ECLI:NL:GHARL:2025:8009

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
21-000617-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor ontucht met minderjarigen en bedreiging met aanranding en verkrachting

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor ontuchtige handelingen met minderjarigen en bedreiging met aanranding en verkrachting. De feiten vonden plaats tussen 2021 en 2024, waarbij de verdachte contact heeft gelegd met twee minderjarige meisjes via sociale media. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met deze meisjes, die op het moment van de feiten 12 en 14 jaar oud waren. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en een hogere straf opgelegd van 48 maanden gevangenisstraf, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op €1.500 voor [benadeelde 1] en €5.000 voor [benadeelde 2]. Het hof heeft ook vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers voor een periode van vijf jaar. De zaak benadrukt de ernst van seksuele misdrijven tegen minderjarigen en de noodzaak van bescherming van de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000617-25
Uitspraakdatum: 12 december 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 januari 2025 met parketnummer 18-184995-24 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in P.I. [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 november 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting bij de rechtbank.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Daarin is gevorderd:
  • Dat het hof de straf voor de feiten waartegen geen hoger beroep is ingesteld zal bepalen op een gevangenisstraf van 30 maanden.
  • Dat het hof verdachte ten aanzien van feit 2, 4 en 5 zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden.
  • Dat het hof de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] geheel toe zal wijzen, onder te verdelen in een bedrag van € 2.500,- voor de feiten die in hoger beroep aan de orde zijn en € 3.200,- voor de feiten waarover het oordeel van de rechtbank al vast staat.
  • Dat het hof de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] toe zal wijzen tot een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade, en voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
  • Dat het hof beide vorderingen zal vermeerderen met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel op zal leggen.
  • Dat het hof de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen in de vorm van een contactverbod met slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] ten aanzien van de feiten die in hoger beroep aan de orde zijn.
  • Dat het hof de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht ook zal opleggen voor de vaststaande feiten 1 en 3 in de vorm van een contactverbod met slachtoffers [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .
  • Dat het hof ten aanzien van het beslag zal beslissen zoals de rechtbank heeft gedaan.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. van der Goot, en de advocaat van de benadeelde partij, mr. M. Schaap, hebben aangevoerd.

Omvang van het hoger beroep

Verdachte heeft aanvankelijk op 11 februari 2025 onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Bij akte van 17 juni 2025 heeft verdachte zijn hoger beroep ten aanzien van feit 1 en 3 ingetrokken. De zaak is vervolgens op 21 juli 2025 en 13 oktober 2025 bij het hof pro forma behandeld. Vervolgens heeft verdachte bij akte van 13 november 2025 het hoger beroep tegen feit 4 ingetrokken.
Intrekking van het hoger beroep kan plaatsvinden uiterlijk tot de aanvang van de behandeling van het beroep. [1] Als gevolg van de gedeeltelijke intrekking van het hoger beroep van 17 juni 2025 is het hoger beroep niet meer gericht tegen het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde. De intrekking van het hoger beroep tegen feit 4 heeft echter plaatsgevonden na de (pro forma) aanvang van de behandeling van het hoger beroep op de openbare terechtzitting. Intrekking van het hoger beroep tegen dat feit was op dat moment niet meer mogelijk. Het hoger beroep richt zich daarom tegen feit 2, 4 en 5.

Het vonnis

De meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft verdachte in het vonnis van 30 januari 2025 ten aanzien van wat hem onder 1, 2, 3A en 3B, 4 subsidiair en 5 ten laste is gelegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarbij heeft de rechtbank als bijzondere voorwaarden gesteld: een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 1] , en het vermijden van kinderporno. De rechtbank heeft aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van 5 jaar verbonden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] geheel toegewezen. De rechtbank heeft die vordering vermeerderd met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 1] heeft de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van het beslag heeft de rechtbank het volgende besloten. De Apple iPhone 7 en de Apple iPhone XR zijn verbeurd verklaard. De Dell-laptop, Samsung-telefoon en een USB-stick zijn aan het verkeer onttrokken. De Samsung-computer, USB-kabel, Samsung-tablet, simkaart, Sony Ericsson, Motorola, Apple iPhone 4, prepaid simkaart, Nokia, Samsung tablet, zwarte telefoon, Apple iPhone, Samsung telefoon, Apple iPhone en USB-stick zijn aan verdachte teruggegeven. De dildo, shotstoys en satisfyer moeten aan [pleegmoeder] worden teruggegeven.
Het hof komt in dit arrest tot een andere beslissing over de bewezenverklaring van feit 4 dan de rechtbank Noord-Nederland. Ook komt het hof tot een andere strafoplegging, een andere beslissing ten aanzien van één van de in beslag genomen goederen en een andere beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] . Het hof vernietigt daarom het vonnis voor zover dat vonnis aan het oordeel van het hof is onderworpen en doet opnieuw recht.

Tenlastelegging

Op de zitting bij de rechtbank Noord-Nederland is de tenlastelegging gewijzigd. Aan verdachte is na deze wijziging - en voor zover in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 19 april 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 1] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] , te weten
- zijn, verdachtes, vinger(s) tussen/in (de schaamlip(pen) van) de vagina van die [benadeelde 2] te brengen en/of vervolgens die [benadeelde 2] te vingeren
- de borsten/tepels van die [benadeelde 2] te betasten
- die [benadeelde 2] zijn penis vast te laten pakken en/of vervolgens die [benadeelde 2] hem te laten aftrekken
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde 2] te brengen en/of vervolgens die [benadeelde 2] hem te laten pijpen;
4. primair
hij in of omstreeks de periode 27 mei 2021 tot en met 14 december 2021 te [geboorteplaats] / [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [benadeelde 1] te dwingen tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of aan een derde toebehoorde en/of het ter beschikking stellen van gegevens en/of het aangaan van een schuld, te weten tot het maken en/of versturen van seksueel getinte foto- en/of video opnamen van zichzelf en/of tot het verrichten van seksuele diensten bij verdachte en/of anderen,
- een (erotisch getint) contact is aangegaan via Snapchat en/of lnstagram met die [benadeelde 1] - die [benadeelde 1] (vervolgens) dreigende en/of dwingende berichten heeft gestuurd inhoudende dat hij "wat extra dingen" over die [benadeelde 1] zou openbaren/toesturen aan haar familie, althans bekenden van voornoemde [benadeelde 1] , als zij niet op verdachte zou antwoorden en/of geen seksueel getinte foto- en/of video opnamen van zichzelf zou sturen en/of geen seksuele diensten bij verdachte en/of anderen zou verrichten
terwijl de uitvoering van dat door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. subsidiair
hij in of omstreeks de periode 27 mei 2021 tot en met 14 december 2021 te [geboorteplaats] , althans in Nederland, [benadeelde 1] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat,
- verkrachting,
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
door die [benadeelde 1] veelvuldig (eisende en bedreigende) berichten te sturen en/of zich op te houden bij plaatsen waar die [benadeelde 1] zich begeeft en/of achteraf berichten naar die [benadeelde 1] te sturen, waaronder:
- " Als je raar gaat doen dan weet ik je heel goed te vinden en dat gaat het tegen je wil"
- " [plaats 3] . Is niet heel moeilijk zoeken"
- " Je krijgt twee keuzes. Of je gaat 1 keer vrijwillig meer dan ben ik weer weg. Of je gaat lastig doen en dan doen we het op een andere manier"
- " Ik zie je deze week wel, andersom is maar de vraag"
- " Je locatie uitzetten heeft geen zin schat. Dus ik vraag het je nog een keer. Welke keuze ga je maken?"
- " en je ouders wonen bij het station toch?"
- " ik wil je gewoon kapot neuken, meer niet"
- " Je zag er wel heel lief en gewillig uit zo lopend langs de weg de laatste keer met de telefoon in je handje, beetje sloffen over dr stoep heen. Had je graag in de auto gehad alleen had je alleen moeten hkomen beauty";
5.
hij in of omstreeks de periode 1 juni 2023 tot en met 30 september 2023 te [plaats 4] , althans in Nederland, met [benadeelde 3] , geboren op [geboortedatum 3] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 3] , te weten
- zijn, verdachtes, vinger(s) tussen/in (de schaamlip(pen) van) de vagina van die [benadeelde 3] te brengen en/of vervolgens die [benadeelde 3] te vingeren
- die [benadeelde 3] de steel van een hamer in haar vagina te laten brengen
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde 3] te brengen en/of vervolgens die [benadeelde 3] hem te laten pijpen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van feit 4 primair

