoger beroep ter beoordeling voor te leggen.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen;
wijst het verzoek van de vader om de werking van de bestreden beschikking te schorsen af;
wijst het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de proceskosten in het verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en K. Hermsen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 5 juni 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.