ECLI:NL:GHARL:2025:6979

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
21-002777-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het beschadigen van een gedenkplaats en het wegmaken van knuffels

Op 6 november 2025 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in Aleppo, Syrië, werd beschuldigd van het medeplegen van het beschadigen van een gedenkplaats en het wegmaken van knuffels. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 mei 2025, waarbij de verdachte samen met anderen knuffels heeft weggenomen van een gedenkplaats die was ingericht ter nagedachtenis aan twee jonge kinderen die daar om het leven waren gekomen. De politierechter had eerder een taakstraf van zestig uren opgelegd, te vervangen door dertig dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot dezelfde straf. Het hof oordeelde dat de gedenkplaats en de knuffels emotionele waarde vertegenwoordigden en dat deze goederen niet als 'res nullius' of 'res derelictae' konden worden beschouwd. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het beschadigen van de gedenkplaats en het wegmaken van de knuffels, en dat deze goederen toebehoorden aan de nabestaanden van de overleden kinderen. De uitspraak benadrukt het belang van respect voor gedenkplaatsen en de emotionele waarde die deze voor de nabestaanden hebben.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002777-25
Uitspraakdatum: 6 november 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 10 juni 2025 met parketnummer 18-162974-25 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 2005 in Aleppo (Syrië),
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, te vervangen door dertig dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van wat mr. N.D. Spijker, gemachtigd raadsvrouw, namens verdachte ter zitting heeft aangevoerd.

Het vonnis

De politierechter heeft bij vonnis van 10 juni 2025, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, te vervangen door dertig dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Het hof vernietigt het vonnis om proceseconomische redenen en doet daarom opnieuw recht.