Net als de rechtbank komt het hof tot vrijspraak van dat wat verdachte onder feit 4 primair ten laste is gelegd. Niet is gebleken van een poging tot afdreiging door middel van smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim.

Bewijsoverwegingen feit 2, feit 4 subsidiair en feit 5

Op de zitting is door de raadsman van verdachte bepleit dat verdachte van de feiten 2 en 5 moet worden vrijgesproken. Over feit 2 is aangevoerd dat er geen getuigen zijn en dat er te weinig steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster [benadeelde 2] . Ook is de wijze van verhoren van aangeefster suggestief geweest. De berichten die zij aan [naam 1] stuurt zijn afkomstig van [benadeelde 2] en dus van dezelfde bron. Daarom kunnen die niet als steunbewijs voor haar aangifte gelden. Datzelfde geldt voor de verklaring van [naam 2] : ook hij verklaart slechts over berichten die van [benadeelde 2] afkomstig zijn. De berichten tussen verdachte en [benadeelde 2] kunnen ook niet als steunbewijs gelden. [benadeelde 2] is degene die zegt “K wil uw vingerw weer in me.” Opnieuw is dit van [benadeelde 2] afkomstig en bevestigt verdachte dit niet. Daarbij zijn jongeren van die leeftijd in hun berichten op social media niet taalkundig bezig en is het mogelijk dat [benadeelde 2] slechts doelde op een hernieuwd verlangen, in plaats van dat het daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het is onjuist verdachte daarop te vangen. Verdachte heeft ontkend dat er daadwerkelijk seksueel contact heeft plaatsgevonden, omdat hij online een lagere barrière ervaart dan wanneer hij fysiek een minderjarig meisje ontmoet. Ten aanzien van feit 5 is het bewijsminimum niet gehaald. Verdachte ontkent [benadeelde 3] te hebben ontmoet. Er is geen steunbewijs voor de aangifte van [benadeelde 3] . De verklaring van haar vader dat zij ‘een klein beetje paniekerig’ was, is daarvoor niet voldoende. Verder is er geen bewijs. De raadsman heeft verder over beide feiten aangevoerd dat de rechtbank onterecht schakelbewijs heeft gebruikt. De rechtbank verwijst vooral naar algemeenheden die overeen komen, niet naar essentiële overeenkomsten in de handelswijze. Daarnaast zitten er nogal wat verschillen in wat beide aangeefsters verklaren over de seksuele handelingen. Voor schakelbewijs is vereist dat de wijze waarop de verschillende feiten zijn begaan op essentiële punten overeen komen. Daar is niet aan voldaan. Al met al moet voor de feiten 2 en 5 vrijspraak volgen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn opgenomen. Aan de hand van deze bewijsmiddelen [2] , bevattende onder meer redengevende feiten en omstandigheden, zet het hof zijn overwegingen uiteen.
Bewijsmiddelen
Feit 2 en 5
[benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ), geboren op [geboortedatum 2] , heeft verklaard dat zij in 2023 via Snapchat contact kreeg met verdachte. [3] [benadeelde 2] verklaart dat verdachte gebruik maakt van de usernames [username 1] en [username 2] . [benadeelde 2] en verdachte hadden online seksueel contact, waarbij verdachte aan [benadeelde 2] (via een directe beeld- en geluidverbinding) opdrachten gaf om ontuchtige handelingen te verrichten. [4] [benadeelde 2] verklaart dat ze 13 was toen het contact begon, en tijdens het contact jarig is geweest en 14 is geworden. [5] De rechtbank heeft dit online seksuele contact tussen verdachte en [benadeelde 2] bewezen verklaard onder feit 1 in de onderhavige zaak.
In 2024 vond er éénmaal een ontmoeting tussen verdachte en [benadeelde 2] plaats. Verdachte heeft ook verklaard over die ontmoeting. Hij heeft bekend dat hij op 19 april 2024 [benadeelde 2] heeft ontmoet. De intentie was om seksueel contact te hebben. Hij heeft haar met de auto opgehaald in [plaats 1] en daarna naar [plaats 5] gebracht. Voorafgaand aan de ontmoeting was er sprake van online seksueel contact en op zijn telefoon stonden kinderpornografische afbeeldingen van [benadeelde 2] . [6] Ook heeft verdachte bekend dat hij een dildo voor [benadeelde 2] heeft besteld via het Kruidvat. [7]
[benadeelde 2] verklaart over de ontmoeting dat verdachte haar ophaalde met de auto in [plaats 1] . [benadeelde 2] stapte bij verdachte in de auto. Tijdens het rijden kleedde zij zich uit. Verdachte vingerde haar. Zijn vingers in mijn kut, verklaart ze. Het ging om twee vingers. [benadeelde 2] verrichtte ook handelingen bij verdachte, te weten aftrekken en pijpen. Ze pijpte hem terwijl hij in de auto reed. [benadeelde 2] werd onderweg gebeld door haar moeder. [benadeelde 2] werd door verdachte afgezet bij station [plaats 5] . [8]
In het dossier bevinden zich de Snapchatberichten tussen [benadeelde 2] en verdachte. Bij de aanvang van het contact tussen verdachte en [benadeelde 2] in november 2023 vraagt verdachte: “Je bent 13/14?” [benadeelde 2] reageert: “haha wow ja.” Verdachte zegt tegen [benadeelde 2] : “Ik ben een extreme Dominant! Als je opgewassen bent tegen extreme pijn en vernedering dan kan ik je wellicht een volgende stap bieden!” Ook vraagt hij bij de aanvang van het contact gelijk of [benadeelde 2] afspreekt. Vervolgens blijkt dat de ontmoeting van 19 april 2024 vooraf is besproken. Verdachte bericht [benadeelde 2] dat hij tape en knijpers mee zou nemen. Ook zou [benadeelde 2] alles moeten slikken en likken. Verdachte vraagt [benadeelde 2] of ze zichzelf ook gaat filmen als hij haar onderspuit en aanpakt. Hij instrueert haar een doekje mee te nemen. Uit de berichten tussen verdachte en [benadeelde 2] blijkt ook dat [benadeelde 2] aan een meisje (het hof begrijpt: aan [naam 3] ) heeft verteld dat zij met iemand heeft afgesproken en dat verdachte met de auto is. Verdachte zegt dat hij de tas met spullen is vergeten, dus dat het improviseren wordt met wat er in zijn werktas zit. [benadeelde 2] stuurt verdachte een foto van een straat en vraagt hoeveel minuten nog. Verdachte stelt dat er werkzaamheden bij het [plein] zijn, maar hij doet zijn best er zo snel mogelijk te zijn. Na afloop vraagt [benadeelde 2] wanneer verdachte weer komt en zij bespreken de mogelijkheden van een nieuwe ontmoeting over 2 weken. [benadeelde 2] bericht daarna ook: “k wil uw vingerw weer in me”. In reactie daarop zegt verdachte: “Dan raak je wel wat kwijt.” Ook meldt [benadeelde 2] wanneer zij vermoedelijk ongesteld is. Verdachte zegt dat ze daar rekening mee houden, en dat het anders over 3 weken wordt. Ook is gesproken over een locatie voor een volgende ontmoeting. Verdachte zegt [benadeelde 2] iets te zoeken waar ze binnen kunnen afspreken. Hij kan niet met haar naar een hotel. [benadeelde 2] zegt “oom en nichtje” en “vader en dochter” met lachende emoticons. Verdachte antwoordt: “Ja voor 3 / 4 uurtjes. Geloofwaardig”, ook met lachende emoticons. [benadeelde 2] oppert als locatie de auto, en verdachte zegt: “Kan, maar dan kan ik lang niet alles doen. Maar je hebt nog even om iets uit te zoeken.” Vervolgens blijkt ook uit de berichten dat verdachte een dildo voor [benadeelde 2] bestelt bij de Kruidvat. “Is beter voor jou en je kutje” zo licht hij toe. Uiteindelijk zegt verdachte nog: “Als je geluk hebt en een mooie plek regelt krijg je eerst een korte massage voordat ik je uit elkaar trek.” Verdachte en [benadeelde 2] hebben kort daarop, zo begrijpt het hof uit de berichten, weer contact. [benadeelde 2] zegt dan dat ze nu echt ongesteld is. Ze vraagt of dat erg is, anders moet het wel volgende week. Verdachte zegt: “Als we in de auto of buiten blijven is het wel lastig.. ergens binnen is geen probleem, dan kunnen we alles schoonmaken. Maar anders doen we gewoon volgende week. Dan kan je alles goed ervaren.” [9]
