ECLI:NL:GHARL:2025:4740

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
200.355.058
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige na ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 juli 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019, die onder toezicht is gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder de ondertoezichtstelling verlengd tot 29 maart 2026 en de uithuisplaatsing tot 29 september 2025. De ouders van de minderjarige waren het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep aangetekend. Ze vroegen het hof om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen en de minderjarige direct bij hen terug te plaatsen, of in ieder geval te verlengen voor een netwerkplaatsing bij de grootouders aan vaderszijde.

Het hof heeft de zaak behandeld op 17 juli 2025, waarbij de ouders met hun advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling. Het hof oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft, omdat de ouders onvoldoende inzicht hebben in wat er nodig is voor een veilige opvoedingsomgeving. Ondanks enige samenwerking met de hulpverlening, blijkt uit het gedrag van de minderjarige dat hij verwaarloosd is en een achterstand heeft opgelopen in zijn ontwikkeling. Het hof concludeert dat de ouders niet in staat zijn om de minderjarige de benodigde zorg en begeleiding te bieden, en dat professionele opvoeders met de juiste expertise noodzakelijk zijn. De verzoeken van de ouders zijn afgewezen en de beslissing van de kinderrechter is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.355.058
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 586759
beschikking van 31 juli 2025
over de uithuisplaatsing van
[de minderjarige]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder)
en
[verzoeker](de vader)
die wonen in [woonplaats1]
advocaat: mr. J.E. Kötter
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(de GI)
die is gevestigd in Amsterdam

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 29 maart 2026 en de uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd tot 29 september 2025. De ouders zijn het niet eens met de beslissing over de uithuisplaatsing. Het hof beslist dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is geboren [in] 2019. De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 29 maart 2024 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI.
Bij beschikking 12 december 2024 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin verleend tot 9 januari 2025. Bij beschikking van 24 december 2024 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin verlengd tot 29 maart 2025.
2.3.
[de minderjarige] woont sinds 27 december 2024 in een pleeggezin.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht [de minderjarige] nog langer uit huis te mogen plaatsen, te weten tot 29 maart 2026. Daarbij heeft de GI de kinderrechter gevraagd om te beslissen over de eerste zes maanden (tot 29 september 2025) en de beslissing over de andere zes maanden (tot 29 maart 2026) aan te houden.
3.2.
De kinderrechter heeft het verzoek van GI toegewezen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd tot 29 september 2025 en de behandeling voor periode van 29 september 2025 tot 29 maart 2026 aangehouden.
Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 10 maart 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter over de uithuisplaatsing. Zij komen daarvan in hoger beroep. Zij willen dat het hof de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] alsnog afwijst en [de minderjarige] direct bij hen wordt teruggeplaatst. Als het hof oordeelt dat dat niet kan dan vragen zij dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd voor een netwerkplaatsing bij opa en oma vaderszijde.
4.2.
De GI wil dat de beslissing van de kinderrechter in stand blijft.
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van de ouders met producties
  • het verweerschrift van de GI met producties
  • de brief van de raad van 11 juni 2025, waarin de raad zich afmeldt voor de zitting
  • het bericht van de ouders van 27 juni 2025 met een productie
  • het bericht van de ouders van 4 juli 2025 met een productie
4.4.
De zitting bij het hof was op 17 juli 2025. Aanwezig waren:
  • de ouders met advocaat mr. D.E. Post als vervanger voor mr. J.E. Kötter
  • twee vertegenwoordigers van de GI

