Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven met producties
- de memorie van antwoord met producties
- de door [appellant] ingediende nadere producties 3 en 4
- de door [geïntimeerde] ingediende nadere producties 6 en 7
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 14 mei 2025 is gehouden.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
(i)
dat niet is gebleken dat [appellant] de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik[appellant] heeft wel een eigen belang bij het in gebruik geven van de woning aan zijn dochter, omdat hij dan rust en privacy in zijn eigen woning terugkrijgt. Maar [appellant] heeft meerdere woningen die hij kan verhuren aan zijn dochter en hij heeft niet gemotiveerd waarom hij juist deze nodig heeft voor zijn dochter. Bovendien wil hij de woning ook verkopen aan zijn dochter en dat is volgens de wet geen reden voor dringend eigen gebruik.
(ii)
dat er geen andere passende woning voor [geïntimeerde] beschikbaar is[appellant] heeft tegenover het verweer van [geïntimeerde] onvoldoende onderbouwd dat passende woonruimte voor [geïntimeerde] beschikbaar is. [geïntimeerde] heeft zelf ook inspanningen verricht om woonruimte te vinden, maar er is sprake van een wachtlijst.
(iii)
dat ook een belangenafweging in het voordeel van [geïntimeerde] uitvalt[geïntimeerde] en [de echtgenote] hebben drie jonge kinderen die in de buurt naar school gaan. Het belang van [appellant] op het verkrijgen van meer rust en privacy weegt daartegen niet op.
ten aanzien van (i): ook in hoger beroep heeft [appellant] geen inzicht gegeven in de andere woningen die hij bezit en niet onderbouwd waarom juist hij deze woning, waarin een gezin met drie jonge kinderen woont, nodig heeft. [appellant] heeft bovendien herhaald dat het de bedoeling is dat de woning uiteindelijk tegen een vriendenprijs aan zijn dochter wordt verkocht. Het hof voegt hier nog aan toe dat, anders dan in de opzeggingsbrief vermeld, de partner van dochter [de dochter] niet bij [appellant] inwoont, maar dat hij daar regelmatig verblijft en dat [appellant] daarnaast nog twee inwonende volwassen kinderen heeft. Dat alles doet af aan het eigen belang van [appellant] bij het gebruik van de woning.
ten aanzien van (ii): de door [appellant] overgelegde advertenties geven geen ander beeld over de beschikbaarheid van andere passende woonruimte. [appellant] heeft ook niet toegelicht waarom de daarin opgenomen woningen passend zouden zijn voor het gezin van [geïntimeerde] en uit de advertenties zelf blijkt dat niet. Er zijn woningen bij met een veel hogere huurprijs (meer dan het dubbele van wat [geïntimeerde] nu betaalt) en ook woningen waaruit niet blijkt hoeveel slaapkamers er zijn, of woningen met twee of drie (slaap)kamers. [geïntimeerde] voert aan dat hij zich inspant om andere woonruimte te vinden die voor hem betaalbaar en geschikt is, omdat de huidige onzekere situatie voor hem en zijn gezin veel stress oplevert, en uit de door [geïntimeerde] in hoger beroep overgelegde producties blijkt ook van die inspanningen.
ten aanzien van (iii): tot slot onderschrijft het hof ook de belangenafweging van de kantonrechter, waarbij het belang van de drie minderjarige kinderen van [geïntimeerde] zwaar weegt. De door [appellant] in hoger beroep overgelegde verklaring van zijn dochter [de dochter] benadrukt vooral haar belang bij het verkrijgen van de woning. Hoewel het hof dat belang begrijpt, kan dat in de belangenafweging geen doorslaggevende rol spelen, omdat het hof het belang van [appellant] moet afwegen tegen dat van [geïntimeerde] .