Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 9 juli 2025 is gehouden.
2.De kern van de zaak
3.De toelichting op de beslissing van het hof
ad € 369.000,- o.g.’ en een schuine streep door de getypte tekst met daarbij de woorden: ‘
tot 01-05-2021 gratis’. Door de rechtbank is een onderzoek door een deskundige bevolen, die in zijn rapport heeft geconcludeerd dat de onderzoeksresultaten veel waarschijnlijker zijn wanneer de onderzochte handtekening onder de e-mail door [geïntimeerde] is geplaatst dan, wanneer die handtekening door iemand anders is geplaatst. [geïntimeerde] heeft als tegenbewijs tegen het op basis van het deskundigenrapport aangenomen vermoeden van de rechtbank dat [geïntimeerde] de bewuste e-mail heeft ondertekend, onder ede verklaard dat zij niet meer weet of zij de bewuste e-mail heeft gezien of ondertekend. [naam2] heeft verklaard dat hij van [geïntimeerde] begrepen heeft dat zij een roerendezakenlijst heeft getekend. [appellant] voert aan dat deze verklaringen van [geïntimeerde] en [naam2] onvoldoende zijn om de voorshands bewezen geachte stelling dat [geïntimeerde] de e-mail heeft ondertekend, te ontzenuwen. Het hof is het met [appellant] eens. Ten eerste is uit de door [appellant] ter plekke gemaakte foto’s (in eerste aanleg onder productie 7 bij dagvaarding overgelegd, en in hoger beroep overgelegd als productie H12 bij memorie van grieven en in betere kwaliteit als productie H26) voldoende af te leiden dat [geïntimeerde] de e-mail van 1 december 2020 heeft ondertekend. Op de eerste foto van productie H26 (de tweede foto van producties 7 en H12) is de geprinte e-mail te zien, met onderaan zichtbaar een smalle handtekening. Op de tweede foto van productie H26 (de eerste foto van productie 7 en H12) is te zien dat [geïntimeerde] haar handtekening zet onder de inventarislijst en is ook de e-mail te zien met daarop een donkerder, bredere, plek ter hoogte van de handtekeningen dan op de eerste foto, gelijkend op beide handtekeningen zoals deze te zien zijn op de stukken in de door [appellant] ingediende productie 7 bij dagvaarding. Daaruit leidt het hof af dat de verklaring van [appellant] klopt dat hij zijn handtekening al had geplaatst en dat [geïntimeerde] haar handtekening vervolgens heeft bijgeplaatst, tegen de handtekening van [appellant] aan. Dit vindt steun in voormelde conclusies in het deskundigenrapport. De verklaring van [geïntimeerde] dat zij niet weet of zij de e-mail van 1 december 2020 tijdens de bezichtiging van 13 december 2020 heeft gezien of ondertekend, kan dit niet ontkrachten. Dat geldt ook voor voormelde verklaring van [naam2] dat hij van haar begreep dat zij een roerendezakenlijst heeft getekend.
ad € 369.000,- o.g.’ en ‘
tot 01-05-2021 gratis’. Eveneens zichtbaar is de schuine streep die over de tekst van de e-mail is gezet. Gelet hierop is het hof van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [geïntimeerde] de e-mail heeft ondertekend nadat daarop de bijschrijvingen waren geplaatst.
- [geïntimeerde] werd – naar [appellant] wist – bijgestaan door [naam2] , zodat [appellant] – die zelf makelaar is – er niet zonder meer op mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] ter plekke in afwezigheid van haar makelaar met de ondertekening van een e-mail, zonder verdere voor de verkoop van (recreatie)woningen gangbare bepalingen, een koopovereenkomst wilde sluiten. Dat [geïntimeerde] zelf gezegd zou hebben haar makelaar er niet bij te willen hebben, is, gelet op de verklaringen van [geïntimeerde] en [naam2] , door [appellant] onvoldoende onderbouwd;
- Uit de tekst van de e-mail valt niet duidelijk op te maken dat door ondertekening van die e-mail een koopovereenkomst wordt aangegaan. Zo ontbreken daarin woorden als ‘ [geïntimeerde] verkoopt hierbij’ en/of ‘ [appellant] koopt hierbij’. Ook blijkt uit de e-mail niet wie koper is – [appellant] , zijn vrouw, of beiden –, wordt [geïntimeerde] niet als verkoopster genoemd en is het object niet duidelijk omschreven (op dat punt staat alleen ‘ [naam1] ’ in het onderwerp van de e-mail);
- [appellant] heeft voorafgaand aan het gesprek met [geïntimeerde] op 13 december 2020 [naam2] gevraagd een conceptkoopakte op te stellen, met de bedoeling – zoals [appellant] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard – deze mee te nemen naar het gesprek met [geïntimeerde] en deze door beide partijen te laten ondertekenen. Hieruit blijkt dat ook [appellant] in de veronderstelling was dat met het tekenen van die conceptkoopakte (een ‘volledige’ overeenkomst) de koop zou worden gesloten;
- [geïntimeerde] heeft [appellant] op 13 december 2020 gevraagd de overeengekomen afspraken vast te leggen in een uitgebreider document. [appellant] wist dat [geïntimeerde] nog enkele zaken, zoals de risico-overgang naar de koper, een boetebepaling, betaling van de nutsvoorzieningen en betaling van de verzekeringen, wilde bespreken en vastleggen in een koopakte;
- [appellant] ging er ook zelf van uit dat er na het gesprek op 13 december 2020 nog een schriftelijke koopovereenkomst opgemaakt en ondertekend zou worden. [appellant] heeft daarom op 14 december 2020 een door hem (met personalia en al gemaakte afspraken) ingevulde conceptkoopakte gestuurd naar [geïntimeerde] , waarin enkele bepalingen zijn opgenomen die erop duiden dat ook [appellant] de bedoeling had slechts met het ondertekenen van die koopakte door beide partijen de koop aan te gaan. Zo staat in artikel 19 sub e dat als verkoper niet uiterlijk op 16 december 2020 de koopakte met alle daarbij behorende bijlagen geparafeerd en getekend heeft, de koopovereenkomst komt te vervallen. Verder is in artikel 20 van die conceptkoopakte bepaald dat de wettelijke bedenktijd voor de koper pas gaat lopen na ondertekening van die akte. Niet toepasselijke bepalingen in de NVM-akte had [appellant] doorgestreept. Bovendien heeft [appellant] op 15 december 2020 aan [geïntimeerde] gevraagd of het toegestuurde contract in orde was en of ze op korte termijn een afspraak konden maken voor het tekenen van die koopakte.
4.De beslissing
9 september 2025.