ECLI:NL:GHARL:2025:4296

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
23/2334
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake erfbelasting en de bedrijfsopvolgingsregeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. De Rechtbank had eerder de aanslag erfbelasting van belanghebbende, opgelegd ter hoogte van € 651.514, verminderd na bezwaar van belanghebbende. De inspecteur heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 zijn partijen overeengekomen dat bepaalde aandelen niet tot het ondernemingsvermogen behoren en dat de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) vastgesteld moet worden op € 2.450.000. Het Hof heeft deze overeenkomst gevolgd en de aanslag erfbelasting verminderd tot € 268.282, berekend naar een belaste verkrijging van € 701.274. De belastingrente wordt overeenkomstig de bestaande regels berekend. De uitspraak is gedaan door de eerste meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juli 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2334
uitspraakdatum: 8 juli 2025
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Particulieren/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 29 juni 2023, nummer LEE 21/2978, in het geding tussen de Inspecteur en
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een aanslag in de erfbelasting opgelegd van € 651.514.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag verminderd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd en de Inspecteur opgedragen het griffierecht te vergoeden.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord drs. A. Hoogland, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.

2.Geschil

2.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur de aan belanghebbende opgelegde aanslag erfbelasting tot een te hoog bedrag heeft vastgesteld.
2.2.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur beantwoordt deze ontkennend.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
Partijen zijn ter zitting van het Hof overeengekomen dat de aandelen [naam3] niet tot het ondernemingsvermogen behoren en de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) moet worden vastgesteld op € 2.450.000. Partijen zijn akkoord dat de aanslag met in achtneming van deze uitgangspunten wordt verminderd. Het Hof volgt partijen hierin. Dit heeft voor de aanslag de volgende gevolgen:
Privévermogen
€ 1.500
Bank spaar contant
€ 13.258
Vorderingen en teruggaven
€ 7.602
[naam3] -aandelen
€ 337.430
Aangegeven waarde onderneming
€ 3.072.051
Aangeven waarde [naam3] aandelen
€ 337.430
af: belastinglatentie
€ 44.925
Eliminatie [naam3] -aandelen uit ondernemingsvermogen
€ 292.505
Waarde onderneming
€ 2.779.546
€ 3.139.336
Schulden
€ 2.500
€ 3.136.836
Begrafenis
€ 14.042
saldo nalatenschap
€ 3.122.794
erfdeel 1/1
€ 3.122.794
art 13 SW , periodieke uitkering
€ 30.609
€ 3.153.403
Vrijstelling BOR
€ 2.450.000
€ 703.403
basis vrijstelling
€ 2.129
Belaste verkrijging
€ 701.274
Herrekening aanslag
Eerste schijf
€ 122.269
30%
€ 36.680
Tweede schijf
€ 579.005
40%
€ 231.602
€ 701.274
Erfbelasting
€ 268.282
3.2.
De belastingrente wordt overeenkomstig de bestaande regels berekend.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

4.Griffierecht en proceskosten

Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

5.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing over de vergoeding van het griffierecht,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur en
– vermindert de aanslag erfbelasting tot een bedrag van € 268.282 berekend naar een belaste verkrijging van € 701.274.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. A.J. Kromhout, in tegenwoordigheid van mr. P.W.L. van den Bersselaar als griffier.
De beslissing is op 8 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(P.W.L. van den Bersselaar) (R.F.C. Spek)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.