Uitspraak
1.Nextmark B.V.
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De toelichting op de beslissing van het hof
De vierde zeer relevante bevinding is de slechte kwaliteit van de traanfilm en van de traanproductievocht van [geintimeerde] . De evaluatie van de traanfilm en van de traanproductievocht vindt plaats ten eerste door middel van de meting van de Tear Break up time test (T-BUT), die met gekleurde papiertjes in het oog (Fluoresceïne) meet hoe lang het duurt voordat het traanfilm op het hoornvlies zich afbreekt en ten tweede met de Schirmer test, die met papier streepjes geplaatst in het oog bij het onderste ooglid de traanproductie meet zonder en met verdoving van Oxybuprocaine 0.4%.
Het oogonderzoek van [geintimeerde] door mij verricht in het Amphia Ziekenhuis toonde tekens van een matige tot ernstige bilaterale dry eye syndrome of keratoconjunctivitis sicca, die geheel past met zijn huidige klachten.
Het is waar dat in de Consensus Refractiechirurgie (p. 13) niet is geconcretiseerd op welke wijze traanfilm en traanproductie geëvalueerd dienen te worden. Echter in hoofdstuk 11.2 op pag. 16 wordt nadrukkelijk verwezen naar de resultaten van de Schirmer test voor de evaluatie van de traanproductie. Mijn mening is dat deze test absoluut niet mag ontbreken.
Aantekeningen zoals boven beschreven (cornea gb of cornea helder) bevestigen alleen dat naar de cornea is gekeken. Deze aantekeningen in het medisch dossier zijn niet voldoende om te concluderen dat een dergelijke evaluatie van de traanfilm heeft plaatsgevonden. Dat een onderzoek van de cornea met Fluoresceïne werd gedaan of dat een Tear Break-up time (T-BUT) is gemeten staat niet in het medisch dossier.Met deze bevindingen van de gerechtelijk deskundige staat voor het hof vast dat de door Vision Oogzorg c.s. gestelde onderzoeken niet hebben plaatsgevonden. Op dit onderdeel heeft Vision Oogzorg c.s. geen adequate onderbouwing van haar stelling gegeven.
“want bij Vision Oogzorg vond geen enkele evaluatie van de status van de traanfilm en van traanproductievocht plaats”. Een enkele anamnese of een ingevuld formulier volstaat niet. Daarmee is Vision Oogzorg ook in dit opzicht tekortgeschoten in de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
Zonder het meten van een uitgangsituatie van de traanfilm en traanproductie heeft Vision Oogzorg belangrijke medische informatie gemist waardoor [geintimeerde] onvoldoende geïnformeerd kon worden over de risico’s van de ooglaserbehandeling voor zijn specifieke situatie, met als gevolg de bovengenoemde complicatie.En verderop in zijn rapport in antwoord op een vraag van de advocaat van Vision Oogzorg:
De door mijn assistente van het Amphia Ziekenhuis gemeten traanfilm en traanproductievochtwaarden van [geintimeerde] waren erg laag. (…) Maar omdat de andere twee testen … [de T-BUT en de Schirmer met verdoving, toev. hof] iets betere metingen gaven, is er bij [geintimeerde] naar mijn mening sprake van een bilaterale matige tot ernstige vorm van een dry eye syndroom (…). Omdat de traanfilm en traanproductie preoperatief niet zijn gemeten, kan ik niet onderschrijven dat deze metingen preoperatief ongestoord waren.In een daaropvolgende vraag herhaalt Porro zijn laatste antwoord:
Nogmaals, omdat de traanfilm en traanproductie preoperatief niet zijn gemeten, kan ik niet onderschrijven dat deze metingen preoperatief ongestoord waren.
Als er géén corneale behandeling was uitgevoerd zouden de huidige klachten van droge ogen er waarschijnlijk ook niet zijn geweest of op enig moment ook zijn ontstaan. Met betrekking tot de andere klachten zouden ze er hoogstwaarschijnlijk ook niet zijn geweest of op enig moment ook zijn ontstaan.
Gezien het feit dat de eerste laserbehandeling niet goed was gegaan voelde [geintimeerde] zich met de rug tegen de muur staan en had hij geen andere keus dan het tweede toestemmingsformulier te ondertekenen.