ECLI:NL:GHARL:2025:5289

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
200.356.523/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van een verzoeker met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wettelijke schuldsaneringsregeling van de verzoeker. De rechtbank Overijssel had eerder, op 30 juni 2025, de schuldsaneringsregeling van de verzoeker tussentijds beëindigd, omdat hij zijn schuldeisers had benadeeld en zijn inlichtingenplicht had geschonden. De verzoeker had hoger beroep ingesteld met het doel de beëindiging van de regeling te vernietigen en de duur van de regeling te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2025 is de verzoeker, die via videoverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat en de bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn die een verlenging van de regeling rechtvaardigen. De verzoeker heeft een impulsieve aandoening en heeft geen professionele hulp ingeschakeld, wat heeft geleid tot het niet voldoen aan zijn verplichtingen. Het hof heeft geoordeeld dat, ondanks de geconstateerde benadeling van de schuldeisers, de verzoeker een laatste kans moet krijgen om zijn schuldsaneringsregeling voort te zetten. Het hof heeft de looptijd van de regeling met negen maanden verlengd, tot 9 juli 2026, of korter indien nodig om de boedelachterstand in te lopen. De verzoeker moet zich gedurende deze periode houden aan zijn inlichtingenplicht en afdrachtplicht, en hij moet zorg dragen voor zijn aandoening.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.356.523
rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo
arrest van 26 augustus 2025
in de zaak van
[verzoeker]
die woont in [woonplaats]
die hoger beroep heeft ingesteld
hierna: [verzoeker]
advocaat: mr. M. Kartal

1.De procedure bij de rechtbank

1.1.
Bij vonnis van 9 april 2024 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank) [verzoeker] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Hierbij is mevrouw [naam 1] benoemd tot bewindvoerder (hierna: de bewindvoerder).
1.2.
Bij vonnis van 30 juni 2025 heeft de rechtbank, op verzoek van de bewindvoerder van 8 mei 2025, de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [verzoeker] tussentijds beëindigd. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat [verzoeker] in staat van faillissement zal komen te verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Het hof verwijst naar dit vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Door middel van een op 7 juli 2025 bij het hof binnengekomen beroepschrift heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 30 juni 2025. De bedoeling van het hoger beroep van [verzoeker] is dat het hof het vonnis van 30 juni 2025 vernietigt dan wel de duur van de schuldsaneringsregeling verlengt om [verzoeker] in de gelegenheid te stellen zijn verplichtingen alsnog na te komen.
2.2.
Het hof heeft kennisgenomen van:
  • het beroepschrift met bijlagen;
  • de brief van mr. Kartal van 7 augustus 2025 met bijlagen;
  • de brief van de bewindvoerder van 7 augustus 2025 met bijlagen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2025. Hierbij is [verzoeker] via een video-verbinding verschenen bijgestaan door mr. A. el Ouath als waarnemer van mr. Kartal. Verder is de bewindvoerder verschenen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
Het hof gaat op grond van de stukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aan de orde is gekomen uit van de volgende gegevens.
3.2.
Ten aanzien van de goederen van [verzoeker] is op 3 juni 2022 een onderbewindstelling uitgesproken. Daarbij is de heer [naam2] benoemd tot bewindvoerder (hierna: de beschermingsbewindvoerder).
[verzoeker] heeft [aandoening] . Tot dusver heeft hij geen professionele hulp ingeschakeld voor de klachten die hij als gevolg van zijn [aandoening] ondervindt. Om rustig te blijven heeft hij in het verleden gebruik gemaakt van verboden middelen.
Aan [verzoeker] is een strafbeschikking opgelegd van € 850 omdat hij op 4 oktober 2024 een voertuig heeft bestuurd na enkelvoudig gebruik van aangewezen stoffen (artikel 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994). Er is een betalingsregeling getroffen met het CJIB op grond waarvan [verzoeker] de geldboete binnen de looptijd van zijn schuldsaneringstraject aflost vanuit zijn vrij te laten bedrag.