Uit berichten tussen [benadeelde 2] en [naam 1] , op 19 april 2024 omstreeks 13.00 uur, blijkt:
- [benadeelde 2] : “Heb wel zin maar wel spannend”
- [benadeelde 2] : “Hij neemt ook touw mee”.
Rond 16.00 uur bericht [benadeelde 2] : “Hij is goed in vingeren”
Vanaf 17.24 uur bericht [benadeelde 2] : “Dat is binnen 2 weken weer er is maar k zal m’n bijbel ff
sturen met wat d’r gebeurt was (...)
Maar niet gedacht dat vingers zo goed konden voele (...) Hij was best wel laad door
groningen omwegen enzo dus ik kwam z’n auto in (...) vroeg k wat we gingen doen deed t
shirt uit en bh hij zo eerst hand over m’n been wrijven toen deed hij z’n hand in m’n broek k
deed broek nr beneden toen ging ie verder ik zo duim in m’n mond tegen z’n arm liggen
daarna k pakte z’n duim en zoog k daar op (...) hij mij zo vingeren (…) hij zo een klap op mijn boven binnen been geven ik ook z’n hand pakken zodat hij me verder vingerde toen deed ik z’n riem los en pakte ik z’n pik eerst kort Meg m’n hand daarna mond (...). En ik moest toen broek uit was zn jas over m’n benen (...). Toen reden we verder ik zo pijpen k moest laag blijven met m’n hoofd". [10]
Op de telefoon van [benadeelde 2] is een screenshot aangetroffen van een agenda item. Bij 19 april
staat “ [verdachte] zien”. Er is ook een screenshot van een gesprek tussen [naam 3] en vermoedelijk [benadeelde 2] . [naam 3] zegt “JE KAN HET”, “Girl power”, “VERGEET NIET TE ADEMEN” en “IS DAT HEM". Uit de telefoon van [benadeelde 2] blijkt ook dat er tussen 15.42 en 15.50 uur inkomende oproepen en/of berichten binnenkomen van mama die onbeantwoord blijven. [11]
Uit het dossier blijkt tot slot dat de pleegmoeder van [benadeelde 2] , [pleegmoeder] , op 6 mei 2024 de telefoon van [benadeelde 2] heeft bekeken en haar laptop heeft ingenomen. Ook kreeg ze een berichtje van het Kruitvat dat er een pakketje voor [benadeelde 2] lag. Het pakketje heeft ze opgehaald. Daarin zat een roze dildo en nog een ander speeltje met afstandsbediening. [12]
[benadeelde 3] (verder: [benadeelde 3] ), geboren op [geboortedatum 3] , heeft verklaard dat zij in de eerste
klas van de middelbare school via Snapchat contact kreeg met verdachte (gebruikmakend
van [username 1] en [username 2] ). [13] In de eerste klas was ze 13 jaar zegt ze. [14] Verdachte en [benadeelde 3] hadden online seksueel contact, waarbij verdachte aan [benadeelde 3] opdrachten gaf om ontuchtige handelingen te verrichten. [15] De rechtbank heeft dit online seksuele contact tussen verdachte en [benadeelde 3] bewezen verklaard onder feit 1 in de onderhavige zaak.
[benadeelde 3] heeft verder verklaard dat zij in 2023 een ontmoeting heeft gehad met verdachte. Dit was in de derde klas. Tijdens de ontmoeting was ze veertien jaar. Dit maakte verdachte niks uit, zo verklaart ze. De ontmoeting was rond half negen in de avond en het werd rond 10 uur ’s avonds donker. Het was tussen de vijftien en twintig graden. [benadeelde 3] was bij haar opa en oma op een camping in [plaats 4] . Verdachte gaf opdracht aan [benadeelde 3] om naar de Plus toe te fietsen. Vervolgens haalde verdachte [benadeelde 3] met de auto op bij de Plus in [plaats 4] . Tijdens het rijden zei verdachte dat zij haar broek en onderbroek omlaag moest doen en kreeg [benadeelde 3] een deken over haar benen. Verdachte voelde aan en in haar vagina. [benadeelde 3] pijpte verdachte en moest een steel van een hamer in haar vagina brengen. Die hamer lag op de achterbank van de auto, daar lag ook een touw en tape. Tijdens het rijden deed hij de rits van zijn broek open en moest zij hem pijpen. Verdachte had een spijkerbroek aan en een bloesje van PostNL. [benadeelde 3] werd gebeld door haar ouders, maar nam niet op. Verdachte zette [benadeelde 3] af bij de Plus. [benadeelde 3] vertelde haar ouders dat zij verdwaald was. [16]
[naam 6] , de vader van [benadeelde 3] , heeft verklaard dat de opa en oma van [benadeelde 3] vanaf Pasen
tot 1 oktober regelmatig op een camping in [plaats 4] verblijven. In de periode van juni-augustus 2023 is het één keer voorgekomen dat [benadeelde 3] rond half zeven ’s avonds een stuk ging fietsen. Het werd schemerig en daarom hadden zij [benadeelde 3] gebeld en geappt. [benadeelde 3] vertelde dat zij was verdwaald. Toen zij [benadeelde 3] ophaalden was zij een klein beetje paniekerig. [17]
Verdachte heeft verklaard dat hij gewerkt heeft bij PostNL en daar is ontslagen. Ten aanzien van [benadeelde 3] heeft verdachte bekend dat er sprake was van online seksueel contact en op zijn telefoon kinderpornografische afbeeldingen stonden van [benadeelde 3] . [18]
Feit 4 subsidiair
Verdachte heeft het onder 4 tenlastegelegde bekend en ten aanzien van dat feit is geen vrijspraak bepleit. Het hof zal daarom overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
1.
De verklaring van verdachteafgelegd op de zitting van het hof d.d. 28 november 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt me of ik de berichten zoals ten laste gelegd in het vierde feit aan [benadeelde 1] heb gestuurd, die mijn buurmeisje was. Ja. (…) De exacte reden daarvan weet ik niet. Ik had dat niet moeten doen.
2.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte(als bijlage op pagina 335 van het proces-verbaal).
3.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen(als bijlage op pagina 343 van het proces-verbaal).
Bewijsoverwegingen feit 2 en 5
