ECLI:NL:GHARN:2007:BB5008

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/00488
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting bij inkomsten uit Denemarken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem, betreft het een verwijzingsprocedure van de Hoge Raad naar aanleiding van een cassatieberoep van belanghebbende. De Hoge Raad had in zijn arrest van 1 december 2006, nr. 38.850, geoordeeld dat de heffing over de inkomsten van belanghebbende uit zijn werkzaamheden in Denemarken toekomt aan Denemarken, en dat er een verwijzing moest volgen voor de bepaling van de omvang van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Het Hof heeft de zaak vervolgens behandeld en de Inspecteur heeft een conclusie na verwijzing ingediend, waarop belanghebbende heeft gereageerd.

Belanghebbende stelde dat het aan Denemarken toe te rekenen gedeelte van zijn looninkomsten op ƒ 93.177 kon worden berekend, terwijl de Inspecteur het standpunt innam dat dit bedrag na aftrek van een evenredig gedeelte van het arbeidskostenforfait moest worden berekend. Tijdens de zitting verklaarde de Inspecteur dat de berekening van belanghebbende in beginsel kon worden gevolgd, maar dat het uiteindelijke bedrag ƒ 91.759 moest zijn. Het Hof oordeelde dat het standpunt van de Inspecteur juist was en dat er geen plaats was voor een andere berekening voor andere landen dan Denemarken.

De beslissing van het Hof was dat het beroep van belanghebbende gegrond werd verklaard, de uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd, en dat bij de berekening van de belastingaanslag rekening moest worden gehouden met de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Het Hof gelastte ook dat de Staat het door belanghebbende gestorte griffierecht vergoedde en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 06/00488
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
nummer : 0.H.76
mondelinge behandeling : op 30 augustus 2007 te Arnhem
waarbij verschenen : de Inspecteur
waarbij niet verschenen : belanghebbende noch zijn gemachtigde, hoewel de laatstgenoemde overeenkomstig de wet is uitgenodigd
gronden
1. De behandeling van de zaak door het Hof betreft de verwijzing door de Hoge Raad in het arrest van 1 december 2006, nr. 38.850, onder meer gepubliceerd in BNB 2007/75c*.
2. De Inspecteur heeft bij het Hof een conclusie na verwijzing ingediend. Een afschrift daarvan is aan belanghebbende gezonden. Belanghebbende heeft gereageerd op de conclusie van de Inspecteur. Een afschrift van de reactie van belanghebbende is aan de Inspecteur gezonden.
3. Op het beroep in cassatie van belanghebbende heeft de Hoge Raad in zijn hiervoor genoemde arrest onder meer overwogen:
"3.2. In cassatie beperkt het geschil zich tot de vraag of de heffing over belanghebbendes inkomsten uit zijn werkzaamheden in Denemarken door het Belastingverdrag Nederland-Denemarken (...) wordt toegewezen aan Denemarken of aan Nederland."
en geoordeeld dat in dit geval de bevoegdheid tot het belasten van belanghebbendes inkomsten uit die werkzaamheden toekomt aan Denemarken. De Hoge Raad overwoog voorts:
"3.5.2. Verwijzing moet volgen voor bepaling van de omvang van de te verlenen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting."
waarna de Hoge Raad het geding heeft verwezen naar dit Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
4. De Inspecteur heeft in zijn conclusie het standpunt ingenomen dat de hiervoor bedoelde aftrek moet worden berekend met toepassing van het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2005, nr. 40.179, BNB 2006/52c*. Belanghebbende heeft hierop in zijn conclusie met instemming gereageerd en het standpunt ingenomen dat, gelet op de bijzondere omstandigheid dat het in deze zaak gaat om offshorewerkzaamheden, de dagenbreuk moet worden gesteld op 95/174. Naar de mening van belanghebbende kan het aan Denemarken toe te rekenen gedeelte van de looninkomsten op ƒ 93.177 worden berekend.
5. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de berekening van belanghebbende in beginsel kan worden gevolgd, doch dat het bij de berekening van het in de teller op te nemen bedrag van de aan Denemarken toe te rekenen looninkomsten gaat om het zuivere bedrag, derhalve na aftrek van een evenredig gedeelte van het arbeidskostenforfait. Aldus berekend bedraagt het in de teller op te nemen bedrag ƒ 91.759. Gelet op het zogenoemde De Groot-arrest bedraagt de noemer van de verminderingsbreuk ƒ 181.147.
6. Het door de Inspecteur ingenomen standpunt is naar het oordeel van het Hof juist (vergelijk Hoge Raad 18 november 2005, nr. 40.016, BNB 2006/81). Belanghebbende neemt in zijn conclusie het standpunt in dat voor de andere landen dan Denemarken waar hij in 1997 heeft gewerkt, de aftrek op dezelfde wijze kan worden berekend. Daarvoor is naar het oordeel van het Hof na verwijzing echter geen plaats, gelet op hetgeen in cassatie nog in het geding was.
proceskosten:
De Hoge Raad heeft in zijn verwijzingsarrest reeds een veroordeling in de proceskosten van belanghebbende tot dat moment uitgesproken en gelast dat aan belanghebbende worden vergoed de voor de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierechten. Omtrent de griffierechten voor de behandeling van het beroep voor het gerechtshof Leeuwarden heeft de Hoge Raad nog niets beslist. Belanghebbendes proceskosten zijn met overeenkomstige toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op 0,5 maal € 322 ofwel op € 161.
beslissing:
Het Gerechtshof:
• verklaart het beroep gegrond;
• vernietigt de uitspraak van de Inspecteur, waarvan beroep;
• bepaalt dat bij de berekening van de onderhavige belastingaanslag rekening wordt gehouden met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, waarbij de teller van de verminderingsbreuk wordt gesteld op € 41.638 (ƒ 91.759) en de noemer op € 82.200 (ƒ 181.147);
• gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 27,23 en
• veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 161 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 13 september 2007 door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, raadsheren. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 september 2007
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.