ECLI:NL:GHARL:2025:5599

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
200.351.567/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot naleving cao door vakvereniging jegens werknemers zonder keuzemogelijkheden

In deze zaak heeft de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, dat op 21 januari 2025 is gewezen. De FNV vorderde dat J&T Koeriers B.V. wordt veroordeeld tot naleving van cao-bepalingen en uitbetaling van aanspraken aan werknemers. De kantonrechter had de vordering toegewezen, maar met beperkingen, waardoor alleen werknemers die aanspraak willen maken op uitbetaling, recht hebben op betaling. FNV is het niet eens met deze beperking en vordert vernietiging van het vonnis.

Het hof constateert dat de vordering van FNV ruimer is dan de grieven die zij heeft ingediend. FNV heeft geen grieven ingediend tegen de beslissing dat zij geen beroep kan doen op schending van bepaalde artikelen van de cao. Het hof oordeelt dat de beperking op de uitbetalingsplicht onterecht is, omdat de cao-bepalingen geen keuzemogelijkheden voor werknemers bevatten. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover het gaat om de beperking van de uitbetalingsplicht en veroordeelt J&T tot uitbetaling aan de werknemers van de loonaanspraken, met wettelijke verhoging en rente, onder verbeurte van een dwangsom.

De kosten van het hoger beroep worden aan J&T opgelegd, en het hof verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen op 2 september 2025 en is niet gepubliceerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.351.567/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen 11006962
arrest van 2 september 2025
in de zaak van
Federatie Nederlandse Vakbeweging
die is gevestigd in Utrecht
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna:
FNV
advocaat: mr. R.A. Severijn
tegen
J&T Koeriers B.V.
die is gevestigd in Leek
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna:
J&T
die in hoger beroep niet is verschenen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

FNV heeft op 19 februari 2025 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, dat op 21 januari 2025 [1] tussen partijen is gewezen.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep
• het aan J&T verleende verstek
• de memorie van grieven
• de door FNV overgelegde stukken voor arrest.

2.De kern van de zaak

2.1
De activiteiten van J&T vallen onder de werkingssfeer van de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. FNV heeft gevorderd dat J&T wordt veroordeeld tot naleving van een aantal artikelen in die cao gedurende twee periodes waarin die cao algemeen verbindend is verklaard, en tot uitbetaling van de daaruit volgende aanspraken aan de werknemers met wettelijke verhoging en wettelijke rente waarop een dwangsom wordt gesteld.
2.2
De kantonrechter heeft de vordering toegewezen met uitzondering van aanspraken op basis van de artikelen 4, 20 en 68 van de cao en de wettelijke verhoging gematigd tot 10%. De veroordeling tot uitbetaling aan de werknemers is door de kantonrechter echter geclausuleerd: die veroordeling is beperkt tot de werknemers die hierop aanspraak kunnen en willen maken en de dwangsom geldt alleen als J&T niet betaalt binnen vier weken nadat die werknemers zich schriftelijk bij FNV en J&T hebben aangemeld.
2.3
FNV vindt deze beperking onjuist en vordert vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog toewijzing van wat zij in eerste aanleg heeft gevorderd.