Net als de rechtbank, zet het hof het volgende voorop. Zedenstrafzaken kenmerken zich door het feit dat er doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Bewijs van schuld aan het verwijt of de verwijten is daarom vaak moeilijk vast te stellen. Het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, kan door de rechter namelijk niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige en dus niet alleen op grond van wat het veronderstelde slachtoffer heeft verklaard. [19] De verklaring van het veronderstelde slachtoffer moet dus steun vinden in ander bewijsmateriaal. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Over feit 2, de ontucht met [benadeelde 2] , overweegt het hof het volgende. [benadeelde 2] heeft verschillende keren een verklaring afgelegd bij de politie. Het eerste gesprek met [benadeelde 2] vond plaats op 24 mei 2024, ongeveer een maand na de ontmoeting met verdachte. Ze is terughoudend om te verklaren over verdachte, omdat ze niet weet wat er gaat gebeuren en de verbalisanten niet kent. Ze zegt dat het leukste aan verdachte is dat hij lief is en goed kan voorlezen uit boekjes van Borre. Ze schrijft op een schrijfblok “hij doet geen dingen die ik niet wil.” Ook schrijft ze op dat ze nog maagd is.
Op 20 september 2024 wordt [benadeelde 2] gehoord in de kindvriendelijke studio. Ze vertelt dat verdachte haar had beschermd tegen een andere man met wie ze online contact had. Het contact met verdachte was fijner dan met de andere man en er werd niet gedreigd. Ze kon met hem ook over moeilijke dingen uit het verleden praten. Hij weet wat er allemaal gebeurd is bij haar thuis. Ze verklaart dat hij ook een zoontje heeft en heel jong vader is geworden. Ze verklaart over de afspraak met verdachte en zegt dat ze gekletst hebben. Als er wordt gevraagd wat er nog meer is gebeurd is [benadeelde 2] lang stil. Ze verklaart dat ze bang is dat ze zijn zoontje in gevaar brengt als ze iets zegt. Ze wil niet dat er wat met zijn vader gebeurt en wil dat zijn zoontje een normale jeugd heeft. Als ze wat zegt kan ze dat in gevaar brengen, zo verklaart ze. Ze voelt een band met verdachte en kon gewoon stop zeggen. Wat er in de auto gebeurde was niet tegen haar zin, maar het was wel strafbaar, zo zegt ze, omdat hij meerderjarig is en zij niet. Er is geen piemel in haar vagina geweest, zo verklaart ze. Er is wel iets seksueels gebeurd, maar ze wil het zoontje van verdachte niet in gevaar brengen. De verbalisanten vragen [benadeelde 2] vervolgens specifiek naar seksuele handelingen. Ze vragen of hij haar heeft gevingerd. [benadeelde 2] bevestigt dit. Vervolgens of ze hem heeft afgetrokken. [benadeelde 2] knikt. Gevraagd wordt wat ze daarmee bedoelt, aftrekken, en [benadeelde 2] zegt: gewoon, hand op zijn pik en dan zo. Ze beweegt haar hand op en neer. Verbalisanten vragen: en pijpen? [benadeelde 2] bevestigt dit. Als gevraagd wordt wat dat betekent zegt ze: die pik in mijn mond.
Vervolgens doet [benadeelde 2] aangifte tegen verdachte op 19 november 2024. Als verbalisanten vragen wat er is veranderd zegt ze dat ze inmiddels weet dat er zoveel andere meiden zijn, dat verdachte haar foto’s heeft verspreid en gelogen heeft over zijn naam en zoontje. Ze verklaart dan ook over de seksuele handelingen die zijn verricht. Ze verklaart over het vingeren en het aftrekken en dat ze hem pijpte terwijl hij in de auto reed.
Het hof is van oordeel dat [benadeelde 2] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De twijfelende totstandkoming van haar verklaringen heeft niet te maken een mogelijk suggestieve bevraging van [benadeelde 2] , maar met de loyaliteit die [benadeelde 2] voelde naar verdachte en de verantwoordelijkheid die zij voelde voor zijn zoontje. Ze verklaart uit zichzelf dat er iets seksueels is gebeurd tussen haar en verdachte, maar durft de details ervan niet goed te benoemen omdat ze verdachte en zijn zoontje wilde beschermen tegen een eventuele straf. De politie vraagt dan gericht naar specifieke handelingen, die ze dan zelf bevestigt en waarover ze ook een uitleg geeft wat ze daar dan mee bedoelt. Wanneer haar loyaliteit afneemt door de wetenschap dat verdachte heeft gelogen, verandert haar verklaring niet. Er zijn in haar verklaringen evenmin onverklaarbare tegenstrijdigheden te vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. Daarbij heeft [benadeelde 2] vlak nadat ze met verdachte had afgesproken, en dus voordat zij bij de politie werd gehoord, aan [naam 1] berichten gestuurd waarin ze vertelt wat er tussen haar en verdachte heeft plaatsgevonden. In die berichten verklaart ze over dezelfde seksuele handelingen als bij de politie, namelijk het vingeren, aftrekken en pijpen. Dit gegeven vergroot de betrouwbaarheid van haar verklaring.
De verklaring van [benadeelde 2] vindt verder steun in ander bewijs, onder meer in de verklaring van verdachte dat hij inderdaad met [benadeelde 2] heeft afgesproken en dat die afspraak een seksuele intentie had. Bevindingen afkomstig uit de telefoon van [benadeelde 2] ondersteunen haar verklaring eveneens, te weten dat een meisje vooraf op de hoogte is van de afspraak tussen [benadeelde 2] en verdachte en dat haar moeder belde tijdens het feit.
De verklaring van [benadeelde 2] dat er daadwerkelijk seksuele handelingen tussen haar en verdachte zijn verricht vindt ook steun in de berichten die tussen [benadeelde 2] en verdachte zijn uitgewisseld. Niet alleen blijkt de seksuele intentie die de afspraak had uit de berichten die verdachte aan [benadeelde 2] stuurt, ook blijkt uit de berichten die na afloop van de afspraak zijn verzonden dat er iets seksueels tussen hen heeft plaatsgevonden en dat er een nieuwe afspraak wordt gepland om dat seksuele contact voort te zetten. [benadeelde 2] stuurt dat ze de vingers van verdachte
weerin zich wil. Er worden berichten gestuurd over een volgende ontmoeting, waarbij verdachte er belang aan hecht dat het niet in de auto is, zodat hij ‘alles’ met [benadeelde 2] kan doen. Bij het maken van de volgende afspraak wordt er rekening mee gehouden wanneer [benadeelde 2] ongesteld is. Verdachte bestelt een dildo voor [benadeelde 2] . Ook zegt verdachte nog: “Als je geluk hebt en een mooie plek regelt krijg je eerst een korte massage voordat ik je uit elkaar trek.”
