ECLI:NL:GHARL:2025:4246

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
200.355.532/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omzetting van faillissement in een schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [de schuldenaar] om zijn faillissement om te zetten in een schuldsaneringsregeling. De rechtbank Noord-Nederland had eerder, op 28 mei 2025, het verzoek van [de schuldenaar] afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat [de schuldenaar], een alleenstaande man van 43 jaar met een Roma-achtergrond en analfabetisme, een schuldenlast van € 52.862,52 heeft. Het faillissement werd op 18 februari 2025 uitgesproken op verzoek van een schuldeiser, Hoist Finance AB. De rechtbank had geoordeeld dat [de schuldenaar] niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, en dat hij onvoldoende had aangetoond dat hij zijn financiële situatie onder controle had gekregen. In hoger beroep heeft het hof echter vastgesteld dat [de schuldenaar] sinds 18 maart 2025 onder beschermingsbewind staat en dat hij stappen heeft gezet om zijn financiële situatie te verbeteren. De curator heeft positief geadviseerd over het omzettingsverzoek, en het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden die hebben geleid tot de schulden niet langer aan [de schuldenaar] kunnen worden toegerekend. Het hof heeft daarom de hardheidsclausule toegepast en [de schuldenaar] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het faillissement is opgeheven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer 200.355.532/01
(zaaknummer rechtbank 242914 FT RK 25/246)
arrest van 10 juli 2025
inzake
[appellant] ,
die woont in [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen:
[de schuldenaar],
advocaat: mr. J. Veninga, die kantoor houdt in Leeuwarden.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

In een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 28 mei 2025 is het verzoek van [de schuldenaar] om het op 18 februari 2025 uitgesproken faillissement op te heffen en ten aanzien van hem de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken, afgewezen.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
In het beroepschrift, ontvangen door de griffie van het hof op 4 juni 2025, heeft [de schuldenaar] verzocht dit vonnis te vernietigen en alsnog het ten aanzien van hem uitgesproken faillissement op te heffen en te bepalen dat hij wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder:
- de brief met bijlage van 17 juni 2025 van mr. Veninga;
- de brief met bijlagen van 18 juni 2025 van de curator, [de curator] ;
- de brief met bijlagen van 25 juni 2025 van mr. Veninga;
- een e-mail met bijlage van 7 juli 2025 van de curator.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juli 2025, waarbij [de schuldenaar] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook waren aanwezig mevrouw [de curator] (hierna: de curator) en de heer [de beschermingsbewindvoerder] van [naam1] (hierna: de beschermingsbewindvoerder).

3.De beoordeling

De vaststaande feiten
3.1
[de schuldenaar] is een alleenstaande man van 43 jaar. [de schuldenaar] heeft een Roma-achtergrond en is analfabeet. [de schuldenaar] ontvangt een bijstandsuitkering, huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget van de gemeente Achtkarspelen.
3.2
De totale schuldenlast van [de schuldenaar] bedraagt € 52.862,52. De schulden zijn ontstaan, omdat [de schuldenaar] – mede gelet op zijn analfabetisme – geen zicht had op zijn financiële situatie.
3.3
Op 18 februari 2025 is het faillissement van [de schuldenaar] uitgesproken op verzoek van een schuldeiser, te weten Hoist Finance AB. [de schuldenaar] is daarbij niet verschenen op de mondelinge behandeling in raadkamer. De rechtbank heeft geconstateerd dat [de schuldenaar] wel deugdelijk was opgeroepen.
3.4
Naar aanleiding van het faillissement heeft de woningverhuurder (SWA) op grond van artikel 39 van de Faillissementswet (hierna: Fw) schriftelijk de huurovereenkomst opgezegd per 20 mei 2025. De woningverhuurder heeft [de schuldenaar] gesommeerd de woning te ontruimen en is daartoe een kort gedingprocedure gestart. De mondelinge behandeling is gepland op 27 augustus 2025.