[verzoeker] heeft in loondienst gewerkt bij [bedrijf] . aanvankelijk voor 32 en met ingang van 1 juni 2024 voor 40 uur per week. Om ontslag op staande voet wegens, onder meer, ongeoorloofd privé gebruik van de zakelijke auto na een tweede en laatste waarschuwing te voorkomen is een vaststellingsovereenkomst gesloten. De vaststellingsovereenkomst bevat een eindafrekening die vanwege de verrekening van 143 minuren in plaats van € 3.968,20 bruto, € 1.421,37 bruto bedraagt. Vanaf 1 juni 2025 is aan [verzoeker] een WW-uitkering toegekend en sinds 16 juni 2025 is [verzoeker] via een uitzendbureau weer werkzaam voor 40 uur per week. Zijn huidige uurloon is lager dan bij [bedrijf] . Daarnaast heeft hij extra kosten omdat hij een privéauto nodig heeft voor zijn woon-werkverkeer. Dit heeft tot gevolg dat hij minder kan afdragen aan de boedel. Op de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder verklaard dat dit op dit moment gaat om € 319 per maand.
[verzoeker] is via zijn toenmalige werkgever [bedrijf] . in contact gekomen met [opdrachtgever] (hierna: [opdrachtgever] ). [verzoeker] heeft met [opdrachtgever] afgesproken dat hij de fietskelder van [opdrachtgever] van stucwerk zou voorzien in ruil waarvoor [verzoeker] van [opdrachtgever] een oude keuken inclusief apparatuur heeft ontvangen. De waarde van de keuken met inbouwapparatuur schat [verzoeker] tussen de € 2.000 (waarde van de inbouwapparatuur) en € 3.000 (telefonische mededeling van [verzoeker] aan de bewindvoerder). In zijn brief van 6 mei 2025 heeft [opdrachtgever] [verzoeker] in gebreke gesteld omdat [verzoeker] de stucwerkzaamheden in de fietskelder niet heeft afgerond. Daarnaast heeft [opdrachtgever] [verzoeker] aansprakelijk gesteld voor de schade die [opdrachtgever] stelt te hebben geleden als gevolg van de tekortkoming van [verzoeker] . [opdrachtgever] vordert een bedrag van € 3.500 voor het laten uitvoeren van de resterende stucwerkzaamheden en € 4.000 voor de opgelopen vertraging bij zijn verhuizing.
Bij brief van 17 juni 2025 heeft de beschermingsbewindvoerder aan [opdrachtgever] laten weten dat de overeenkomst met [verzoeker] nietig is omdat deze zonder medewerking en/of toestemming van de beschermingsbewindvoerder tot stand is gekomen. [opdrachtgever] heeft tot dusver niet gereageerd op de brief van de beschermingsbewindvoerder. De keuken bevindt zich in de woning die [verzoeker] sinds 1 augustus 2024 huurt.
3.3.
De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [verzoeker] tussentijds beëindigd omdat [verzoeker] zijn schuldeisers heeft benadeeld en bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan. Daarnaast heeft [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank zijn inlichtingenplicht geschonden. Onder de gegeven omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat het [verzoeker] aan een saneringsgezinde houding ontbreekt.
3.4.
[verzoeker] kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat hij - nadat hij bij eerdere gebeurtenissen het voordeel van de twijfel had gekregen - opnieuw de grens van de wsnp heeft opgezocht door werkzaamheden uit te voeren waarvoor hij zich heeft laten betalen met een keuken zonder de bewindvoerder daarover te informeren. [verzoeker] voert aan dat hij de keuken al voorafgaand aan zijn toelating tot de schuldsaneringsregeling in zijn bezit had, dat de rechtbank een te hoge waarde heeft toegekend aan de keuken en dat de schadevergoeding die [opdrachtgever] heeft gevorderd niet reëel is. Bovendien is de overeenkomst vanwege zijn beschermingsbewind niet geldig, aldus [verzoeker] . De rechtbank heeft volgens [verzoeker] ook ten onrechte geoordeeld dat hij zijn schuldeisers heeft benadeeld doordat hij heeft ingestemd met de vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met [bedrijf] . [verzoeker] voert aan dat hij heeft ingestemd met de vaststellingsovereenkomst om ontslag op staande voet te voorkomen. Hoewel hij zich niet kon vinden in de door [bedrijf] . aangevoerde gronden voor beëindiging van het dienstverband heeft zijn beschermingsbewindvoerder hem aangeraden een vaststellingsovereenkomst te tekenen om een langdurige en onzekere procedure te voorkomen, ook omdat hij direct al een nieuwe baan had gevonden. Hij heeft dat advies onmiddellijk opgevolgd. [verzoeker] kan zich evenmin vinden in het oordeel van de rechtbank dat hij zijn inlichtingenplicht ten opzichte van de bewindvoerder heeft geschonden. Volgens [verzoeker] heeft hij niet opzettelijk informatie achtergehouden, maar is hij hooguit als gevolg van de persoonlijke problematiek die aanleiding is geweest voor het instellen van het beschermingsbewind tekortgeschoten in zijn inlichtingenplicht. Tot slot voert [verzoeker] aan dat de rechtbank ten onrechte niet heeft getoetst of tussentijdse beëindiging van de schuldsanering proportioneel was en een minder ingrijpende maatregel toereikend zou zijn geweest. Volgens [verzoeker] rechtvaardigen zijn inspanningen om gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling aan zijn financiële verplichtingen te voldoen en het feit dat hij bereid en in staat is aan zijn verplichtingen uit hoofde van de regeling te voldoen een verlenging van de regeling.
