In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wettelijke schuldsaneringsregeling van de verzoeker. De rechtbank Overijssel had eerder, op 30 juni 2025, de schuldsaneringsregeling van de verzoeker tussentijds beëindigd, omdat hij zijn schuldeisers had benadeeld en zijn inlichtingenplicht had geschonden. De verzoeker had hoger beroep ingesteld met het doel de beëindiging van de regeling te vernietigen en de duur van de regeling te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2025 is de verzoeker, die via videoverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat en de bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn die een verlenging van de regeling rechtvaardigen. De verzoeker heeft een impulsieve aandoening en heeft geen professionele hulp ingeschakeld, wat heeft geleid tot het niet voldoen aan zijn verplichtingen. Het hof heeft geoordeeld dat, ondanks de geconstateerde benadeling van de schuldeisers, de verzoeker een laatste kans moet krijgen om zijn schuldsaneringsregeling voort te zetten. Het hof heeft de looptijd van de regeling met negen maanden verlengd, tot 9 juli 2026, of korter indien nodig om de boedelachterstand in te lopen. De verzoeker moet zich gedurende deze periode houden aan zijn inlichtingenplicht en afdrachtplicht, en hij moet zorg dragen voor zijn aandoening.