In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant], die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, tegen Woonstichting Vechthorst, de verhuurster van zijn woning. De zaak betreft de ontruiming van de huurwoning van [appellant] na een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurster. De ontbinding vond plaats na een besluit van de burgemeester om de woning te sluiten vanwege ernstige verstoring van de openbare orde, veroorzaakt door [appellant]. Op 22 mei 2024 werd [appellant] aangehouden met een (mogelijk gevaarlijk) vuurwapen en een mes, wat leidde tot grote onrust in de buurt. De burgemeester besloot de woning voor drie maanden te sluiten, waarna de verhuurster de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbond. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de voorzieningenrechter die de ontruiming had toegewezen. Het hof oordeelt dat de ontruiming in de gegeven omstandigheden proportioneel is, ondanks de persoonlijke omstandigheden van [appellant]. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter, maar wijst de vordering tot ontruiming af omdat het spoedeisend belang van de verhuurster is komen te vervallen. Wel wordt [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.