Benadeling schuldeisers (artikel 350 lid 3, aanhef en onder e Fw)
3.5.
De schuldsaneringsregeling kan worden beëindigd als de schuldenaar probeert zijn schuldeisers te benadelen.
De keuken
3.6.
Als vergoeding voor de door hem te verrichten stucwerkzaamheden in de fietskelder heeft [verzoeker] van [opdrachtgever] zijn oude keuken met apparatuur ontvangen. [verzoeker] heeft weliswaar op de mondelinge behandeling verklaard dat hij de keuken mocht hebben en dat hij zelf had aangeboden om stucwerkzaamheden te verrichten, maar het hof gaat ervan uit dat hij de keuken kreeg als vergoeding voor deze werkzaamheden. Hoe de afspraak tussen [verzoeker] en [opdrachtgever] tot stand is gekomen en wanneer [verzoeker] de keuken in ontvangst heeft genomen is daarbij niet van belang. Wat wel van belang is, is dat [verzoeker] de werkzaamheden heeft uitgevoerd tijdens het schuldsaneringstraject en dat hij de keuken die hij daarvoor heeft ontvangen voor zichzelf heeft gehouden en hierover niets heeft meegedeeld aan de bewindvoerder, zodat (de waarde van) de keuken niet ten gunste van zijn schuldeisers is gekomen. Hij heeft daarmee tijdens zijn schuldsaneringsregeling op geld waardeerbare arbeid verricht zonder daarover de bewindvoerder te informeren. [verzoeker] heeft dus niet voldaan aan de verplichting om ten behoeve van zijn schuldeisers een zo hoog mogelijke boedelafdracht te genereren. Gelet op de mededeling die [verzoeker] aan de bewindvoerder heeft gedaan over de waarde van de keuken en de foto’s die [verzoeker] heeft overgelegd gaat het hof uit van een waarde van € 3.000 voor de keuken. Dit betekent dat [verzoeker] zijn schuldeisers voor een bedrag van € 3.000 heeft benadeeld.
De vaststellingsovereenkomst
3.7.
[verzoeker] heeft zichzelf in de situatie gebracht dat hij zich ter voorkoming van een ontslag op staande voet genoodzaakt heeft gevoeld om in te stemmen met een vaststellingsovereenkomst die na het verrekenen van de minuren slechts recht gaf op een geringe vergoeding. Daarna heeft [verzoeker] een baan gevonden die minder goed betaalt en waarvoor hij extra auto- en reiskosten maakt. Hiermee heeft [verzoeker] zijn schuldeisers benadeeld. Doordat het inkomen van [verzoeker] met ingang van 1 juni 2025 is gedaald en het vrij te laten bedrag door de auto- en reiskosten voor zijn woon-werkverkeer is gestegen kan [verzoeker] per maand € 319 minder afdragen aan de boedel. Dit betekent dat [verzoeker] - gelet op de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling tot 9 oktober 2025 - zijn schuldeisers voor een bedrag van € 1.276 (€ 319 x 4 maanden) heeft benadeeld.
Schending inlichtingenplicht (artikel 350 lid 3, aanhef en onder c Fw)
3.8.
De wettelijke schuldsaneringsregeling kent een aantal strikte verplichtingen, waaronder de verplichting om de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de regeling. Zoals tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aan de orde is geweest, heeft de bewindvoerder [verzoeker] bij haar huisbezoek op deze verplichting gewezen en staat de inlichtingenplicht ook beschreven in de nadien door haar aan [verzoeker] verstrekte informatie.
3.9.
De bewindvoerder heeft aangegeven dat zij uitsluitend via de postblokkade kennis heeft genomen van de aan [verzoeker] opgelegde strafbeschikking, de kwestie met de keuken en het beëindigen van het dienstverband met [bedrijf] . [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij deze zaken wel heeft besproken met zijn beschermingsbewindvoerder maar dat hij er niet aan heeft gedacht ook de bewindvoerder hierover te informeren. Ook de beschermingsbewindvoerder heeft nagelaten de bewindvoerder hierover te informeren. Dat betekent dat [verzoeker] op deze punten niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan.