Het hof is van oordeel dat uit deze berichten, afkomstig van verdachte, ondubbelzinnig blijkt dat er seksueel contact is geweest, dat er plannen worden gemaakt om dat opnieuw plaats te laten hebben en daar nog verder in te gaan dan wat er al is gebeurd. Op de zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij terugschrok toen hij [benadeelde 2] zag en het contact daarna wilde afbouwen. Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig in de context van deze berichten. Bij afbouwen van het contact past niet dat verdachte een dildo voor [benadeelde 2] heeft besteld, en evenmin dat er wordt gesproken over een volgende afspraak waarbij verdachte over het “uit elkaar trekken” van [benadeelde 2] spreekt. De reden dat het niet nogmaals tot een seksuele ontmoeting is gekomen heeft naar oordeel van het hof niets te maken gehad met de intenties van verdachte om het contact af te bouwen, maar slechts met het feit dat de pleegmoeder van [benadeelde 2] naar de politie is gestapt. Al met al acht de het hof de verklaring van [benadeelde 2] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Het hof overweegt dat ook [benadeelde 3] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. Ook in haar verklaringen zijn geen onverklaarbare tegenstrijdigheden te vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. Het hof acht de verklaringen van [benadeelde 3] bruikbaar als bewijs. De verklaringen van [benadeelde 3] vinden ondersteuning in de verklaring van haar vader omtrent de feitelijke ontmoeting en eveneens in het feit dat verdachte bij PostNL werkte, terwijl [benadeelde 3] verklaart dat verdachte een bloesje van PostNL droeg.
Daarbij overweegt het hof dat de onafhankelijk van elkaar afgelegde verklaringen van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] ook voldoende steun vinden in elkaar. Het hof maakt gebruik van een schakelbewijsconstructie ten aanzien van beide feiten. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs onder omstandigheden is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte. [20]
Het hof is van oordeel dat beide feiten op essentiële punten overeenkomen wat betreft de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de beide feiten zijn begaan. Er is namelijk sprake van dezelfde modus operandi, waarbij verdachte onder de naam [verdachte] contact heeft gelegd via sociale media met jonge meisjes. Beide meisjes waren 13 jaar bij aanvang van het contact, en bij beide meisjes was verdachte daarvan op de hoogte. Vervolgens ontstaat er online seksueel contact en beide meisjes sturen aan verdachte kinderpornografisch materiaal. Na verloop van tijd vindt er een fysieke ontmoeting plaats. Beide meisjes zijn dan 14 jaar geworden. Bij de ontmoeting worden de meisjes door verdachte met de auto opgehaald. Terwijl de verdachte de auto bestuurt krijgen zij allebei de opdracht om zich te ontkleden, worden hun benen bedekt en worden seksuele handelingen verricht. Bij beide ontmoetingen pijpen de meisjes verdachte terwijl hij in de auto rijdt. In beide gevallen heeft verdachte attributen als touw en tape meegenomen of is vooraf besproken dat verdachte dat mee zal nemen. Dat er in het handelen van de verdachte ook verschillen zitten, doet aan deze essentiële overeenkomsten niet af. Evenmin volgt het hof het betoog van de raadsman dat de overeenkomsten te algemeen van aard zijn om als schakelbewijs te kunnen dienen.
Concluderend komt het hof tot een bewezenverklaring van feit 2, 4 subsidiair en 5 en zal het hof verdachte voor die feiten veroordelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op 19 april 2024 in Nederland, met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] , te weten
- zijn, verdachtes, vinger(s) tussen/in (de schaamlip(pen) van) de vagina van die [benadeelde 2] te brengen en vervolgens die [benadeelde 2] te vingeren
- die [benadeelde 2] zijn penis vast te laten pakken en vervolgens die [benadeelde 2] hem te laten aftrekken
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde 2] te brengen en vervolgens die [benadeelde 2] hem te laten pijpen;
4. subsidiair
hij in de periode 27 mei 2021 tot en met 14 december 2021 te [geboorteplaats] , althans in Nederland, [benadeelde 1] heeft bedreigd met
- verkrachting,
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
door die [benadeelde 1] veelvuldig (eisende en bedreigende) berichten te sturen en zich op te houden bij plaatsen waar die [benadeelde 1] zich begeeft en achteraf berichten naar die [benadeelde 1] te sturen, waaronder:
- " Als je raar gaat doen dan weet ik je heel goed te vinden en dat gaat het tegen je wil"
- " [plaats 3] . Is niet heel moeilijk zoeken"
- " Je krijgt twee keuzes. Of je gaat 1 keer vrijwillig meer dan ben ik weer weg. Of je gaat lastig doen en dan doen we het op een andere manier"
- " Ik zie je deze week wel, andersom is maar de vraag"
- " Je locatie uitzetten heeft geen zin schat. Dus ik vraag het je nog een keer. Welke keuze ga je maken?"
- " en je ouders wonen bij het station toch?"
- " ik wil je gewoon kapot neuken, meer niet"
- " Je zag er wel heel lief en gewillig uit zo lopend langs de weg de laatste keer met de telefoon in je handje, beetje sloffen over dr stoep heen. Had je graag in de auto gehad alleen had je alleen moeten hkomen beauty";
5.
hij in de periode 1 juni 2023 tot en met 30 september 2023 te in Nederland, met [benadeelde 3] , geboren op [geboortedatum 3] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 3] , te weten
- zijn, verdachtes, vinger(s) tussen/in (de schaamlip(pen) van) de vagina van die [benadeelde 3] te brengen en vervolgens die [benadeelde 3] te vingeren
- die [benadeelde 3] de steel van een hamer in haar vagina te laten brengen
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde 3] te brengen en vervolgens die [benadeelde 3] hem te laten pijpen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 en 5 bewezenverklaarde levert op:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en bedreiging met verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van alle feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht en waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 1] en het vermijden van kinderporno. De rechtbank heeft daaraan een proeftijd van 5 jaar verbonden.
Op de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van in totaal zes jaar: het hof dient dan het deel voor de feiten waartegen geen hoger beroep is ingesteld te bepalen op 30 maanden en dient voor feit 2, 4 en 5 een gevangenisstraf van 42 maanden op te leggen. Ook heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen in de vorm van een contactverbod met slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] ten aanzien van de feiten die in hoger beroep aan de orde zijn, en ook voor de vaststaande feiten 1 en 3 in de vorm van een contactverbod met slachtoffers [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .
De raadsman heeft aangevoerd dat een voorwaardelijk deel van de straf niet noodzakelijk is omdat verdachte first offender is en geen stoornis is vastgesteld, en dat een lagere straf dan in eerste aanleg is opgelegd meer passend is en meer in lijn met de jurisprudentie.