3.Het oordeel van het hof

de omvang van het hoger beroep
3.1
Het hof constateert dat wat FNV in hoger beroep vordert ruimer is dan waar zij concreet over klaagt. FNV heeft geen grieven gericht tegen de beslissing dat zij geen beroep kan doen op schending van de artikelen 4, 20 en 68 van de cao en tegen de beslissing tot matiging van de wettelijke verhoging. In zoverre is FNV niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
3.2
Het hoger beroep slaagt voor zover het gaat om de beperking op de uitbetalingsplicht tot die werknemers die op uitbetaling aanspraak kunnen en willen maken en die zich hebben aangemeld. Dat wordt hierna uitgelegd nadat eerst de feiten zijn vastgesteld die van belang zijn voor dit geschil.
de feiten
3.3
Het hof verwijst naar wat al onder 2.1 is opgemerkt en vult aan dat het gaat om de volgende periodes waarin de cao algemeen verbindend was:
- 1 december 2022 tot en met 31 december 2022 en
- 13 januari 2023 tot en met 31 december 2023.
het bezwaar van FNV en de beoordeling ervan
3.4
Volgens FNV heeft de kantonrechter de opgenomen beperking gebaseerd op uitspraken van de Hoge Raad uit 1997 [2] en 2018 [3] maar ten onrechte geen rekening gehouden met de daarop door de Hoge Raad in 2021 aangebrachte nuancering [4] . Die nuancering houdt in dat een werknemersorganisatie een eigen belang heeft bij naleving van de cao door de werkgever. Niet iedere toewijzing van een vordering van een werknemersorganisatie tot nakoming van cao-verplichtingen van een werkgever jegens werknemers dient afhankelijk te worden gesteld van de wens van werknemers tot nakoming. Gelet op het dwingendrechtelijke karakter van algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen moet J&T die ook naleven als werknemers niet reageren of aangeven geen aanspraak te maken, aldus FNV.
3.5
Het hof stelt voorop dat de Hoge Raad in de bedoelde uitspraak in 2021 geen nieuwe nuance aanbrengt, maar erop wijst dat in de uitspraak uit 1997 een recht aan de orde was (het kiezen van snipperdagen tussen Kerst en Oud en Nieuw) waarbij de cao een individuele keuzemogelijkheid aan de werknemer laat. In zo’n geval kan niet door toewijzing van de vordering van een werknemersorganisatie een prestatie aan de werknemer worden opgedrongen, aldus de Hoge Raad. [5]
3.6
Het voorgaande brengt mee dat het hof moet nagaan of het bij de vordering van FNV om uitbetaling aan werknemers in dit geval gaat om cao-bepalingen waarbij de werknemer een keuzemogelijkheid heeft.
3.7
Daarvan is niet gebleken. Het gaat om loonaanspraken bij ziekte (artikel 16 van de cao), inschaling bij aanvang dienstverband (artikel 19), omvang van het jeugdloon (artikel 20), tredeverhoging na een vol ervaringsjaar (artikel 21), de gehanteerde loonschaal (artikel 25), de diensturenregistratie en controle daarop (artikel 26a), de verblijfkostenvergoeding (artikel 40), het aanvangssaldo aan vakantie-uren en vermelding van saldomutaties op de loonstrook (artikel 67a) en de datum waarop de vakantiebijslag moet worden betaald (artikel 69).
Omdat de bepalingen niet inhouden dat de werknemer een keuze heeft, past daarbij niet dat toewijzing van de vordering tot uitbetaling afhankelijk is van een wilsuiting van de individuele werknemer.
De grief van FNV is daarom gegrond.
de conclusie
3.8
De grief van FNV is gegrond. Het hof zal het dictum van het bestreden vonnis onder 5.2 voor de duidelijkheid geheel vernietigen en opnieuw formuleren. FNV is niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover die verder strekt dan deze aanpassing.
3.9
J&T wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Die bedragen € 122,25 explootkosten, € 827,- voor griffierecht en € 1.214,- voor salaris van de advocaat (1 punt, tarief II in hoger beroep).
3.1
De kostenveroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Groningen van 21 januari 2025 behoudens voor zover het gaat om de onder 5.2 opgenomen veroordeling, vernietigt het vonnis in zoverre en beslist in plaats daarvan:
5.2
veroordeelt J&T tot uitbetaling aan de betreffende werknemers van de
loonaanspraken, toeslagen en/of vergoedingen die ten gevolge van de veroordeling onder 5 1. ontstaan, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente, samen met het overleggen van de betalingsbewijzen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van
€ 5.000,- indien J&T niet binnen vier weken aan deze veroordeling voldoet;
4.2
verklaart FNV niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover die strekt tot verdergaande vernietiging van het bestreden vonnis;
4.3
veroordeelt J&T, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep aan de kant van FNV, vastgesteld op € 122,25 explootkosten, € 827,- voor griffierecht en € 1.214,- voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, M. Willemse en D.W.J.M. Kemperink, en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
2 september 2025.

Voetnoten

1.niet gepubliceerd.
2.HR 19 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2532 (CNV/Pennwalt).
3.HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:980 (FNV/InRetail).
4.HR 19 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:413 (Vennootschap X/FNV).
5.Zie overweging 3.3.7 van het in noot 4 genoemde arrest.