4.4. Inzake de huur van de opslagruimte heeft belanghebbende een huurovereenkomst overgelegd waarin is vermeld dat E als verhuurder aan belanghebbende als huurder met ingang van 1 november 2000 verhuurt een garage gelegen aan de b-straat 1 te S voor ƒ 190 per maand. De overeenkomst is wel door de verhuurder getekend, maar niet door belanghebbende als huurder. Voorts heeft belanghebbende een bankafschrift overgelegd dat vermeldt dat hij op 12 februari 2001 aan E een bedrag van ƒ 380 heeft betaald. Met deze stukken heeft belanghebbende tegenover de betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat hij deze gehuurde garage heeft gebruikt voor de verwerving, de inning of het behoud van inkomsten. De daarmee verband houdende kosten zijn derhalve niet aftrekbaar.
4.5. Over de reiskosten stelt belanghebbende dat hij, omdat het preparaat F gekoeld moet worden vervoerd, 26 maal per jaar per auto van zijn woonplaats Z naar zijn praktijk in Q rijdt. De Inspecteur wijst er in dit verband op dat belanghebbende in zijn beroepschrift en in zijn brief van 25 maart 2004 aan de Inspecteur stelt dat het preparaat wordt afgeleverd in T, terwijl hij in zijn brief van 20 april 2004 aan de Inspecteur stelt dat hij het preparaat sinds 1981 zelf in België ophaalt. Met deze wisselende verklaringen heeft belanghebbende tegenover de betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat hij de desbetreffende reizen inderdaad heeft gemaakt en, zo zij zijn gemaakt, dat deze een zakelijk doel dienden.
4.6. De met de term B-congres aangeduide kosten hebben zo stelt belanghebbende betrekking op deelname door belanghebbende aan de ‘World Medical Games’ in Frankrijk met het doel reclame te maken voor de anti-oxidanten waarin belanghebbende wilde gaan handelen. De Inspecteur stelt daartegenover dat de kosten van het gaan fietsen in het buitenland een normale privébesteding vormen, dat het een “normale” fietstocht is waar zeer veel mensen aan mee deden en dat het gebruik van de sportieve prestaties voor zakelijke doeleinden de kosten niet zakelijk maakt. Het Hof acht niet aannemelijk dat belanghebbende aan het desbetreffende evenement heeft deelgenomen met het oog op verwerving, inning of behoud van inkomsten. Deze kosten zijn niet aftrekbaar.
4.7. Ten behoeve van de deelname aan de gezondheidsbeurs, waarvan naar hiervoor onder 4.2 is geoordeeld kosten aftrekbaar zijn, heeft belanghebbende een sportuitrusting gekocht, onder meer bestaande uit fitnesskleding, runningpak, trainingspak en runningsschoenen. Naar het oordeel van het Hof is deze kleding voor een uroloog geen werkkleding. Reeds op grond hiervan zijn deze kosten niet aftrekbaar.
4.8. Belanghebbende stelt dat een bedrag van respectievelijk ƒ 700 en ƒ 100 aftrekbaar is voor de afschrijving op een computer en een printer, die telkens is gesteld op ? van de prijs. Van de computer heeft belanghebbende een nota overgelegd van 22 maart 2000 waarop is vermeld een computer met een prijs van ƒ 1.499,00 exclusief omzetbelasting. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende hiermee niet aannemelijk gemaakt dat hij kosten voor de afschrijving van een printer heeft gemaakt. De kosten van de computer bedragen bij de vermelde aanschafprijs en afschrijving in drie jaren minder dan ƒ 800, zodat aftrek niet mogelijk is.
4.9. De advocaatkosten betreffen een procedure tegen (de verzekeraar van) een automobilist die een ongeval met belanghebbende veroorzaakte. Ten gevolge van dit ongeluk kon belanghebbende zijn plannen om in Saudi-Arabië een kliniek te starten niet voortzetten. Belanghebbende heeft een nota overgelegd gedateerd 22 december 2000, groot ƒ 3.046,54. Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende van de wederpartij een schadevergoeding heeft geëist die zou zijn aan te merken als belastbare inkomsten. Het Hof acht dan ook niet aannemelijk dat belanghebbende deze kosten heeft gemaakt ter verwerving, inning of behoud van (belastbaar) inkomen, zodat de kosten niet in aftrek kunnen worden gebracht.
4.10. Het verloren instrumentarium betreft instrumenten die belanghebbende naar hij stelt op medische beurzen contant had ingekocht. Hij kreeg daarvan geen betalingsbewijs. Deze instrumenten zijn vooruitlopend op de start van het samenwerkingsverband tussen belanghebbende, C en het ziekenhuis in Saudi-Arabië naar dat land overgebracht. Bij de overhandiging was de heer D van C aanwezig. Toen belanghebbende daar niet aan het werk kon, zijn de instrumenten volgens belanghebbende geconfisqueerd. Tegenover de betwisting door de Inspecteur heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt dat de door hem aangeduide instrumenten daadwerkelijk zijn aangekocht. Het Hof overweegt daarbij dat belanghebbende geen betalingsbewijzen heeft overgelegd en evenmin door middel van bankopnames of op andere wijze laten zien, dat hij beschikte over de voor de aankoop benodigde grote bedragen in contanten. Voorts acht het Hof niet aannemelijk dat deze instrumenten op het moment van de gestelde levering nog in zijn bezit waren. Evenmin heeft hij aannemelijk gemaakt dat instrumenten die zijn eigendom waren, zijn geconfisqueerd en dat hij geen mogelijkheid tot verhaal op C heeft voor het gestelde verlies van deze instrumenten, terwijl dat - gelet op de hiervoor onder 2.7 aangehaalde overeenkomst - toch voor de hand had gelegen.
4.11. Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het belastbare inkomen van belanghebbende conform de subsidiaire stelling van de Inspecteur als volgt moet worden verminderd:
vastgesteld inkomen ƒ 133.602
bij: inkomsten uit arbeid ƒ 1.219
bij: arbeidskostenforfait ƒ 1.073
af: in aanmerking te nemen aftrekbare kosten ƒ 7.302
inkomen ƒ 128.592
te verrekenen verliezen ƒ 76.596
belastbaar inkomen ƒ 51.996
Voorts is de conclusie dat de Inspecteur terecht een bedrag van ƒ 76.596 aan verliezen uit voorgaande jaren heeft verrekend met het inkomen over 2000.
5. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep voor het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt dan reiskosten voor het bijwonen van de zitting van het Hof. Voor vergoeding komen in aanmerking de kosten van openbaar vervoer, laagste klasse. Het Hof stelt deze kosten op € 20.
6. Beslissing
Het Gerechtshof:
? verklaart het beroep met betrekking tot de aanslag gegrond;
? verklaart het beroep met betrekking tot de verliesverrekeningsbeschikking ongegrond;
? vernietigt de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de aanslag;
? vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 51.996;
? gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 37, en
? veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 20 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.