Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep (met grieven en een eis in incident)
- het antwoord in het incident.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de moeder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, dat op 15 augustus 2025 is uitgesproken. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vader vervangende toestemming krijgt om hun zoon, geboren in 2020, in te schrijven op school en heeft de moeder veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling. De moeder heeft een incidentele vordering ingesteld tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis. Het hof heeft de incidentele vordering van de moeder afgewezen. Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is. De moeder heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter ten onrechte bevoegd was en dat de vader niet had gevorderd dat de moeder de zorgregeling moest nakomen. Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter niet op een kennelijke misslag heeft beslist en dat de belangen van de minderjarige en de vader zwaarwegend zijn. De moeder heeft ook nieuwe feiten aangevoerd, maar het hof oordeelt dat deze niet leiden tot schorsing van de uitvoerbaarheid. De moeder heeft voldaan aan de veroordeling om ervoor te zorgen dat de minderjarige bij de vader is, maar dat is niet voldoende om de schorsing te rechtvaardigen. Het hof concludeert dat de incidentele vordering wordt afgewezen en dat elke partij de eigen kosten moet dragen.