3.5
Naar aanleiding van het faillissement en de huuropzegging is [de schuldenaar] op enig moment in beeld gekomen bij mevrouw [naam2] van het Gebiedsteam van de gemeente Achtkarspelen.
3.6
De curator heeft [de schuldenaar] doorverwezen naar Bureau Benedictus voor een omzettingsverzoek ex artikel 15b Fw. Op 26 februari 2025 heeft een intake plaatsgevonden bij Bureau Benedictus.
3.7
Bureau Benedictus en mevrouw [naam2] hebben [de schuldenaar] in contact gebracht met [naam1] . Op 4 maart 2025 heeft een intake plaatsgevonden voor de aanvraag van beschermingsbewind. Sinds 18 maart 2025 staat [de schuldenaar] onder beschermingsbewind.
3.8
Op schuldenlijst staan onder meer de volgende schulden:
- een schuld aan de Belastingdienst van in totaal € 22.308,-, waarvan € 5.499,- ziet op aanslagen van motorrijtuigenbelasting over de periode 2020 tot en met 2022;
- een schuld aan het CJIB van € 2.383,33, waarvan € 2.098,74 ziet op 14 WAHV-boetes die onder meer zien op snelheidsovertredingen en een ongeldige APK;
- een schuld van € 2.426,60 aan de Gemeente Achtkarspelen, die ziet op een onterecht ontvangen uitkering op grond van de Participatiewet in de periode van 4 september 2023 tot en met 23 november 2023 vanwege het niet doorgeven van inkomsten van de inwonende partner, mevrouw [naam3] . [de schuldenaar] en [naam3] zijn beide hoofdelijk aansprakelijk voor deze schuld;
- een schuld van € 167,50 aan Argos Drachten, omdat [de schuldenaar] heeft getankt zonder daarvoor te betalen.
Het oordeel van de rechtbank
3.9
De rechtbank heeft het verzoek van [de schuldenaar] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [de schuldenaar] ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden aan de Belastingdienst, het CJIB, de gemeente Achtkarspelen en Argos Drachten te goeder trouw is geweest. Ook het beroep op de hardheidsclausule slaagt niet. De rechtbank heeft overwogen dat de ingeschakelde hulp nog maar zeer recent betrokken is en dat niet voldoende is komen vast te staan dat het gedrag van [de schuldenaar] blijvend is veranderd.
Het beroep van [de schuldenaar]
3.1
kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. [de schuldenaar] is eerder terughoudend geweest in het aanvaarden van hulp, maar heeft nu het roer omgegooid. Sinds 18 maart 2025 staat hij onder beschermingsbewind. Daar heeft hij veel houvast aan, omdat hij vanwege zijn analfabetisme niet alle brieven en stukken kan doorgronden. [de schuldenaar] is op zoek naar een baan en ontvangt daarbij ondersteuning van de gemeente Achtkarspelen. Daarnaast heeft [de schuldenaar] thans geen auto meer in zijn bezit, waardoor er ook geen nieuwe verkeersboetes zullen ontstaan. [de schuldenaar] merkt daarbij op dat hij nooit moedwillig is doorgereden na het tanken zonder te betalen. Hij kwam er simpelweg achter dat hij geen geld bij zich had en heeft toen een schuldigverklaring getekend bij het benzinestation. [de schuldenaar] wil zijn financiële problemen aanpakken om zo een voorbeeld te zijn voor zijn zoon.
Het standpunt van de curator
3.11
De curator adviseert positief ten aanzien van het omzettingsverzoek. De schuldenlijst bestaat met name uit oude schulden die al lange tijd bestaan. Alle concurrente vorderingen zijn door gerechtsdeurwaarders ingediend, waardoor sprake is van een aanzienlijk bedrag aan incassokosten. In het faillissement is vrijwel geen sprake van activa die voor verhaal in aanmerking komen. De wettelijke schuldsaneringsregeling lijkt de enige optie voor de failliet om van zijn problematische schulden af te komen, aldus de curator. [de schuldenaar] heeft de afgelopen periode stappen gezet op grond waarvan een beroep op de hardheidsclausule gehonoreerd kan worden.