Tenlastelegging

Op de zitting bij de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland is de tenlastelegging gewijzigd. Aan verdachte is na deze wijziging ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 26 mei 2025 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk de herdenk- en/of gedenkplaats van [naam 1] en [naam 2] aan de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2] bestaande uit onder meer knuffels, tekeningen en/of bloemen, en/of één of meer knuffels, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan de nabestaanden van [naam 1] en [naam 2] en/of personen die [naam 1] en [naam 2] willen herdenken, in elk geval aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 mei 2025 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer knuffels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de nabestaanden van [naam 1] en [naam 2] en/of personen die [naam 1] en [naam 2] willen herdenken, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft hiertoe om te beginnen aangevoerd dat de gedenkplaats geen goed is in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Ook behoorden de knuffels die op de gedenkplaats lagen niet meer aan iemand toe. Op het moment dat mensen knuffels of andere voorwerpen neerleggen op een gedenkplaats, doen zij daar namelijk afstand van.
Oordeel van het hof
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij op 26 mei 2025 in [plaats 1] een gedenkplaats en/of knuffels heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar en/of weg heeft gemaakt.
Niet ter discussie staat dat verdachte samen met twee medeverdachten op 26 mei 2025 bij de [straatnaam 2] in [plaats 1] meerdere knuffels heeft gepakt en in de auto heeft gelegd. Ook wordt niet betwist dat knuffels goederen zijn in de zin van artikel 350 Sr.
Het hof ziet zich voor de vragen gesteld of een gedenkplaats kan worden aangemerkt als een goed als bedoeld in artikel 350 Sr en of de gedenkplaats en de daar aanwezige knuffels nog aan iemand toebehoorden.
Is een gedenkplaats een goed?
Ten aanzien van het betoog van de verdediging dat een gedenkplaats geen goed is als bedoeld in artikel 350 Sr, overweegt het hof anders en wel als volgt.
Het begrip ‘enig goed’ komt een autonome strafrechtelijke betekenis toe. Onder dit begrip valt elk goed dat vatbaar is om voor de bezitter (economische of anderszins) waarde te hebben. Ook een niet-stoffelijk object kan daaronder worden begrepen, mits het gaat om een object dat naar zijn aard geschikt is om aan de feitelijke heerschappij van een ander te worden onttrokken. [1] Een goed omvat ook onroerend goed, zoals een huis of akker. [2]
Het hof stelt vast dat op de kade waar [naam 2] en [naam 1] te water zijn geraakt en om het leven zijn gekomen, door de gemeente een gedenkplaats is ingericht om hen te herdenken. De gedenkplaats werd afgeschermd met hekwerk. Deze hekken bakenden de plek af die aangewezen was om als gedenkplaats te dienen en vormden daarmee een grens tussen de gedenkplaats en de rest van de kade. Op deze plek zijn door veel mensen knuffels, bloemen en kaarsen neergelegd op een manier die uitdrukking gaf aan hun gevoelens om [naam 2] en [naam 1] te willen herdenken. Deze spullen zijn naar het oordeel van het hof aan te merken als een geordend geheel dat op een organische manier een (tijdelijke) gedenkplaats heeft gevormd. Doordat op een met hekken afgeschermd stuk terrein spullen waren neergelegd die bestemd waren om [naam 2] en [naam 1] te herdenken, was sprake van voorwerpen die ook in hun geheel een emotionele waarde vertegenwoordigden. Zo bezien is naar het oordeel van het hof een gedenkplaats ontstaan die als goed kan worden aangemerkt in de zin van artikel 350 Sr.
Behoorden de gedenkplaats en knuffels aan iemand toe?
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de gedenkplaats en knuffels aan iemand toebehoorden. Het hof stelt hierbij om te beginnen voorop dat ‘toebehoren’ in strafrechtelijke zin ruimer is dan het civielrechtelijke eigendomsbegrip als bedoeld in artikel 3:1 van het Burgerlijk Wetboek. [3] Verder staat vast dat van een goed dat ‘geheel of ten dele toebehoort aan een ander’ in ieder geval geen sprake is wanneer de eigenaar het bezit van dat goed heeft prijsgegeven. [4] Aanknopingspunten voor de vraag of de eigendom van een goed al dan niet is prijsgegeven kunnen naar het oordeel van het hof gevonden worden in de bedoeling van de rechthebbende, de financiële en/of emotionele waarde van het goed, de plaats waar het goed is achtergelaten en de wijze waarop dat is gebeurd. [5] Het is soms een feit van algemene bekendheid dat een goed aan een ander toebehoort, zodat nader bewijs op dit punt niet nodig is. [6]
Het hof is van oordeel dat de omstandigheden waaronder verdachte en de medeverdachten de gedenkplaats en knuffels hebben aangetroffen niet de gedachte wettigen dat de goederen een ‘res nullius’ dan wel ‘res derelictae’ waren. De goederen bevonden zich op een door hekwerk afgebakend terrein en de knuffels waren samen met andere spullen – waaronder kaarsen en bloemen – op een geordende manier neergelegd. Gelet op de wijze waarop en waarmee de plek bij de kade was afgeschermd en ingericht, is het hof van oordeel dat voor verdachte en zijn medeverdachten duidelijk moet zijn geweest dat het hier om een gedenkplaats ging. Verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat hij op een plek was waar kinderen gestorven zijn. Het hof stelt vast dat het een feit van algemene bekendheid is dat een gedenkplaats een emotionele waarde vertegenwoordigt en dat de spullen, waaronder de knuffels, die op de gedenkplaats worden gelegd hier worden achtergelaten om uitdrukking te geven aan deze gevoelens en om steun te bieden aan de nabestaanden. Mede gelet op de emotionele waarde die de knuffels en de gedenkplaats vertegenwoordigden, stelt het hof vast dat de personen die deze spullen hier hebben neergelegd, het bezit niet zomaar hebben opgegeven. De gedenkplaats en knuffels waren aanwezig voor de nabestaanden van [naam 2] en [naam 1] en/of de mensen die [naam 2] en [naam 1] wilden herdenken. Zij behoorden naar het oordeel van het hof dan ook aan hen toe. Uit de omstandigheid dat de gedenkplaats met knuffels aan weer en wind werd blootgesteld en de knuffels niet meer werden opgehaald, kan, anders dan de verdediging lijkt te betogen, ook niet volgen dat daarmee het bezit werd prijsgegeven.
Voor zover door de verdediging ter onderbouwing van de prijsgegeven aard is verwezen naar rechtspraak die ziet op de verwerking van vuilnis, is het hof van oordeel dat de knuffels in deze context niet kunnen worden vergeleken met afval dat ter inzameling en verwerking wordt aangeboden, aangezien de knuffels niet zijn neergelegd op de gedenkplaats met het doel om opgehaald te worden ter vernietiging. De knuffels zijn juist op de gedenkplaats neergelegd om op die specifieke plek een functie te vervullen, namelijk het tot uitdrukking brengen van de emotie die in de samenleving werd gevoeld en het betuigen van medeleven aan de nabestaanden van [naam 2] en [naam 1] .
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de gedenkplaats en de knuffels geheel of ten dele aan de nabestaanden van [naam 2] en [naam 1] en/of personen die [naam 2] en [naam 1] wilden herdenken, toebehoorden. Daarmee staat vast dat zij in elk geval toebehoorden aan een ander dan verdachte en de medeverdachten.
Conclusie
Gelet op het voorgaande en de hieronder opgenomen bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – is het hof van oordeel dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan het beschadigen van de gedenkplaats en het wegmaken van knuffels.

