ECLI:NL:GHARL:2025:6529

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
200.319.617
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen en beschuldigingen door echtgenote van Twentse ondernemer via e-mails aan derden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om onrechtmatige uitlatingen en beschuldigingen die de echtgenote van een Twentse ondernemer heeft gedaan via honderden e-mails aan verschillende derden over een periode van jaren. De ex-partner van de ondernemer, hierna aangeduid als [geïntimeerde], heeft de echtgenote, aangeduid als [appellante], aangeklaagd wegens deze uitlatingen. Het hof heeft in een eerder vonnis van 3 augustus 2022 een uitingsverbod opgelegd aan [appellante], dat onmiddellijk van kracht was voor de duur van de procedure. Dit verbod was bedoeld om te voorkomen dat [appellante] [geïntimeerde] op enige wijze zou beschuldigen. Het hof heeft geoordeeld dat de beschuldigingen van [appellante] ongegrond zijn en dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. De zaak is vervolgens verwezen naar een schadestaatprocedure, waarbij het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] schade heeft geleden door de uitlatingen van [appellante]. Het hoger beroep van [appellante] is afgewezen, en zij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het hof heeft bepaald dat de veroordelingen uitvoerbaar zijn bij voorraad, wat betekent dat ze ook ten uitvoer kunnen worden gelegd als een van de partijen de zaak aan de Hoge Raad voorlegt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.319.617
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 276541
arrest van 21 oktober 2025
in de zaak van

1.[appellante]

die woont op een geheim adres te [woonplaats1] (Duitsland)
appellante in het incident
hierna: [appellante]
advocaat: voorheen mr. G.A.M.F. Spera (onttrokken op 9 april 2024)
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats2]
geïntimeerde in het incident
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. P.L. Tjiam

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
In het arrest van 5 september 2023 heeft het hof een mondelinge behandeling gelast die zou plaatsvinden op 24 januari 2024. In overleg met de advocaten is besloten de mondelinge behandeling niet door te laten gaan en deze zaak gezamenlijk te behandelen met de hoofdzaak (zaaknummer 200.333.327).
1.2
Deze gezamenlijke mondelinge behandeling heeft op 16 april 2025 bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag (proces-verbaal) gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd. [appellante] was hierbij niet aanwezig.
1.3
[geïntimeerde] heeft het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.Het oordeel van het hof

2.1
In het vonnis in incident van 3 augustus 2022 (hersteld bij vonnis van 26 augustus 2022 is op vordering van [geïntimeerde] [appellante] met haar vennootschappen en nog acht andere gedaagden een uitingsverbod opgelegd met onmiddellijke ingang voor de duur van deze procedure om, kort gezegd, op enigerlei wijze in woord of geschrift direct of indirect [geïntimeerde] te (doen) beschuldigen als omschreven in het vonnis onder 4.3, op straffe van een dwangsom. [appellante] is veroordeeld in de kosten in dit incident.
2.2
Alleen [appellante] is het niet eens met dit tijdelijke verbod en heeft hoger beroep ingesteld en tegen het oordeel een aantal grieven ingesteld. Die grieven slagen niet nu het hof in de hoofdzaak op deze datum heeft geoordeeld dat [appellante] diverse ongegronde beschuldigingen heeft geuit via onder andere de zakelijke e-mailaccounts van [partner appellante] , via haar eigen IP-adres [nummer1] . Het hof heeft dit handelen van [appellante] onrechtmatig geoordeeld jegens [geïntimeerde] en [appellante] een verbod opgelegd tot het uiten van de diverse beschuldigingen op straffe van verbeurte van een dwangsom. Het hof heeft aannemelijk geoordeeld dat [geïntimeerde] hierdoor schade heeft geleden en heeft de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure.
2.3
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellante] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellante] tot betaling van de proceskosten in het hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
2.4
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

3.De beslissing

Het hof:
3.1
bekrachtigt het vonnis in incident van 3 augustus 2022 (hersteld bij vonnis van 26 augustus 2022) van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo;
3.2
veroordeelt [appellante] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 343,- aan griffierecht
€ 1.214,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (1 procespunt x appeltarief II)
3.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, C. Bakker en V. van der Kuil, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.