Het oordeel van het hof
- ten aanzien van de omzetting
3.12
Op grond van artikel 15b lid 1 Fw kan een gefailleerde de rechtbank verzoeken om omzetting van zijn faillissement in een schuldsaneringsregeling, (1) indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3 lid Fw geen verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of (2) indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar.
3.13
Uit het vonnis 18 februari 2025 blijkt dat het faillissement van [de schuldenaar] is aangevraagd door een schuldeiser. De tweede grond is daarom niet van toepassing in het geval van [de schuldenaar] . Het hof dient daarom te beoordelen of sprake is van omstandigheden die gemaakt hebben dat [de schuldenaar] geen verzoek om toelating heeft ingediend binnen de daarvoor geldende termijn en of die omstandigheden hem redelijkerwijs niet toe te rekenen zijn.
3.14
Indien een verzoek tot faillietverklaring een natuurlijke persoon betreft en hij geen verzoek heeft ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, wordt de schuldenaar door de griffier van de rechtbank per aantekende brief in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen na de dag van verzending van die brief alsnog een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen. Zolang die termijn nog niet verstreken is, zal geen uitspraak mogen worden gedaan op het verzoek tot faillietverklaring; de behandeling daarvan is geschorst (artikel 3 lid 1 en lid Fw). Blijkt niet (i) van het bestaan van een door de schuldenaar getekend bericht van ontvangst, of (ii) van een bericht van het postbedrijf waaruit kan worden afgeleid dat de schuldenaar heeft geweigerd het stuk in ontvangst te nemen dan wel (iii) heeft nagelaten het af te halen (na een op zijn adres achtergelaten bericht van aankomst), dan kan men redelijkerwijs niet oordelen dat de gefailleerde indiening van een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling achterwege heeft gelaten wegens hem toe te rekenen omstandigheden. [1]
3.15
Het hof stelt vast dat zowel [de schuldenaar] als de curator zich niet hebben uitgelaten over de formele vereisten voor omzetting zoals bedoeld in artikel 15b lid 1 FW. Uit het dossier is niet gebleken van een getekend bericht van ontvangst of een bericht van het postbedrijf dat de schuldenaar heeft geweigerd het stuk in ontvangst te nemen dan wel heeft nagelaten het af te halen. Alleen al op deze grond kan niet worden geoordeeld dat de gefailleerde de indiening van het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling achterwege heeft gelaten wegens hem toe te rekenen omstandigheden. Voor zover de brief [de schuldenaar] wel bereikt heeft, stelt het hof vast dat [de schuldenaar] de inhoud van deze brief niet heeft kunnen begrijpen gelet op zijn analfabetische. Naar het oordeel van het hof is een dergelijke omstandigheid ook niet toe te rekenen aan [de schuldenaar] . Daarmee is [de schuldenaar] ontvankelijk in zijn verzoek.
- ten aanzien van de toepassing van de schuldsaneringsregeling
3.16
Toelating tot de wettelijke schuldsanering in geval van omzetting kan verder slechts plaatsvinden indien onder meer is voldaan aan de voorwaarden aan artikel 288 Fw en, voorafgaand hieraan, indien bij het omzettingsverzoek een schriftelijke verklaring van de curator is gevoegd, waarin is vermeld dat de curator heeft onderzocht of de gefailleerde in kwestie aan zijn gezamenlijke schuldeisers een akkoord in de zin van artikel 138 Fw kan aanbieden. [2] De curator heeft via het formulier ‘checklist omzetting faillissement naar schuldsaneringsregeling’, ingevuld op 26 maart 2025, aan de rechtbank medegedeeld dat er geen reële mogelijkheden zijn voor het treffen van een buitengerechtelijke schuldregeling. Naar het oordeel van het hof is hiermee aan voornoemd vereiste voldaan.
