ECLI:NL:GHARN:2009:BI1334
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang in ontnemingszaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 januari 2009 uitspraak gedaan over een vordering van de advocaat-generaal tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, gebaseerd op artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was ingediend op 6 december 2007 tegen de veroordeelde, die niet op de zittingen was verschenen, ondanks herhaalde oproepen. Het hof heeft de advocaat-generaal gehoord in een openbare raadkamer op 15 december 2008, waarbij ook de raadsvrouw van de veroordeelde aanwezig was.
De achtergrond van de zaak betreft een eerdere veroordeling van de veroordeelde op 16 februari 2004, waarbij een verplichting tot betaling aan de Staat van € 165.799,15 was opgelegd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was deels verrekend met conservatoir beslag, maar het resterende bedrag was nog niet betaald. De advocaat-generaal heeft in deze procedure gevorderd dat de vordering tot lijfsdwang wordt afgewezen, omdat de grondslag voor de verplichting tot betaling was vervallen na de vrijspraak in de hoofdzaak voor de feiten 2 en 4.
Het hof heeft vastgesteld dat de opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat voortkwam uit de feiten waarvoor de veroordeelde niet meer was veroordeeld. Gelet op artikel 511i van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geconcludeerd dat de beslissing tot ontneming van rechtswege vervalt. Hierdoor werd de advocaat-generaal niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang. De uitspraak van het hof is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is openbaar uitgesproken op 12 januari 2009.