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
De kinderrechter kan een machtiging geven om de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen [1] . De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken [2] .
Hoe oordeelt het hof?
5.2.
De machtiging voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige] tot 29 september 2025 aan de GI is naar het oordeel van het hof noodzakelijk. Tot die datum moet [de minderjarige] bij de pleegouders blijven wonen.
5.3.
Het hof is het eens met hetgeen de kinderrechter in de rechtbank aan de beslissing ten grondslag heeft gelegd. De ouders hebben een paar (praktische) stappen gezet en werken wat meer samen met de hulpverlening, maar zij hebben onvoldoende inzicht in wat er ontbreekt om een voldoende veilige opvoedingsomgeving aan [de minderjarige] te kunnen bieden. Zij erkennen dat dingen zijn misgelopen in 2024 en zijn het ermee eens dat bepaalde situaties voorkomen hadden moeten worden, maar zij beseffen onvoldoende dat daarvoor gerichte hulpverlening en begeleiding nodig is. Het hof legt hierna uit waarom.
5.4.
Bij de pleegouders en op school laat [de minderjarige] gedrag zien waaruit kan worden afgeleid dat hij thuis is verwaarloosd en een achterstand heeft opgelopen in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De leerkrachten moeten hem bijna een op een begeleiden. Om meer duidelijkheid te krijgen in de opvoedvaardigheden van de ouders en het woonperspectief van [de minderjarige] is het 2thepointtraject vanuit [naam1] na de beschikking van de kinderrechter gestart. De jeugdbeschermers hebben tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep meegedeeld dat er op 15 juli 2025 een evaluatie is geweest en dat vanuit [naam1] wordt geadviseerd om het 2thepointtraject te beëindigen en [de minderjarige] niet meer bij zijn ouders te plaatsen.
Uit de overgelegde omgangsverslagen blijkt dat tijdens de begeleide omgangsmomenten is waargenomen dat de ouders meewerken, maar dat er geen actieve inzet is. De ouders kunnen [de minderjarige] niet goed begrenzen en hebben geen probleeminzicht. Zij weerleggen de zorgen die er zijn en bagatelliseren deze. Ook is gezien dat de ouders [de minderjarige] belasten met volwassenproblematiek. Tips en adviezen vanuit de begeleiding bij de omgang worden onvoldoende aangenomen en opgepakt. Dat de omgang plaatsvindt in een niet-natuurlijke setting maakt deze feiten naar het oordeel van het hof niet anders. Na omgang met de ouders is [de minderjarige] bij de pleegouders en op school ontregeld en laat hij agressief gedrag zien.
De jeugdbeschermers hebben meegedeeld dat de bevindingen en het advies van [naam1] intern bij de GI nog moeten worden besproken, maar dat het de verwachting is dat het advies wordt gevolgd en zal worden beslist [de minderjarige] niet meer naar huis te laten gaan (perspectiefbesluit).
5.5.
Na de beschikking van de kinderrechter is [de minderjarige] met de pleegouders naar de tandarts geweest. Het viel de pleegouders op dat [de minderjarige] niet met een tandenborstel kon omgaan. De tandarts heeft acht gaatjes geconstateerd en er is een uitgebreid behandelplan opgesteld dat nu moet worden uitgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaren de ouders dat het vaker voorkomt dat kinderen veel gaatjes hebben, omdat kinderen tegenwoordig veel snoepen en het ene kind een sterker gebit heeft als het andere. Het hof is van oordeel dat het grote aantal gaatjes dat door de tandarts is vastgesteld zorgelijk is.
5.6.
De advocaat van de ouders stelt dat de ouders weinig vertrouwen hebben in de GI en dat het belangrijk is om daaraan te werken. Het hof denkt dat het daarbij ook belangrijk is dat de ouders de professionaliteit en deskundigheid van de medewerkers bij de GI, en de zorgen die er over de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn, voldoende gaan erkennen.
5.7.
De afgelopen maanden heeft de GI zich vooral gericht op de ouders en is het 2thepointtraject voor de ouders uitgevoerd. Het is niet duidelijk of opa en oma vaderszijde pleegouders van [de minderjarige] kunnen worden. Daar komt bij dat de gang van zaken en de opstelling van opa en oma ten tijde van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] vraagtekens oproepen over hun inzicht en pedagogische vaardigheden en of zij het belang van [de minderjarige] voorop kunnen stellen. Ook kan niet voorbijgegaan worden aan de signalen die bij [de minderjarige] worden gezien van trauma en gehechtheidsproblematiek. Hij kan het niet aan om nog meer emotionele instabiliteit en druk te ervaren. De GI heeft voldoende nader onderbouwd gesteld dat het gedrag van [de minderjarige] op dit moment vraagt om professionele opvoeders met voldoende kennis en expertise.
5.8.
Het hof hoopt dat de ouders zich meer gaan openstellen voor adviezen van de GI en de begeleiders, dat de moeder toereikende hulpverlening en ondersteuning voor haar mentale en/of psychische problematiek krijgt en sterker wordt en dat het verloop van de omgang gedurende de komende maanden zal verbeteren en minder onrust bij [de minderjarige] gaat veroorzaken.
5.9.
Het hof zal de verzoeken van de ouders in hoger beroep afwijzen en de beslissing van de kinderrechter in stand laten (bekrachtigen).

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 10 maart 2025 ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] over de periode tot 29 september 2025;
wijst de verzoeken van de ouders af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R. Feunekes en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:265b lid 1 BW.
2.artikel 1:265c lid 2 BW.