3.17
Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub b Fw wordt het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Het ligt op de weg van de schuldenaar om dit met betrekking tot elk van de schulden aannemelijk te maken.
3.18
Het hof is van oordeel dat ook in hoger beroep niet aannemelijk is geworden dat [de schuldenaar] in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van zijn schuldsaneringsverzoek te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden. Dat oordeel zal hierna worden toegelicht.
3.19
Het hof stelt vast dat onder meer sprake is van een schuld van € 22.308,- aan de Belastingdienst, waarvan € 5.499,- ziet op onbetaalde motorrijtuigenbelasting, en een schuld aan het CJIB van € 2.098,74 ten aanzien van 14 WAHV-boetes die onder meer zien op snelheidsovertredingen. Dergelijke schulden worden in beginsel naar hun aard als niet te goeder trouw aangemerkt. Het hof ziet geen aanleiding om in dit geval tot een ander oordeel te komen. Uit de overgelegde overzichten en de verklaring van [de schuldenaar] ter zitting blijkt dat de schulden bovendien deels zijn ontstaan in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend.
3.2
Het hof is verder van oordeel dat ook de schuld van € 2.426,60 aan de Gemeente Achtkarspelen als niet te goeder trouw kan worden aangemerkt. Deze schuld is ontstaan, omdat [de schuldenaar] de inkomsten van zijn toenmalige partner mevrouw [naam3] in de periode van 4 september 2023 tot en met 23 november 2023 niet heeft doorgegeven aan de gemeente. De gemeente heeft daarom een deel van de teveel ontvangen uitkering teruggevorderd. [de schuldenaar] is verantwoordelijk voor het doorgeven van extra inkomsten, ook als dit inkomsten van zijn inwonende, niet-rechthebbende partner betreffen. Tot slot dient ook de schuld aan Argos Drachten als niet te goeder trouw worden aangemerkt, omdat [de schuldenaar] heeft getankt zonder daarvoor te betalen. [de schuldenaar] stelt dat hij zijn portemonnee was vergeten en dat hij daarom een schuldbekentenis heeft getekend. Nog los van het feit dat [de schuldenaar] daar geen stukken over heeft ingebracht, dient deze schuld als niet te goeder trouw worden aangemerkt. Het tekenen van een schuldbekentenis ontslaat [de schuldenaar] namelijk niet van de verplichting om, nadat hij zijn portemonnee weer in bezit heeft, alsnog te betalen aan het tankstation. Beide schulden zijn ontstaan in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend.
3.21
Het verzoek om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling kan, ondanks het feit dat zich, zoals in dit geval, een weigeringsgrond voordoet, ingevolge het bepaalde in artikel 288 lid 3 Fw toch worden toegewezen, als voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, onder controle heeft gekregen (de hardheidsclausule). Het gaat bij de toepassing van de hardheidsclausule om de oorzaak van de problematiek, welke oorzaak de schuldenaar aantoonbaar onder controle moet hebben gekregen en waarbij in het algemeen is vereist dat de schuldenaar een (persoonlijke) ontwikkeling heeft doorgemaakt die zich toont in het feit dat hij greep heeft gekregen op de omstandigheden die hem in financiële problemen hebben gebracht. Met andere woorden: er dient sprake te zijn van een bestendige gedragsverandering waardoor in redelijkheid kan worden aangenomen dat de problematiek zich niet zal herhalen, omdat de oorzaak daarvan is weggenomen.
