Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties
- de memorie van antwoord met producties
- de producties 5 tot en met 12 aan de zijde van [appellant]
- de akte wijziging eis aan de zijde van [appellant]
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 22 januari 2025 is gehouden.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
[appellant] heeft aangegeven niet (tijdig) aan de veroordeling te kunnen voldoen omdat de hypotheekofferte is verlopen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in beginsel zinloos is om een dwangsom op te leggen zolang het onmogelijk is om aan de veroordeling te voldoen omdat dat niet strookt met het karakter van de dwangsom als prikkel tot nakoming. De voorzieningenrechter heeft vervolgens overwogen dat het [appellant] redelijkerwijs had moeten lukken om ten behoeve van een nieuwe hypotheekaanvraag op
28 september 2024 een nieuw taxatierapport gereed te hebben en dat hij zeven weken later, afgerond op maandag 18 november 2024, de hypotheekaanvraag rond moet kunnen hebben. De voorzieningenrechter heeft tegen deze achtergrond [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] een dwangsom van € 500,- te betalen voor iedere dag na 18 november 2024 dat [appellant] niet de in het vonnis van 3 september uitgesproken veroordeling voldoet, met een maximum van € 25.000,-.
25 september 2024 heeft [appellant] zich genoodzaakt gevoeld een persoonlijke lening af te sluiten om onder andere de nota’s van de advocaat te betalen. Zou hij die nota’s niet betalen, dan zou hij geen toegang meer hebben tot het recht. Doordat [appellant] een persoonlijke lening heeft, komt hij niet meer in aanmerking voor een toereikende hypothecaire geldlening om de woning te financieren. Er is dus sprake van een onmogelijkheid om aan de veroordeling in het vonnis van 3 september 2024 te voldoen. Om die reden dient het vonnis van 25 september 2024 te worden vernietigd en moeten de vorderingen van [geïntimeerde] worden afgewezen. [appellant] heeft er verder nog op gewezen dat de dwangsomveroordeling in strijd is met de redelijkheid en billijkheid gelet op zijn gewijzigde financiële situatie, het recht van [appellant] op toegang tot de rechter, het feit dat [geïntimeerde] geen schade lijdt en het feit dat [geïntimeerde] de woning aan een derde had kunnen verkopen.
€ 123.316’) overgelegd, waaruit volgens [appellant] volgt dat hij niet voldoende hypothecaire financiering kan krijgen. [appellant] heeft ten slotte een overzicht van de ‘totale juridische kosten’ overgelegd. Het totaalbedrag sluit op € 80.119,32 PM en daarvan is
€ 54.935,- reeds betaald. Dat totaal is berekend inclusief de al genoemde boete en de verschuldigde dwangsommen.