ECLI:NL:GHARL:2025:3618

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
200.354.462
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg in het kader van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een terbeschikkinggestelde. De betrokkene, geboren in 1968, verblijft in een beschermde woonvorm en wordt bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.M. Breukink. Het hof heeft in eerdere procedures, waaronder een tussenbeslissing op 13 februari 2025, vastgesteld dat het noodzakelijk is om de mogelijkheden voor een zorgmachtiging te onderzoeken. De advocaat-generaal heeft het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen, omdat het gebruik van libido-remmende medicatie en verblijf in de woonvorm essentiële onderdelen zijn van het risicomanagement, die niet kunnen worden afgedwongen via een zorgmachtiging. Het hof concludeert dat de Wvggz onvoldoende basis biedt voor het afdwingen van deze zorgvormen, aangezien de betrokkene ook de vrijheid heeft om te verhuizen en niet consistent is in zijn medicatietrouw. De beslissing van de rechtbank Gelderland om de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar is bevestigd, en het verzoek tot zorgmachtiging is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Zittingsplaats Arnhem
Afdeling Strafrecht
Zaak-/ rekestnummer: 200.354.462
Verzoekschrift voor de afgifte van een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz) juncto artikel 6:5, aanhef en onderdeel a, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
ten aanzien van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
verblijvende bij beschermde [woonvoorziening] te [plaats] ,
bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem,
hierna te noemen: betrokkene
.

1.Procesverloop

1.1.
Gedurende de behandeling van de verlengingsprocedure van de terbeschikkingstelling van betrokkene in beroep heeft het hof op 13 februari 2025 mede naar aanleiding van de pro Justitia rapportage van psychiater I. Maksimovic van 10 mei 2024 een tussenbeslissing gewezen. Deze beslissing houdt samengevat in dat het hof het noodzakelijk acht dat door het openbaar ministerie de (on-)mogelijkheden worden onderzocht van het verlenen van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz), dan wel van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd). Hierop heeft de officier van justitie een onderzoek gestart naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz.
Het hof heeft ontvangen:
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur [naam] van 15 juli 2024;
  • de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 16 augustus 2024, inhoudende de afwijzing van het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging;
  • de zorgkaart van 1 april 2025;
  • het zorgplan/ behandelplan van betrokkene, opgemaakt op 7 april 2025 door psychiater R. Veltkamp ;
  • de medische verklaring van psychiater [naam] van 15 april 2025;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur [naam] van 23 april 2025;
  • het verzoekschrift zorgmachtiging met toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg van de officier van justitie van 12 mei 2025.
Verder zijn bij de beoordeling van het afgeven van een zorgmachtiging van belang:
  • het proces-verbaal van de zitting van dit hof van 30 januari 2025 en de tussenbeslissing van 13 februari 2025;
  • de pro Justitia rapportage van psychiater I. Maksimovic van 9 mei 2025;
  • de reclasseringsrapportages van 7 oktober 2024 en 16 januari 2025 en de e-mails van de reclassering van 16 januari 2025 en 7 mei 2025;
  • de overige inhoud van het dossier.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 mei 2025 in het gebouw van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, ter zitting van de kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechtelijke organisatie.
Op deze zitting is tevens behandeld het beroep van betrokkene tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 16 augustus 2024 om – kort gezegd – de maatregel van terbeschikkingstelling van betrokkene te verlengen met een jaar (TBS 24/370).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • betrokkene;
  • de raadsvrouw van betrokkene, mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem;
  • de advocaat-generaal, mr. Z. Rajcevic;
  • de deskundige R. Veltkamp , psychiater en zorgverantwoordelijke van betrokkene bij [instelling] .

