Uitspraak
1.[geïntimeerde1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- het verslag (proces-verbaal) van de enkelvoudige mondelinge behandeling die op 4 september 2025 is gehouden.
2.De kern van de zaak
3.De toelichting op de beslissing van het hof
mij leek de buste naar jou een voor de hand liggende gang in de naam-/geslachtslijn. Ik heb van niemand nog een voorkeur voor de buste gehoord. als jij instemming bij de anderen checkt is die voor jou. (…) de woning verkeert nu na bijna 2 mnd. in onttakelde staat, oplevering over 2 weken. (…) je kunt natuurlijk langskomen, ik ben er nog dagelijks voor de laatste regelingen”. [appellant] heeft deze e-mail van [naam3] op dezelfde dag aan zijn broer [naam5] doorgestuurd.
Verder Heeft [naam3] drie objecten aangeboden en aangezien [naam3] geen auto heeft en [naam5] net in Amsterdam is geweest vroeg ik mij af of jij kan helpen deze opjecten voor de familie veilig te stellen. Ik kan pas in augustus naar Nederland komen en dan is het te laat.”
Wij zijn vandaag in A’dam geweest. De Buste is mee en staat heel mooi in onze woonkamer . Volgens mij is die voor jou.”
het blijkt dat [naam6] echt geen herinneringsobject uit de [adres1] wil hebben.(…)
je hebt intussen natuurlijk wel vernomen dat de kop van de overgrootvader bij [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] op je wacht”.
Maar even over die buste, jij denkt daar recht op te hebben. Ik heb dat ding uit de boedel van [naam2] kunnen redden en zelf bedacht dat die voor jou zou zijn. Ik kan hem ook gewoon zelf houden. Er is niks over afgesproken” en “
De buste is uit logeren”.
In de zomer van 2017 heeft [naam3] veel met ons gezin gecommuniceerd over erfstukken van [naam2] uit de [adres1] . (…) [appellant] heeft mij gevraagd of ik bezwaar had dat hij de buste kreeg. Ik had daar in ieder geval geen bezwaar tegen, want ik had met een vleugel al meer gekregen dan de anderen. (…) Totdat deze vervelende situatie tussen [geïntimeerde2] en [appellant] is ontstaan, heeft er volgens mij binnen ons gezin niemand aan getwijfeld dat de buste voor [appellant] was.” Dat laatste vindt steun in het feit dat niet is gesteld of gebleken dat iemand van de kinderen [naam1] , nadat [appellant] hen bij e-mail van 11 juli 2017 had laten weten zeer geïnteresseerd te zijn in de buste, destijds (in 2017) interesse in de buste heeft kenbaar gemaakt, bezwaar heeft gemaakt tegen schenking van de buste aan [appellant] of betaling heeft gevraagd van enig bedrag in ruil voor die schenking. Als onbetwist staat vast dat [naam4] destijds akkoord ging met schenking van de buste aan [appellant] en dat [naam6] van meet af aan heeft laten weten dat hij geen interesse had in zaken die in het huis van [naam2] stonden. [geïntimeerde2] heeft ter zitting verklaard dat zij destijds geen interesse had in de buste en dat die interesse pas later ontstond, toen de buste bij haar thuis stond. De enige die (op dit moment) naast [appellant] interesse heeft in de buste is [naam5] . Maar [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hebben niet (gemotiveerd) gesteld dat [naam5] die interesse destijds kenbaar heeft gemaakt en/of destijds bezwaar heeft geuit tegen schenking van de buste aan [appellant] . Door dat niet te doen terwijl hij op de hoogte was van [appellant] interesse en van de e-mail van [naam3] van 12 juli 2017 dat [appellant] nog bij zijn broers en zussen zou moeten checken of die geen bezwaar hadden tegen de schenking van de buste aan [appellant] , heeft hij minst genomen de indruk gewekt in te stemmen met de schenking van de buste aan [appellant] . Dat geldt nog meer nu ook [naam5] actief betrokken is geweest bij het leeghalen van het huis van [naam2] . Ook hij is medio juli 2017 in het huis van [naam2] geweest en heeft bij die gelegenheid een schilderij meegekregen. Verder merkt het hof in dit verband nog op dat partijen ter zitting hebben verklaard dat de kinderen [naam1] met betrekking tot de toegedeelde zaken niet onderling hebben afgerekend. In dit licht bezien kan het door [naam3] benoemde checken van instemming niet als een harde voorwaarde voor eigendomsverkrijging worden uitgelegd waarop jaren later nog een beroep op zou kunnen worden gedaan. Doordat niemand destijds bezwaar heeft gemaakt tegen schenking van de buste aan [appellant] of betaling heeft gevraagd van enig bedrag in ruil voor die schenking, moet het er in deze procedure voor worden gehouden dat de benodigde instemming (impliciet) is gegeven. [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hadden in 2021 en hebben ook nu dus geen redelijke grond om afgifte van de buste aan [appellant] te weigeren.