Verlenging van de duur van de schuldsaneringsregeling (artikel 349 a lid 2 en 3 Fw)
3.10.
Hoewel de hiervoor geconstateerde benadeling van de schuldeisers en schending van de inlichtingenplicht net als de aan [verzoeker] opgelegde strafbeschikking een tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van [verzoeker] zonder meer kunnen rechtvaardigen, is het hof wegens de bijzondere omstandigheden van deze zaak van oordeel dat [verzoeker] een allerlaatste kans moet worden geboden om zijn regeling voort te zetten.
3.11.
Daarvoor vindt het hof van belang dat er een direct verband lijkt te zijn tussen het impulsieve handelen van [verzoeker] voortvloeiend uit zijn [aandoening] -problematiek en het niet voldoen aan de schuldsaneringsregelingsverplichtingen zoals hiervoor omschreven onder 3.5 tot en met 3.9. Uit zijn verklaring tijdens de mondelinge behandeling maakt het hof op dat [verzoeker] de goede weg is ingeslagen door niet langer terug te vallen op het gebruik van verboden middelen om de rust in zijn hoofd te bewaren. Daarnaast heeft hij een stabiele thuissituatie gecreëerd en mensen gevonden met wie hij zijn problemen kan bespreken, zodat hij stresssituaties beter het hoofd kan bieden. [verzoeker] heeft bovendien (de toezegging van) een vast dienstverband. Het hof verwacht dat een tussentijdse beëindiging van de wsnp de huidige stabiele situatie van [verzoeker] nadelig zal beïnvloeden, wat tot gevolg zal hebben dat de schuldeisers vermoedelijk een kleiner deel van hun vordering vergoed zullen krijgen dan bij een verlenging van de regeling het geval zal zijn. Door de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen wordt het evenwicht tussen de belangen van [verzoeker] en het belang van zijn schuldeisers bij voldoening van (een deel van) hun vordering dan ook voldoende bewaard. [1] Het hof heeft bij deze verlenging meegewogen dat de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling te kennen heeft gegeven niet onwelwillend te staan tegenover een mogelijke verlenging van de schuldsaneringsregeling van [verzoeker] mits daarmee de benadeling van de schuldeisers wordt hersteld door middel van de extra aflossing aan de boedel. [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven graag in te stemmen met een verlenging van de regeling, zodat hij de benadeling van zijn schuldeisers ongedaan kan maken.
3.12.
[verzoeker] moet zich goed realiseren dat hij met deze beslissing een laatste kans krijgt om zijn schuldsaneringsregeling succesvol tot een einde te brengen. Het hof verlangt van [verzoeker] dat hij zich gedurende de resterende looptijd van zijn schuldsaneringsregeling stipt zal houden aan de inlichtingenplicht en de afdrachtplicht. Tijdens de verlenging, na verloop van de reguliere termijn van 18 maanden, zal [verzoeker] naast de informatieplicht moeten zorgen voor de voldoening van het salaris bewindvoerder. Voor het overige zal zijn afdracht conform zijn vrij te laten bedrag kunnen worden gebruikt om de boedelachterstand van € 4.276 (€ 3.000 + € 1.276) in te lopen. Bovendien moet er zorg zijn voor zijn [aandoening] (volgens hem de oorzaak van zijn impulsieve beslissingen) door het inschakelen van professionele hulp uit het reguliere circuit, bijvoorbeeld door het verkrijgen van eventueel aangewezen medicatie door tussenkomst van een arts.
3.13.
Uit het vorenstaande volgt dat ter compensatie van de tekortkomingen van [verzoeker] de looptijd van zijn schuldsaneringsregeling zal worden verlengd met negen maanden of zoveel korter als nodig is om de boedelachterstand van € 4.276 in te lopen. [2]
3.14.
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal beslissen zoals hierna is vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 30 juni 2025 en opnieuw recht doende:
4.2.
bepaalt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien [verzoeker] wordt voortgezet en verlengt de looptijd van die regeling met een periode van negen maanden, te weten tot 9 juli 2026, of zoveel korter als nodig is om de boedelachterstand van € 4.276 in te lopen.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, D.M.I. de Waele en M.P.M. Hennekens en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2025.

Voetnoten

1.HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1072
2.HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2935