Het hof overweegt allereerst dat het hoger beroep alleen is gericht tegen het onder feit 2, 4 en 5 bewezenverklaarde. Door de rechtbank Noord-Nederland is één hoofdstraf voor alle feiten opgelegd. Het hof moet in dit geval een straf bepalen voor de feiten waartegen geen hoger beroep is ingesteld. Bij het bepalen van de straf voor die feiten heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen door de rechtbank bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte een en ander zoals ter terechtzitting in eerste aanleg aan de orde is geweest. Daarom bepaalt het hof de straf voor de door de rechtbank onder 1 en 3 bewezenverklaarde misdrijven op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Ten aanzien van de feiten 2, 4 en 5 overweegt het hof als volgt.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in 2021 schuldig gemaakt aan bedreiging met verkrachting en feitelijke
aanranding van de eerbaarheid van zijn, destijds 14-15-jarige, oud-buurmeisje [benadeelde 1] . Verdachte heeft als volwassene veelvuldig via sociale media berichten gestuurd aan het slachtoffer waaruit blijkt dat hij een seksuele ontmoeting wil, hetgeen uitmondt in bedreigingen. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer absoluut niet gediend was van de pogingen van verdachte om haar over te halen om seksueel contact met hem te hebben. Bovendien wist ze niet van wie de berichten afkomstig waren, terwijl de dader wel beschikte over gedetailleerde informatie over haar en haar familie. Het slachtoffer is hierdoor zo bang geweest dat zij enkele dagen het huis niet heeft verlaten. Pas op de zitting in hoger beroep heeft verdachte toegegeven dat hij deze berichten aan [benadeelde 1] heeft verstuurd. Hij heeft hierover echter geen inhoudelijke verklaring afgelegd, zodat het hof geen enkel inzicht heeft gekregen in de redenen waarom hij [benadeelde 1] overduidelijk tegen haar wil en later op dreigende wijze is blijven benaderen.
Vervolgens heeft verdachte via sociale media contact gekregen met de toen 13-jarige [benadeelde 3] . Ook heeft verdachte vanaf 2023 (wederom via sociale media) contact met de toen 13-jarige [benadeelde 2] . In beide gevallen heeft verdachte het vertrouwen van de minderjarige gewonnen, terwijl hij daarbij heeft gelogen over zijn eigen naam, leeftijd en persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft met hen online seksuele handelingen verricht en is daarvoor door de rechtbank onherroepelijk veroordeeld. Vervolgens kwam het met beide minderjarigen tot een ontmoeting, waarbij sprake is geweest van seksuele handelingen waaronder het binnendringen van het lichaam van [benadeelde 3] en [benadeelde 2] . Verdachte heeft met zijn handelen op bijzonder ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de nog zeer jonge slachtoffers. Door dit handelen heeft verdachte het fysieke en psychische welzijn van de slachtoffers ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeftes. Ook is hierdoor ernstige inbreuk gemaakt op de ongestoorde (seksuele) ontwikkeling van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat jonge slachtoffers van ontucht in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. Verdachte heeft als volwassene kennelijk niet stilgestaan bij de impact en gevoelens van de minderjarige slachtoffers, maar telkens zijn eigen behoefte vooropgesteld. Ook met betrekking tot deze feiten heeft verdachte geen enkel inzicht gegeven in de achterliggende redenen van zijn handelen. Het feit dat telkens sprake zou zijn geweest van een “uitweg” uit de vervelende (financiële) situatie waarin verdachte zich bevond, kan het hof volstrekt niet rijmen met de respectloze en vernederende wijze waarop hij met jonge meisjes is omgegaan. Bovendien ziet het hof niet in op wat voor wijze zijn pogingen om zijn oud-buurmeisje te dwingen tot seksuele handelingen, te zien is als een “uitweg” uit zijn situatie.
Het feit dat verdachte geen daadwerkelijke verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, weegt het hof als strafverzwarend mee.
Het hof heeft gekeken naar het strafblad van verdachte, gedateerd 27 oktober 2025. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof kent hieraan in de strafoplegging echter geen bijzondere betekenis toe, nu het uitblijven van enig delictgedrag als een normale omstandigheid heeft te gelden.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten is het hof van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Het hof houdt daarbij rekening met het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en de slachtoffers, de berekenende wijze waarop verdachte te werk is gegaan, het feit dat verdachte pas gestopt is met zijn strafbare handelen door zijn aanhouding, het gegeven dat verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen en ook zelf geen noodzaak ziet tot behandeling. Ook heeft het hof gekeken naar de hoogte van opgelegde straffen in soortgelijke zaken. Het hof komt alles afwegende tot een hogere straf dan de rechtbank heeft opgelegd en acht (ten aanzien van de feiten 2, 4 en 5) een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelet op de ernst van de feiten heeft het hof verdachte een gevangenisstaf opgelegd die – in totaal – de vier jaren overschrijdt. Het hof kan om die reden niet bepalen dat een deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd. [21] Het hof kan dus evenmin de door de reclassering in het advies van 25 september 2024 geadviseerde voorwaarden aan verdachte opleggen. Dit betrof onder meer een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelplicht en het vermijden van kinderporno. Het hof hecht er daarom aan om in overweging te geven dat in het kader van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling de noodzaak en de eventuele wijze voor behandeling nadrukkelijk zal worden onderzocht, en eveneens dat er aandacht zal zijn voor een voorwaarde die ziet op het vermijden van kinderporno.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof ziet daarnaast, ter beveiliging van de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] , aanleiding om op voet van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht vrijheidsbeperkende maatregelen aan verdachte op te leggen voor een periode van vijf jaar.
Deze maatregelen houden in dat veroordeelde:
  • voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1] , geboren op 2 juli 2006.
  • voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 3] , geboren op [geboortedatum 3] .
  • voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 3] , geboren op [geboortedatum 2] .
Het hof beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan (één van) de maatregel(en) wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan een maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden in totaal. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.