3.22
Het hof overweegt in dit kader als volgt. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de financiële situatie van [de schuldenaar] op dit moment stabiel is. Als gevolg van zijn analfabetisme heeft [de schuldenaar] moeite om zijn weg te vinden in een maatschappij die voornamelijk is geënt op geschreven tekst. [de schuldenaar] heeft nooit overzicht gehad over zijn financiële situatie en had geen weet van de hoogte van zijn schulden. [de schuldenaar] heeft inmiddels hulp van verschillende instanties die hem ondersteunen op financieel gebied. De curator heeft de schuldenlast in kaart gebracht en [de schuldenaar] doorverwezen naar Bureau Benedictus voor schuldhulpverlening, die sinds februari 2025 actief betrokken is. Bureau Benedictus, en mevrouw [naam2] van het Gebiedsteam van de gemeente Achtkarspelen, hebben ervoor gezorgd dat [de schuldenaar] zich open heeft gesteld voor beschermingsbewind en hebben daartoe de benodigde stappen gezet. [de schuldenaar] staat sinds 18 maart 2025 onder beschermingsbewind bij [naam1] . De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat sprake is van een sluitend budgetplan, dat alle vaste lasten stipt worden voldaan en dat er geen nieuwe schulden zijn ontstaan. Verder heeft [de schuldenaar] de Gemeente gevraagd om ondersteuning bij re-integratie en het solliciteren naar een baan. [de schuldenaar] heeft ter zitting verklaard dat hij vroeger veel rondreisde en nooit een baan heeft gehad, maar dat hij zich tegenwoordig heeft gesetteld in [woonplaats] en dat hij in staat is fysiek werk te doen. [de schuldenaar] is op bezoek geweest bij de sociaal werker participatie van de gemeente, mevrouw [naam4] . [de schuldenaar] heeft tijdens dat gesprek een dusdanig gemotiveerde indruk gemaakt, dat mevrouw [naam4] heeft besloten vervolg te geven aan dit traject. Er is een vervolgafspraak ingepland.
3.23
Uit het voorgaande volgt dat [de schuldenaar] een proactieve en saneringsgezinde houding toont. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat [de schuldenaar] wekelijks leefgeld ontvangt en dat hij zich schikt naar het beschikbare budget. Daarnaast heeft [de schuldenaar] meerdere keren per week telefonisch contact met de beschermingsbewindvoerder en houdt hij zich aan de afspraken met de hulpverlenende instanties. [de schuldenaar] heeft aangetoond dat hij zich heeft ingespannen om zijn leven financieel op de rit te krijgen. De curator, de beschermingsbewindvoerder en de schuldhulpverlener verklaren dat zij allen een bestendige gedragsverandering hebben gezien en steunen [de schuldenaar] in zijn verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.24
Tot slot verdient melding dat [de schuldenaar] zijn auto begin dit jaar heeft weggedaan.
3.25
Het hof is van oordeel dat gelet op voorgaande omstandigheden is gebleken dat [de schuldenaar] de oorzaak voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden onder controle heeft gekregen. Het hof ziet daarom reden om de hardheidsclausule toe te passen en [de schuldenaar] toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.26
Het hof stelt vast dat niet gebleken is van een aflossing in het kader van een buitengerechtelijke schuldregeling, of van een daarmee gelijk te stellen situatie. [de schuldenaar] heeft dit ook niet bepleit. Dit betekent dat de termijn van de schuldsaneringsregeling aanvangt op de dag van deze uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (vgl. artikel 349a lid 1 Fw).
De slotsom
3.27
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en dat beslist moet worden als volgt.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 28 mei 2025 en, opnieuw recht doende:
heft op het faillissement dat ten aanzien van [de schuldenaar] is uitgesproken en verstaat dat de rechtbank het salaris van de curator zal vaststellen;
verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing op [de schuldenaar] ;
verwijst de zaak ter verdere afdoening naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, ter uitvoering van die regeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.A. Wind, M. Willemse en A.L. Goederee, bijgestaan door mr. I.M. Walinga, griffier, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2025.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 12 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7958.
2.Zie Hoge Raad 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:589 en Hoge Raad 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:696.