Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak en de vaststaande feiten
3.De procedure bij de rechtbank en het geschil bij het hof
4.De toelichting op de beslissing van het hof
enNOG
tenzij. (…).” Het hof stelt in dit verband vast (zoals blijkt uit de door [naam3] en [naam2] aan de Geschillencommissie verzonden brief) op dat [naam1] alleen werkzaam was bij de GGD Noord Oost Gelderland (NOG) en [naam3] bij NOG én VGGM, terwijl [appellant] ook voor de diensten bij NOG om indeling van [naam3] als supervisor vraagt (tenzij) en niet om [naam1] (tenzij). Op de vraag van het hof wat [appellant] in de tijd tussen dat gesprek en de mail aan de roosteraar heeft ondernomen om conform de afspraak diensten in te plannen onder supervisie van [naam1] bleef [appellant] het antwoord schuldig. Hetzelfde geldt voor het antwoord op de vraag van het hof waarom uit het verslag van de hoorzitting niet blijkt dat hij om het horen van [naam4] heeft gevraagd en waarom hij – als hij dat inderdaad heeft verzocht – niet ook om aanvulling van het verslag op dit punt heeft verzocht. Nu er geen aanknopingspunten zijn dat [appellant] tijdens de hoorzitting bij de Geschillencommissie daadwerkelijk heeft verzocht [naam4] te horen als getuige en de Stichting dit betwist, kan dat niet als vaststaand worden aangenomen. Ook kan dus niet worden aangenomen dat op dit punt een procedurele fout zou zijn gemaakt.