2.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft het hof verzocht het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging af te wijzen. Uit de rapportage van psychiater Maksimovic volgt dat zowel het behoud van de woonvoorziening als het blijven innemen van de libido-remmende medicatie een essentieel onderdeel van het risicomanagement is. Deze essentiële pijlers waarop het risicomanagement steunt, kunnen niet worden geborgd met een zorgmachtiging. Als betrokkene na beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling niet langer wenst te verblijven bij zijn huidige woonvoorziening, is hij onder het regime van een zorgmachtiging vrij om te gaan. Ook kan het toedienen/innemen van de libido-remmende medicatie niet worden afgedwongen door middel van een zorgmachtiging. In de Wvggz is geen bepaling opgenomen die specifiek ziet op gedwongen libido-remmende medicatie. Wel voorziet de Wvggz in artikel 3:2, lid 2, onder a, in het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg, maar dit betreft alleen die medicatie die behandeling van een psychische stoornis, dan wel behandeling van een somatische aandoening tot doel heeft.
Voor andere gevallen van ernstig nadeel (genoemd in artikel 1:1 lid 2 Wvggz) dán een aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade (vergelijk ECLI:NL:HR:2022:1850) biedt de Wvggz niet de vereiste duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag om een inbreuk op de grondrechten van betrokkene te rechtvaardigen. Omdat het onder dwang toedienen van libido-remmers niet dient ter afwending van dreigende ernstige gezondheidsschade van betrokkene, kan het toedienen van libido-remmers niet binnen een zorgmachtiging worden afgedwongen met verplichte zorg. Dit betekent dat in dit geval een zorgmachtiging niet kan voorzien in de verplichte zorgvormen die nodig zijn om de huidige zorgprothese, en daarmee de basis voor het risicomanagement, in stand te houden. Daarom dient het verzoekschrift te worden afgewezen.

3.Standpunt van psychiater Veltkamp

De zorgmachtiging is in de kern bedoeld voor andersoortige problematiek dan die van betrokkene. In het kader van een zorgmachtiging kan de huidige woonplek bij de beschermde woonvorm [woonvoorziening] niet “afgedwongen” worden. De ambulante zorg kan wel worden opgenomen in de zorgmachtiging en kan vanuit het Forensische FACT (Functional Assertive Community Treatment) team (ForFact) van [instelling] worden verzorgd. ForFact is echter gericht op zorg en niet op het controleren van gegevensdragers en/of telefoons. Verder is het niet gebruikelijk om binnen de Wvggz mensen gedwongen libido-remmende medicatie op te leggen. Het is ook de vraag of dat wel kan. Deze medicatie is echter wel noodzakelijk om het recidiverisico voor de maatschappij zo laag mogelijk te houden. De vraag is of betrokkene bij een zorgmachtiging bereid blijft zijn medicatie in te nemen. Weliswaar heeft betrokkene gezegd dat hij dit wil, maar hij is daarin niet consistent. Zo heeft hij gezegd dat als hij een relatie krijgt, hij niet weet of hij zijn medicatie nog wil blijven innemen.

4.Standpunt van betrokkene

De betrokkene wil een beëindiging van de terbeschikkingstelling. Hij heeft het naar zijn zin bij [woonvoorziening] , heeft daar 24-uurs begeleiding en heeft er vrede mee om daar te blijven wonen nadat de terbeschikkingstelling is geëindigd. Hij krijgt de steun die hij nodig heeft binnen [woonvoorziening] en van [instelling] . De reclassering ziet hij bijna niet. Hij werkt mee, blijft zijn medicatie trouw innemen en heeft dagbesteding die hij graag wil voortzetten. Zowel de reclassering als psychiater Maksimovic staan achter het advies om de terbeschikkingstelling te beëindigen. Psychiater Maksimovic heeft dat in zijn rapport van 9 mei 2025 als volgt geformuleerd:
“Gelet op de feitelijke houding van betrokkene, gelet op de verschuiving die in zijn denken in de afgelopen periode is ontstaan (het besef dat er geen goed alternatief is voor de huidige woonsetting) en het gegeven dat betrokkene adviezen vanuit zijn professionele omgeving opvolgt, is de indruk dat de huidige zorgprothese intact zou blijven ook na afloop van de TBS-maatregel. Onder deze omstandigheden acht ondergetekende het verantwoord om de maatregel
TBS, waarvan het bevel tot verpleging voorwaardelijk is beëindigd, niet te verlengen, wel
met een gelijktijdige oplegging van een zorgmachtiging krachtens de Wet verplichte Geestelijke
Gezondheidszorg. Een zorgmachtiging is nodig om de ambulante zorg vanuit [instelling]
optimaal te waarborgen in de overgangsperiode na afloop van de TBS-maatregel”.
De betrokkene staat hier helemaal achter. Hij wil zijn libido-remmende medicatie vrijwillig blijven nemen ook als dit niet afgedwongen kan worden binnen het kader van een zorgmachtiging. De risico’s die er nog zijn worden voldoende gedekt. De raadsvrouw heeft verzocht het verzoek toe te wijzen.