Beslag

Op de zitting van het hof heeft de advocaat-generaal gevorderd ten aanzien van het beslag te beslissen conform de beslissing van de rechtbank. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het dossier blijkt van beslag op nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
onder verdachte1. goednummer [nummer] Samsung computer
2. goednummer [nummer] ; kabel USB
3. goednummer [nummer] ; Samsung tablet
4. goednummer [nummer] ; simkaart
5. goednummer [nummer] ; Apple iPhone 7
6. goednummer [nummer] ; Sony Ericsson
7. goednummer [nummer] ; Motorola
8. goednummer [nummer] ; Apple iPhone 4
9. goednummer [nummer] ; prepaid simkaart
10. goednummer [nummer] ; Nokia
11. goednummer [nummer] ; Samsung tablet
12. goednummer [nummer] ; zwarte telefoon
13. goednummer [nummer] ; Apple iPhone
14. goednummer [nummer] ; Samsung telefoon
15. goednummer [nummer] ; Apple iPhone
16. goednummer [nummer] ; USB stick
17. goednummer [nummer] ; Apple iPhone XR
onder [naam 4]18. goednummer [nummer] ; Dell laptop
19. goednummer [nummer] ; Samsung telefoon
20. goednummer [nummer] ; USB stick
onder [naam 5]21. goednummer [nummer] ; dildo
22. goednummer [nummer] ; shotstoys
23. goednummer [nummer] ; satisfyer
Net als de rechtbank, acht het hof de inbeslaggenomen en aan verdachte toebehorende voorwerpen, te weten de nummers 5 (Apple iPhone 7) en 17 (Apple iPhone XR), vatbaar voor verbeurdverklaring omdat met behulp van deze voorwerpen de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten 1 en 3 zijn begaan. Anders dan de rechtbank, zal het hof ook de aan verdachte toebehorende Apple iPhone onder nummer 13 verbeurd verklaren, omdat met behulp van dit voorwerp het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde is begaan. Hierbij is rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte.
Het hof zal vervolgens de inbeslaggenomen voorwerpen met nummers 18, 19 en 20 onttrekken aan het verkeer. Voornoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekken aan het
verkeer, aangezien met behulp van deze voorwerpen de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten 1 en 3 zijn begaan en/of voorbereid, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang gelet op het daarop aangetroffen kinderpornografisch materiaal.
Tot slot zal het hof de inbeslaggenomen voorwerpen met nummers 1 tot en met 4, 6 tot en met 12 en 14 tot en met 16 teruggeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. De inbeslaggenomen voorwerp met de nummers 21 (dildo), 22 (shotstoys) en 23 (satisfyer), moeten worden teruggegeven aan [pleegmoeder] , nu het
belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.927,45 ingediend. Deze vordering bestaat voor € 1.427,45 uit materiële en voor € 2.500,00 uit immateriële schade. De rechtbank heeft [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
[benadeelde 1] heeft in hoger beroep aangegeven dat het oorspronkelijke bedrag van haar vordering door haar wordt gehandhaafd. Het hof moet daarom een beslissing nemen over de gehele vordering.
Op de zitting van het hof heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot vergoeding van immateriële schade zal toewijzen tot een bedrag van € 1.500,- en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren. De raadsman heeft aangevoerd dat de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het verband met het feit ontbreekt. Ten aanzien van de immateriële schade kan het geestelijk letsel niet worden vastgesteld. Ook is de aard van de normschending niet dusdanig dat dat geestelijk letsel teweeg brengt. Het gaat om een poging waarbij een aantal berichten zijn verstuurd.
Het hof overweegt dat van de gevorderde materiële schade onvoldoende is gebleken dat die schade door het strafbare handelen van verdachte is veroorzaakt. Daarom kan [benadeelde 1] voor dat deel van de vordering niet worden ontvangen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade stelt het hof voorop dat artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) meebrengt dat een benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding, indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van deze ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan ook sprake zijn als geen sprake is van naar objectieve maatstaven vastgesteld geestelijk letsel. Het is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in voornoemd wetsartikel.
Het hof is van oordeel dat de aard en de ernst van de onder 4 subsidiair bewezenverklaarde bedreiging en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat van de hier bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is. Verdachte heeft [benadeelde 1] , die minderjarig was, bedreigd met verkrachting en aanranding door haar indringende berichten te sturen waaruit bleek dat hij wist wie ze was, waar ze woonde, dat hij haar observeerde en wist waar ze was, en dat hij ook details over haar familie wist, zelfs wist dat ze problemen had met haar familie. Verdachte heeft dit maandenlang volgehouden. Al die tijd wist [benadeelde 1] niet wie verdachte was. Dat dit voor haar erg beangstigend is geweest, blijkt uit de slachtofferverklaring die zich in het dossier bevindt. Het hof zal gebruikmaken van zijn schattingsbevoegdheid en de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,-. Voor het overige zal het hof de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Het hof zal de schade vermeerderen met de wettelijke rente. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, legt het hof de schadevergoedingsmaatregel op.

Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.700,- ingediend. Deze vordering bestaat voor € 700,- uit materiële en voor € 5.000,- uit immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van [benadeelde 2] in zijn geheel toegewezen.
[benadeelde 2] heeft in hoger beroep aangegeven dat het oorspronkelijke bedrag van haar vordering door haar wordt gehandhaafd. Het hof zal daarom de gehele vordering opnieuw bespreken.
Op de zitting van het hof heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van [benadeelde 2] geheel toe te wijzen. De raadsman heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat er weliswaar sprake van schade is, maar er redenen zijn de vordering te matigen omdat er door meerdere mannen misbruik is gemaakt van [benadeelde 2] .
Ten aanzien van de materiële schade stelt het hof vast dat uit de onderbouwing bij deze schade blijkt dat deze schade geheel ziet op de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten 1 en 3. De rechtbank heeft deze schadepost geheel toegewezen. Dit feit is in hoger beroep niet meer aan de orde en de vordering om die reden ook niet meer: de toewijzing van dit deel van de vordering door de rechtbank is inmiddels onherroepelijk. Het hof zal ten behoeve van de executie de beslissing van de rechtbank op de vordering tot vergoeding van de materiële schade in het dictum opnemen.
Ten aanzien van de immateriële schade stelt het hof vast dat deze ziet op meerdere tenlastegelegde feiten, te weten de feiten 1, 2 en 3. De rechtbank heeft de vordering tot immateriële schade volledig toegewezen. Het hof bepaalt de door de rechtbank toegewezen schade ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde op een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente zoals ook de rechtbank dat heeft bepaald.
Ten aanzien van het feit dat wel aan het oordeel van het hof is onderworpen, te weten feit 2, dient het hof een beslissing te nemen over de vordering die in hoger beroep nog resteert, te weten een vordering tot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 3.000,-.
Het hof overweegt dat [benadeelde 2] de schade onderbouwd heeft en dat de verdediging niet heeft betwist dat sprake is van immateriële schade. Vast is dus komen te staan dat [benadeelde 2] rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare handelen van verdachte. Het hof acht de gehele vordering voor toewijzing vatbaar. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het geestelijk letsel van [benadeelde 2] is toegelicht en onderbouwd, en eveneens dat zich hier de situatie voordoet waarin reeds uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Dat [benadeelde 2] ook met andere mannen contact heeft gehad geeft het hof geen aanleiding de vordering te matigen omdat dat gegeven de schade die [benadeelde 2] juist als gevolg van het handelen van verdachte heeft geleden niet minder maakt. Het hof zal de vordering toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen voor het bedrag dat het hof in hoger beroep heeft toegewezen. Ook zal het hof ten behoeve van de executie de schadevergoedingsmaatregel zoals de rechtbank die heeft bepaald over de al onherroepelijke delen van het vonnis in het dictum opnemen.

Wetsartikelen

De straf en de maatregelen zijn gebaseerd op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 38v, 38w, 62, 245 (oud) en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 2, 4 subsidiair en onder 5 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde
- voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1] , geboren op 2 juli 2006.
- voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 3] , geboren op [geboortedatum 3] .
- voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 1, 3 primair a en 3 primair b bewezenverklaarde op:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Geeft in overwegingdat in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling de noodzaak voor en eventuele wijze van behandeling nadrukkelijk zal worden onderzocht, en eveneens dat er in dat kader aandacht zal zijn zal zijn voor het vermijden van kinderporno.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Ten aanzien van de feiten 1, 3 primair a en 3 primair b:

Bepaalt de door de rechtbank toegewezen materiële schade voor het onder 1, 3 primair a en 3 primair b bewezenverklaarde op
€ 700 (zevenhonderd euro),en de door de rechtbank toegewezen immateriële schade voor het onder 1, 3 primair a en 3 primair b bewezenverklaarde op
€ 2.000,- (tweeduizend euro).
Bepaalt de door de rechtbank bepaalde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 15 juli 2024.
Bepaalt dat de rechtbank verdachte heeft veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de door de rechtbank aan de verdachte opgelegde schadevergoedingsmaatregel als volgt:
  • De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 en 3 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde bewezenverklaarde en 3 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.700 (tweeduizend zevenhonderd euro) bestaande uit € 700,00 (zevenhonderd euro) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
  • De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 23 (drieëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
  • De rechtbank bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Ten aanzien van feit 2:

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.000,00 (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 19 april 2024.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 14 december 2021.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 5. goednummer [nummer] ; Apple iPhone 7;
  • 13. goednummer [nummer] ; Apple iPhone;
  • 17. goednummer [nummer] ; Apple iPhone XR.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 18. goednummer [nummer] ; Dell laptop;
  • 19. goednummer [nummer] ; Samsung telefoon;
  • 20. goednummer [nummer] ; USB stick.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1. goednummer [nummer] ; Samsung computer;
  • 2. goednummer [nummer] ; kabel USB;
  • 3. goednummer [nummer] ; Samsung tablet;
  • 4. goednummer [nummer] ; simkaart;
  • 6. goednummer [nummer] ; Sony Ericsson;
  • 7. goednummer [nummer] ; Motorola;
  • 8. goednummer [nummer] ; Apple iPhone 4;
  • 9. goednummer [nummer] ; prepaid simkaart;
  • 10. goednummer [nummer] ; Nokia;
  • 11. goednummer [nummer] ; Samsung tablet;
  • 12. goednummer [nummer] ; zwarte telefoon;
  • 14. goednummer [nummer] ; Samsung telefoon;
  • 15. goednummer [nummer] ; Apple iPhone;
  • 16. goednummer [nummer] ; USB stick.
Gelast de
teruggaveaan [pleegmoeder] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 21. goednummer [nummer] ; dildo;
  • 22. goednummer [nummer] ; shotstoys;
  • 23. goednummer [nummer] ; satisfyer.
Dit arrest is gewezen door mr. A.F. van Kooij, mr. G.A. Versteeg en mr. H.K. Elzinga, in aanwezigheid van de griffier mr. D. de Jong en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof van 12 december 2025.
Mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Artikel 453, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
2.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0100-2024129374 (NNRBC24 095 I NEWYORK), gesloten en getekend op 26 november 2024 door verbalisant [verbalisant] , tenzij anders is vermeld.
3.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden (als bijlage op pagina 49 van het proces-verbaal).
4.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek [benadeelde 2] (als bijlage op pagina 54 van het proces-verbaal).
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 78 van het proces-verbaal).
6.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op pagina 369 van het proces-verbaal), het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op pagina 376 van het proces-verbaal) en het proces-verbaal van de zitting van 16 januari 2025 van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
7.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte (als bijlage op pagina 376 van het proces-verbaal).
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek [benadeelde 2] (als bijlage op pagina 54 van het proces-verbaal) en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 78 van het proces-verbaal).
9.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, te weten het berichtenverkeer tussen verdachte en [benadeelde 2] (als bijlage op pagina 146 en verder van het proces-verbaal).
10.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , inclusief bijlagen, te weten het berichtenverkeer tussen [naam 1] en [benadeelde 2] (als bijlage op pagina 107 en verder van het proces-verbaal).
11.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen onderzoek locatiegegevens en tijdlijn GSM [benadeelde 2] op datum 19-04-2024 (als bijlage op pagina 201 van het proces-verbaal).
12.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] (als bijlage op pagina 87 van het proces-verbaal).
13.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] (als bijlage op pagina 253 en verder van het proces-verbaal).
14.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] (als bijlage op pagina 268 en verder van het proces-verbaal).
15.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] (als bijlage op pagina 253 en verder van het proces-verbaal).
16.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] (als bijlage op pagina 253 en verder van het proces-verbaal) en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] (als bijlage op pagina 268 en verder van het proces-verbaal).
17.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (als bijlage op pagina 247 en verder van het proces-verbaal).
18.Het proces-verbaal ter van de zitting van 16 januari 2025 van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
19.Artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
21.Artikel 14a, tweede lid, Wetboek van Strafrecht.