De door het hof gebezigde bewijsmiddelen

Op basis van de navolgende bewijsmiddelen komt het hof tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 27 mei 2025, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier van politie Eenheid Noord-Nederland, onderzoeksnummer PL0100-2025137272 d.d. 30 mei 2025, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Waar was jij tussen zondag avond/maandag morgen (in de nacht)?
A: Ik was in [plaats 1] bij een plek waar kinderen gestorven zijn. Het was aan het water.
V: Met wie was je daar?
A: Met mijn broer en een vriend van mij. Mijn vriend heet [naam 3] .
V: Wat hebben jullie met de knuffels gedaan?
A: We hebben 3 of 4 knuffels meegenomen.
2. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2025, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 26 mei 2025 nam ik kennis van het feit dat op social media (Facebook) een filmpje was geplaatst waarbij op de gedenkplek aan de [straatnaam 2] te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , door 3 personen knuffelberen waren weggenomen en deze in een witte personenauto werden gelegd.
Ik herken op deze beelden de herdenkplek waarbij op dinsdag 20 mei 2025 in de avonduren het voertuig te water was geraakt waarbij 3 personen (vader en 2 jonge kinderen) om het leven zijn gekomen. Ter nagedachtenis aan dit feit is door de gemeente [gemeente] op de plek waar ze te water zijn geraakt en uiteindelijk geborgen een gedenkplek ingericht welke is afgeschermd met hekwerk. Op deze gedenkplek is door de bevolking een grote hoeveelheid kaarten en speelgoed als beren achtergelaten. De [straatnaam 2] te [plaats 1] is een voor het openbaar rij- en ander verkeer openstaande weg en in eigendom van de gemeente [gemeente] .
Kort hierna werd op social media ook de naam genoemd en het zou gaan om meneer [medeverdachte] aan de [adres 2] te [plaats 1] . Op 26 mei 2025 was ik om 10:31 uur daar ter plaatse in de straat.
De gestolen knuffels werden achter de woning aangetroffen.
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2025, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
De plek op de [straatnaam 2] is ingericht als gedenkplek van [naam 2] , [naam 1] en hun vader die vorige week levenloos in een auto aldaar werden aangetroffen.
4. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 mei 2025, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 26 mei 2025 heb ik de beelden bekeken die in de telefoon van [medeverdachte] stonden. In de telefoon van [medeverdachte] stonden twee filmpjes.
Filmpje 1
Links boven in beeld staat het tijdstip 26 mei.
Een manspersoon is gekleed in een lichtkleurige zogenaamde joggingbroek met daarop zelfde kleur zogenaamde hoody met daaroverheen een donkerblauwe bodywarmer en witte sneakers. De jongeman heeft een licht getinte huidskleur en donker kort haar. De jongeman draagt geen baard, snor of bril. De jongeman staat buiten op de openbare weg. Het is nog donker buiten. De jongeman wordt vervolgens persoon 1 genoemd. Ik zie dat er dranghekken staan en voor deze dranghekken ligt een zee van knuffels, bloemen en kaarsen op de grond. Persoon 1 staat met zijn rechterzij naar de grote hoeveelheid knuffels.
Persoon 1 houdt in zijn beide handen een grote lichtkleurige teddybeer vast. Deze teddybeer is groot van formaat. Persoon 1 tilt deze teddybeer op en houdt zijn handen ter hoogte van zijn schouders. De voeten van de teddybeer hangen ter hoogte van het kruis van persoon 1. Het hoofd van de teddybeer steekt ruim boven het hoofd van persoon 1 uit.
Vervolgens gaat persoon 1 door zijn knieën naar beneden en vervolgens weer omhoog waarbij persoon 1 de beer in de lucht gooit. Persoon 1 probeert vervolgens de beer weer op te vangen maar houdt de beer nog met zijn rechterhand vast waarna de beer op de straat valt. Hierbij kijkt persoon 1 in de camera en weet dat hij gefilmd wordt. De grijze knuffel wordt teruggegooid bij de rest van de knuffels. Hierbij zegt persoon 1 iets wat niet is te verstaan. “Neem deze, snel, snel.” Op dat moment verschijnt een andere jongeman in beeld, nader te noemen persoon 2.
Persoon 2 draagt een donkerkleurige jas met daaronder een donkerkleurige broek en licht grijskleurige sneaker met een blauwkleurige vlak op de hak. Heeft ook een licht getinte huidskleur.
Persoon 2 staat gebukt voorover voor de grote hoeveelheid aan knuffels. Persoon 2 slaat met zijn linkerhand op een bruinkleurige beer. De bruinkleurige beer ligt op de grond en behoort tot de grote hoeveelheid aan knuffels die op de grond liggen. De stem, vermoedelijk de filmer, zegt vervolgens: “Neem hem, neem hem bro, neem hem, chip chip chip, haby, haby” (fonetisch). Persoon pakt op dat moment de bruinkleurige beer van de grond.
De filmer wijst vervolgens naar een andere knuffel, liggend op de grond. Een blauwe knuffel met rode schoenen aan.
De stem zegt: “Pak deze, snel, snel, ella, criminele kanker flikkers. (Iets onverstaanbaars), I want it, go. Ja toch, ja toch. Ja toch de mannen zijn dood. Wij staan hier te werken toch. Ja toch.”
Op het moment dat de filmer dit zegt pakt persoon 1 de grote blauwe knuffel met rode schoen en een kleinere rode knuffel en een klein bruin beertje met witte pet, van de grond op.
De filmer filmt vervolgens kort de enorme hoeveelheid aan knuffels die op de grond liggen. Dan loopt persoon 1 naar een witte auto. Persoon 1 houdt in zijn rechterhand een rode knuffel vast. In zijn linkerhand houdt persoon 1 de grote blauwe knuffel met rode schoenen vast. Persoon 1 loopt naar de witte auto. De kofferbak van de witte auto staat open. Persoon 2 staat lachend bij de kofferbak en probeert een grote bruine knuffel en de grijze grote knuffel in de kofferbak te stoppen.
Stem zegt: “Kom kom”, en de deur achter de bestuurderstoel wordt door filmer geopend.
Er wordt gelachen en wat onverstaanbaars gezegd.
De grote bruine knuffel wordt op de achterbank gelegd door persoon 1. Vervolgens loopt filmer naar de kofferbak van de auto en wijst naar binnen. De stem, vermoedelijk van de filmer zegt: “Hier achter, hier, hier, hier, hier, ja toch, ja toch.” De rode kleine knuffel wordt in de linkerhoek van de kofferbak gelegd. Ook de blauwe grote knuffel met rode schoenen wordt in de kofferbak gelegd, al lachend.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 26 mei 2025 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk de herdenk- en/of gedenkplaats van [naam 1] en [naam 2] aan de [straatnaam 2] bestaande uit onder meer knuffels, tekeningen en bloemen, en meerdere knuffels, die geheel of ten dele aan de nabestaanden van [naam 1] en [naam 2] en/of personen die [naam 1] en [naam 2] willen herdenken, in elk geval aan een ander dan verdachte en zijn mededaders, toebehoorden, heeft beschadigd en/of weggemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