5.Beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een autismespectrumstoornis en een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type. Ook is er sprake van cognitief en intellectueel functioneren op een laag begaafd niveau.
5.2.
Deze stoornissen leiden bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het risico op recidive (seksueel misbruik minderjarigen), en maatschappelijke teloorgang.
5.3.
Om ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
5.4.
In de medische verklaring is vermeld dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat in de huidige context met toezicht, begeleiding door [instelling] , de beschermende woonvorm en gebruik van libido-remmende medicatie.
5.5.
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of de libido-remmende medicatie kan worden opgenomen in en afgedwongen worden door een zorgmachtiging op grond van de Wvggz.
Het toepassen van dwangmedicatie, die ziet op het remmen van het libido, levert een grote inbreuk op de lichamelijke integriteit en het privéleven van betrokkene op. De onaantastbaarheid van het lichaam en het recht om over het eigen lichaam te beschikken wordt beschermd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze rechten zijn echter niet absoluut: zij kunnen beperkt worden als dat noodzakelijk is in een democratische samenleving in het belang van, onder meer, de bescherming van de gezondheid en de rechten en vrijheden van anderen (artikel 8 lid 2 EVRM). Daartoe is vereist dat de beperking bij wet is voorzien, en voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Het vereiste dat de beperking bij wet is voorzien, houdt mede in dat de beperking daaruit met een in de gegeven omstandigheden redelijke mate van voorzienbaarheid voortvloeit.
Artikel 3:2 Wvggz bevat een limitatieve opsomming van vormen van verplichte zorg, maar daarin staat niet met zoveel woorden dat het verplicht gebruik van libido-remmende middelen als een vorm van verplichte zorg kan worden beschouwd. Ook uit de toelichting op de Wvggz blijkt niet of artikel 3:2 lid 2 Wvggz beoogt een vergaande maatregel als verplicht gebruik van libido-remmende middelen als vorm van verplichte zorg toe te staan. Wel voorziet de Wvggz in artikel 3:2, lid 2, onder a, als vorm van verplichte zorg: “
het toedienen van medicatie, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening”.
Het gebruik van libido-remmende middelen dient niet primair ter afwending van ernstig nadeel voor betrokkene zelf, maar ter afwending van ernstig nadeel voor anderen. In dat laatste geval biedt de Wvggz, gelet op het ingrijpende karakter van het gebruik van libido-remmende middelen op de persoonlijk levenssfeer van betrokkene, naar het oordeel van het hof onvoldoende basis voor afdwingen van het (blijvend) gebruik daarvan als onderdeel van een zorgmachtiging.
Daarnaast kan in het kader van een zorgmachtiging verblijf bij de beschermde woonvorm [woonvoorziening] in [plaats] , waar betrokkene thans verblijft, niet worden afgedwongen, omdat het geen accommodatie is als bedoeld in de Wvvgz.
Het blijvend innemen van de libido remmende middelen en het verblijf in een beschermende woonvorm zijn in dit geval essentiële onderdelen van het risicomanagement. Indien aan een of beide onderdelen geen of ontoereikend invulling kan worden gegeven, zal het recidiverisico oplopen.
De betrokkene is weliswaar thans medicatietrouw en heeft aangegeven dat hij op vrijwillige basis zijn depotmedicatie wil blijven gebruiken, maar dat is voor het hof onvoldoende. Betrokkene heeft immers ook eerder gezegd dat, als hij een relatie krijgt, hij niet weet of hij in die situatie zijn medicatie nog wil innemen. Verder heeft hij gezegd dat hij zich erbij neer heeft gelegd dat hij in zijn huidige woonvoorziening moet blijven, maar als hij van gedachten verandert, is hij bij een zorgmachtiging vrij om naar elders te vertrekken.
Een zorgmachtiging op grond van de Wvggz biedt daarom in dit geval geen toereikend alternatief kader voor de maatregel van terbeschikkingstelling.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal het hof in de eveneens heden te geven beslissing in het kader van de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling van betrokkene concluderen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen voortzetting van de maatregel van terbeschikkingstelling vereist en – met bevestiging van de beslissing van de rechtbank Gelderland van 16 augustus 2024 – de maatregel verlengen met een jaar.
5.7.
Het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging zal worden afgewezen.

6.Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M. Keppels als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. I. van Outheusden en drs. K.M. ten Brinck als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 28 mei 2025 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen de beschikking van dit gerechtshof staat voor betrokkene en advocaat-generaal beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen door een advocaat door middel van het indienen van een verzoekschrift bij de griffie van de Hoge Raad, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking.