ECLI:NL:GHARL:2025:5284

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
200.356.862/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverzoek door rechtbank afgewezen; Hof bekrachtigt vonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een faillissementsverzoek van Victus-Group B.V. en andere vennootschappen (hierna: Victus c.s.) tegen [verweerder] B.V. Het verzoek tot faillietverklaring was eerder door de rechtbank Midden-Nederland afgewezen op 2 juli 2025. Victus c.s. voerden aan dat zij vorderingen hadden op [verweerder] B.V. die waren vastgesteld in een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van Victus c.s. niet summierlijk zijn komen vast te staan, en dat er geen sprake was van een toestand waarin [verweerder] B.V. had opgehouden te betalen. Het hof oordeelde verder dat het faillissementsverzoek misbruik van recht was, omdat het verzoek niet was ingegeven door een financieel belang, maar eerder om het hoger beroep van [verweerder] B.V. te frustreren. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Victus c.s. tot betaling van de proceskosten van [verweerder] B.V.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.356.862/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland FT-RK 25/564-565
beschikking van 28 augustus 2025
in de zaak van

1.Victus-Group B.V.,

2. Complice B.V.,
3. Aquitaine B.V.,
4. Victus-Sports B.V.,
die zijn gevestigd in Bussum,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de rechtbank optraden als verzoekers,
hierna te noemen:
Victus c.s., dan wel
Victus-Group,
Complice,
Aquitaineen
Victus-Sports,
advocaat: mr. J.W.H. Rouers uit Utrecht,
tegen
[verweerder] B.V.,
die is gevestigd in Naarden,
en bij de rechtbank optrad als verweerder,
hierna te noemen:
[verweerder] B.V.,
advocaat: mr. C.A.B. Zeevenhooven uit Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

In het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 2 juli 2025 is het verzoek van Victus c.s. tot faillietverklaring van zowel [verweerder] B.V. als [verweerder in persoon] afgewezen.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
In een beroepschrift, binnengekomen bij de griffie van het hof op 10 juli 2025, hebben Victus c.s. verzocht het vonnis van 2 juli 2025 te vernietigen en het verzoek tot faillietverklaring van [verweerder] B.V. alsnog toe te wijzen. Tegen de afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring van [verweerder in persoon] , is geen hoger beroep ingesteld.
2.2
Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder de e-mail met bijlagen van 19 augustus 2025 van mr. Zeevenhooven.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2025, waarbij zijn verschenen:
- de heer [naam1] , bestuurder van Complice.
- de heer [naam2] , bestuurder van Aquitaine
- mrs. J.W.H. Rouers en S. van Ee
- de heer [verweerder] , bestuurder van [verweerder] B.V.
- mr. C.A.B. Zeevenhooven.
2.4
Mr. Van Ee en mr. Zeevenhooven hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen.

3.De beoordeling

De feiten
3.1
De broers [naam2] (persoonlijke holding: Aquitaine ) en [naam1] (persoonlijke holding: Complice) waren samen met [verweerder in persoon] (persoonlijke holding: [verweerder] B.V.) via hun holdings bestuurder en aandeelhouder van Victus-Sports. Complice en Aquitaine hebben Victus-Group opgericht en hun aandelen in Victus-Sports ingebracht in Victus-Group.
3.2
Tussen de broers [naam1 en 2] en [verweerder] is onder meer vanwege deze aandelenoverdracht een zakelijk geschil ontstaan. Zij zijn in gesprek gegaan over de beëindiging van hun samenwerking. [verweerder] wilde een vergoeding voor zijn aandelen in Victus-Sports en de kosten die hij had voorgeschoten. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen over de te betalen bedragen.
3.3
Dit geschil heeft geleid tot het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2025. In dit vonnis is [verweerder] B.V. in conventie veroordeeld om binnen vijftien dagen na dagtekening van het vonnis al haar aandelen in Victus-Sports te leveren aan Victus-Sports voor een bedrag van € 15,- per aandeel op straffe van een dwangsom van € 5.000,-, te vermeerderen met € 500,- per dag(deel) dat hier niet aan wordt voldaan, met een maximum van € 50.000,-. Ook is [verweerder in persoon] veroordeeld tot overdracht van de woord- en beeldmerkregistraties, op straffe van eenzelfde dwangsom. In reconventie is Victus-Sports veroordeeld om aan [verweerder] B.V. een bedrag te betalen van € 4.800,-. Ook is Victus-Sports veroordeeld om aan [verweerder in persoon] enkele bedragen te betalen tot een totaalbedrag van € 4.837,26. [verweerder] B.V. en [verweerder in persoon] zijn samen veroordeeld in de proceskosten in reconventie, die aan de zijde van Victus-Group, Complice en Aquitaine zijn begroot op € 8.992,-, vermeerderd met de eventuele kosten van betekening.
Ook zijn [verweerder] B.V. en [verweerder in persoon] samen veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van Victus-Group, Complice en Aquitaine zijn begroot op € 614,- en voor Victus-Sports afzonderlijk zijn vastgesteld op € 614,-.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [verweerder] B.V. en [verweerder in persoon] hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
3.4
De veroordelingen in dit vonnis zijn de grondslag voor het onderhavige faillissementsverzoek.
Het oordeel van de rechtbank
3.5
De rechtbank heeft het verzoek van Victus c.s. om [verweerder] B.V. en [verweerder in persoon] in staat van faillissement te verklaren afgewezen, omdat – kort gezegd – niet is gebleken dat [verweerder] B.V. in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen.
De gronden van het beroep van Victus c.s.
3.6
Victus c.s. kunnen zich niet met het oordeel van de rechtbank verenigen -uitsluitend voor zover het [verweerder] B.V. betreft - en voeren hiertoe – samengevat – het volgende aan. Victus c.s. hebben afzonderlijke vorderingen op [verweerder] B.V., die bij vonnis door de rechtbank Amsterdam zijn vastgesteld. Dat vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat tegen dat vonnis hoger beroep is ingesteld maakt niet dat er geen voor tenuitvoerlegging vatbare titel meer ligt. Aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan. [verweerder] B.V. heeft de afzonderlijke, opeisbare vorderingen van Victus c.s. ondanks herhaaldelijke sommaties niet voldaan. Daarmee verkeert zij in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Het verweer van [verweerder] B.V.
3.7
[verweerder] B.V. heeft ter zitting – kort weergegeven – het volgende verweer gevoerd. De grieven in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam worden volgende week ingediend. Bij deze memorie van grieven zit ook een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. [verweerder] B.V. heeft de vordering ter zake van de proceskosten verrekend met een openstaande vordering van [verweerder] B.V. Hierbij wordt verwezen naar de e-mail van mr. Zeevenhooven aan mr. Rouers van 17 februari 2025. Deze e-mail dateert van voor de discussie omtrent de dwangsommen. Nu de proceskosten zijn verrekend resteert alleen nog de vordering van de dwangsommen. Een faillissement kan niet enkel op basis van een dwangsomveroordeling worden uitgesproken. Daar komt bij dat sprake is van één economische entiteit. Er is niet voldaan aan de vereisten voor failliet-verklaring. Verder stelt [verweerder] B.V. dat er met de faillissementsaanvraag sprake is van misbruik van bevoegdheid. Volgens [verweerder] B.V. hebben Victus c.s. het faillissements-verzoek met geen ander doel ingesteld dan het doorkruisen van het ingestelde hoger beroep en wordt het belang van [verweerder] B.V. onevenredig geschaad met een faillissement.
Het oordeel van het hof
3.8
Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet kan een faillietverklaring worden uitgesproken indien summierlijk is gebleken van een ten tijde van de aanvraag daarvan bestaand vorderingsrecht van de aanvragende schuldeiser alsmede van een steunvordering, waarbij de schuldenaar in de toestand is komen te verkeren dat hij heeft opgehouden te betalen.
- Welke vorderingen liggen aan het faillissementsverzoek ten grondslag?
3.9
Victus c.s. maken op grond van het vonnis van de rechtbank Amsterdam aanspraak op verbeurde dwangsommen. [verweerder] B.V. betwist dat de dwangsom is verbeurd en heeft aangekondigd in de procedure in hoger beroep schorsing te vragen van de uitvoering van het vonnis van de rechtbank Amsterdam. Vast staat echter dat de aandelen niet binnen vijftien dagen na dagtekening en betekening van het vonnis zijn geleverd, zodat het hof ervan zal uitgaan dat [verweerder] B.V. dwangsommen heeft verbeurd. Op grond van vaste rechtspraak kan een faillissement niet enkel worden uitgesproken op basis een vordering ter zake van verbeurde dwangsommen. Een dergelijke vordering kan wel dienen als steunvordering. [1]
Voor het uitspreken van een faillissement is daarom nog een vordering vereist. Victus c.s. hebben hiertoe de proceskostenveroordelingen uit het vonnis van de rechtbank Amsterdam aangevoerd. [verweerder] B.V. heeft met het verweer dat deze vordering is verrekend met openstaande posten, het bestaan van die vordering gemotiveerd betwist. In de e-mail aan mr. Rouers van 17 februari 2025 is door [verweerder] B.V. gezien de cijfermatige opstelling een nadrukkelijk beroep op verrekening gedaan. Op dat moment was er nog geen duidelijkheid omtrent de (hoogte van de verbeurde) dwangsommen en dus is – anders dan Victus c.s. betogen – ook niet gebleken dat [verweerder] B.V. haar vordering uit dien hoofde met die kosten heeft verrekend. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat van de zijde van Victus c.s., ook nadat op de zitting daarom is gevraagd, geen andere weerlegging van dit verrekenings-verweer is gekomen. Het hof is dan ook van oordeel dat de vorderingen, voor zover die zien op de veroordeling van de proceskosten van € 8.992,- en twee keer € 614,-, niet summierlijk zijn komen vast te staan. Dat neemt evenwel niet weg dat [verweerder] B.V. geen beroep heeft gedaan op verrekening van de betekeningskosten en nakosten die voortvloeien uit het vonnis en het deurwaardersexploot tot het betekening van 20 januari 2025. Deze kosten heeft [verweerder] B.V. ook niet betwist. Hoewel deze vorderingen gering zijn, kunnen zij niettemin worden meegenomen bij een faillissementsaanvraag. Hiermee is het vorderingsrecht van de aanvragers gegeven. Dat betekent dat, gelet op de verbeurde dwangsommen, ook de pluraliteit van schuldeisers is komen vast te staan.
- Is er sprake van misbruik van recht?
3.1
[verweerder] B.V. heeft zich op het standpunt gesteld dat Victus c.s. misbruik van hun bevoegdheid maken door het faillissement van [verweerder] B.V. aan te vragen. Op grond van artikel 3:13 lid 2 BW kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Het hof neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
3.11
Het belang van Victus c.s. bij het faillissementsverzoek is niet financieel: volgens Victus c.s. zelf is de vennootschap leeg. De dwangsommen kunnen in het faillissement niet geldend worden gemaakt. Tegenover het belang van Victus c.s. staat het belang van [verweerder] B.V. om de vennootschap overeind te houden zolang geen oordeel is gegeven over de vorderingen van [verweerder] B.V. op Victus c.s. in de appelprocedure over de beëindiging van de samenwerking. [verweerder] B.V. heeft aangegeven dat het faillissementsverzoek vooral is ingegeven door de wens van Victus c.s. om dit hoger beroep te frustreren. Dat dit een rol speelt bij het faillissementsverzoek hebben Victus c.s. niet met kracht van argumenten tegengesproken. Zij hebben weliswaar aangevoerd dat een curator de procedure in hoger beroep zou kunnen overnemen, maar bij een lege boedel acht het hof die kans minimaal. Daar komt bij dat Victus c.s. enkel nog een gering bedrag aan betekenings- en nakosten in combinatie met de dwangsommen hebben te vorderen van [verweerder] B.V. en dat Victus c.s. weliswaar vier afzonderlijke vennootschappen zijn, maar dat zij alle vier worden bestuurd door de broers Seignette waarmee [verweerder] B.V. een zakelijk geschil heeft.
3.12
Het hof meent aldus dat het belang van Victus c.s. bij een faillissement vanwege de hoogte en de aard van haar vorderingen gering is, terwijl [verweerder] B.V. ( en mede en via haar, [verweerder in persoon] ) een zwaarwegend belang heeft bij het laten beoordelen van haar hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam. Het hof is dan ook van oordeel dat Victus c.s. in redelijkheid niet tot een faillissementsverzoek hadden kunnen komen en dat zij – door dit toch te doen – misbruik van hun bevoegdheid hebben gemaakt.
Slotsom
3.13
Gelet op het voorgaande dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd. Omdat Victus c.s. in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof hen, conform het verzoek daartoe van [verweerder] B.V., tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 2 juli 2025;
veroordeelt Victus c.s. tot betaling van de volgende proceskosten van [verweerder] B.V.:
€ 1.214,- aan salaris van de advocaat van [verweerder] B.V. (1 procespunt x appeltarief II);
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. Smit, J.H. Kuiper en E.F. Groot en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2025.

Voetnoten

1.Zie HR 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2146, r.o. 3.1. en HR 17 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1569.