ECLI:NL:GHARN:2007:BB0624

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-00522
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake aanslagen recht van successie na ambtshalve vermindering door de Inspecteur

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 21 juni 2007, gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het beroep van belanghebbenden tegen aanslagen in het recht van successie. De belanghebbenden, X1, X2, X3 en X4, hadden bezwaar gemaakt tegen vier aanslagen die waren opgelegd naar aanleiding van de verkrijging uit de nalatenschap van A, die op 9 december 1997 was overleden. De aanslagen waren aanvankelijk vastgesteld op € 356.984, maar na bezwaar waren deze verminderd tot € 351.684. De belanghebbenden gingen in beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat hun beroep gegrond verklaarde en de aanslagen vernietigde. De Staatssecretaris van Financiën ging echter in cassatie bij de Hoge Raad, die de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch vernietigde en de zaak verwees naar het Gerechtshof Arnhem.

Na verwijzing heeft de Inspecteur zijn standpunt gewijzigd en de aanslagen ambtshalve verminderd naar € 326.984. De belanghebbenden hebben hierop gereageerd en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Hof oordeelde dat, omdat de Inspecteur ambtshalve tegemoet was gekomen aan het bezwaar van de belanghebbenden, er geen procesbelang meer was. Hierdoor kon het beroep niet meer tot een gunstiger resultaat leiden, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard.

Het Gerechtshof Arnhem heeft de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbenden, die zijn vastgesteld op € 1.449. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. C.E. te Brake. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij bepaalde procedurele vereisten in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
eerste meervoudige belastingkamer
nummer 06/00522
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbenden : X1 te Q, X2 te R, X3 te S en X4 te T (hierna: belanghebbenden)
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : vier op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in het recht van successie 1997 (hierna: de aanslagen) in de procedure na verwijzing door de Hoge Raad bij arrest van 22 december 2006, nr. 39.261
nummer : 01
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1. Aan belanghebbenden zijn ter zake van de verkrijging uit de
nalatenschap van A, overleden op 9 december 1997, vier op één
aanslagbiljet verenigde aanslagen in het recht van successie opgelegd naar een verkrijging van telkens ? 356.984, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar van de Inspecteur zijn verminderd tot aanslagen naar een verkrijging van telkens ? 351.684.
2. Belanghebbenden zijn tegen die uitspraak op bezwaar in beroep
gekomen bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
3. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft het beroep van
belanghebbenden bij uitspraak van 12 december 2002 gegrond verklaard, en de uitspraak van de Inspecteur alsmede de aanslagen vernietigd.
4. De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch beroep in cassatie ingesteld.
5. De Hoge Raad heeft bij arrest van 22 december 2006, nr. 39 261 (hierna:
het arrest) de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en het geding verwezen naar het Gerechtshof Arnhem (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
6. De Inspecteur heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, naar
aanleiding van het arrest een schriftelijke conclusie ingediend. De Inspecteur heeft in de schriftelijke conclusie, in afwijking van zijn eerder ingenomen standpunt, het standpunt ingenomen dat de tot de nalatenschap van A behorende optieverplichtingen zijn te waarderen op de intrinsieke waarde vermeerderd met de negatieve verwachtingswaarde. Daarmee is, aldus de Inspecteur, de waarde van de optieverplichtingen gelijk te stellen aan de waarde van de tegenover die verplichtingen staande optierechten. De waarde van de optierechten wordt door de Inspecteur gesteld op ? 604.160 negatief, hetgeen overeenkomt met de door belanghebbenden in de aangifte voor het recht van successie in aanmerking genomen waarde.
7. De Inspecteur heeft conform dit standpunt bij ambtshalve genomen
beschikkingen van 30 januari 2007 de aanslagen verminderd naar een verkrijging van telkens ? 326.984.
8. Belanghebbenden hebben, daartoe door het Hof in de gelegenheid
gesteld, op de schriftelijke conclusie van de Inspecteur gereageerd. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat het beroep gegrond dient te worden verklaard nu de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur moet worden vernietigd en de aanslagen verminderd dienen te worden conform de door belanghebbenden en de Inspecteur gehanteerde cijferopstelling.
9. Belanghebbenden verzoeken voorts om een proceskostenveroordeling op
de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht ter zake van de kosten van de beroepsprocedure voor het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch en dit Hof.
10. Het door belanghebbenden betaalde griffierecht is reeds door de
Inspecteur vergoed.
11. Gelet op het feit dat de Inspecteur – zij het ambtshalve en nadat door
belanghebbenden reeds beroep was ingesteld – geheel tegemoet is gekomen aan het bezwaar van belanghebbenden kan het beroep, nadat de aanslagen door de Inspecteur bij ambtshalve genomen beschikkingen zijn verminderd, niet meer tot een voor belanghebbenden gunstiger resultaat leiden. Bij gebrek aan procesbelang is het Hof van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard (vergelijk Hoge Raad 8 april 2005, nr. 40 149, BNB 2005/186).
proceskosten:
Nu het procesbelang verloren is gegaan omdat de Inspecteur aan het bezwaar van belanghebbenden tegemoet is gekomen, nadat door belanghebbenden reeds beroep was ingesteld, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbenden in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken.
De proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op 2 (proceshandelingen) x € 322 x 2 (wegingsfactor) = € 1.288 vanwege het beroep voor het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch en op 0,5 (proceshandeling) x € 322 x 1 (wegingsfactor) = € 161 vanwege het beroep voor dit Hof, totaal € 1.449.
Het Hof is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die een veroordeling van de Inspecteur in de werkelijk door belanghebbenden gemaakte proceskosten rechtvaardigen.
beslissing:
Het Gerechtshof
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbenden voor een bedrag van € 1.449 en;
- wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 21 juni 2007 door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. J.W. Zwemmer, raadsheren. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(C.E. te Brake) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 juni 2007
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.