De eendaadse samenloop van

(t.a.v. de gedenk- en herdenkplaats)
het medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
(t.a.v. de knuffels)
het medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met twee anderen een gedenkplek beschadigd en knuffels weggemaakt, door deze knuffels van de gedenkplaats te pakken en mee te nemen. Deze gedenkplaats was speciaal ingericht om twee jonge kinderen te herdenken die op die plek kort daarvoor op een tragische wijze om het leven zijn gekomen. Een medeverdachte heeft de actie gefilmd en dit filmpje verspreid. Op het filmpje is te horen dat verdachte en de medeverdachten lacherig doen over hun gedrag. Het handelen van verdachte getuigt van een ernstig gebrek aan respect.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 16 september 2025. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor strafbare feiten. Zo bezien weegt verdachtes strafblad niet in strafverzwarende zin mee in de strafoplegging.
Het hof houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte verblijft sinds oktober 2024 in Nederland. In het reclasseringsrapport van 27 mei 2025 schrijft de reclassering dat zij verdachtes sociaal netwerk en psychosociaal functioneren als mogelijk delictgerelateerd ziet. De reclassering schat de kans op recidive laag in, omdat verdachte zich lijkt te realiseren wat hij heeft gedaan, al dan niet door de gevolgen die dit voor hemzelf heeft gehad. Verdachte is naar aanleiding van het bewezenverklaarde overgeplaatst van het AZC in [plaats 1] naar een ander AZC. Hij is in afwachting van een beslissing in zijn asielprocedure.
Het hof is van oordeel dat vanuit het oogpunt van generale preventie en normbevestiging een duidelijk signaal afgegeven dient te worden dat het gedrag van verdachte verwerpelijk en strafwaardig is.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een taakstraf van zestig uren, te vervangen door dertig dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

Wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 55 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. R. Godthelp, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 6 november 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 31 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BQ6575.
2.Vgl. Hoge Raad 27 oktober 1916,
3.Zie Hoge Raad 12 maart 2024, ECLI:NLHR:2024:384.
4.Vgl. ten aanzien van diefstal Hoge Raad 2 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5952.
5.Zie hiervoor ook de CAG van E.J. Hofstee, ECLI:NL:PHR:2024:55.
6.Vgl. Hoge Raad 17 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6361,