ECLI:NL:GHARN:2009:BI1334

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Avnr: 111-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang in ontnemingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 januari 2009 uitspraak gedaan over een vordering van de advocaat-generaal tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang, gebaseerd op artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was ingediend op 6 december 2007 tegen de veroordeelde, die niet op de zittingen was verschenen, ondanks herhaalde oproepen. Het hof heeft de advocaat-generaal gehoord in een openbare raadkamer op 15 december 2008, waarbij ook de raadsvrouw van de veroordeelde aanwezig was.

De achtergrond van de zaak betreft een eerdere veroordeling van de veroordeelde op 16 februari 2004, waarbij een verplichting tot betaling aan de Staat van € 165.799,15 was opgelegd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was deels verrekend met conservatoir beslag, maar het resterende bedrag was nog niet betaald. De advocaat-generaal heeft in deze procedure gevorderd dat de vordering tot lijfsdwang wordt afgewezen, omdat de grondslag voor de verplichting tot betaling was vervallen na de vrijspraak in de hoofdzaak voor de feiten 2 en 4.

Het hof heeft vastgesteld dat de opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat voortkwam uit de feiten waarvoor de veroordeelde niet meer was veroordeeld. Gelet op artikel 511i van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geconcludeerd dat de beslissing tot ontneming van rechtswege vervalt. Hierdoor werd de advocaat-generaal niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang. De uitspraak van het hof is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is openbaar uitgesproken op 12 januari 2009.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Pkn: 21-002577-03
Avnr: 111-08
Het hof heeft te beslissen op een vordering van 6 december 2007 van de advocaat-generaal tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang ex artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
blijkens GBA-overzicht wonende te [adres veroordeelde],
hierna te noemen veroordeelde.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 15 december 2008 de advocaat-generaal en namens veroordeelde mr. [naam raadsvrouw], advocate te [plaatsnaam]. Veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, telkens niet verschenen.
Het hof heeft gelet op de vordering van de advocaat-generaal en op de overige zich in het dossier bevindende stukken, waaronder de aanvullende informatie van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) van 21 november 2007 en het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 7 november 2005. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de processen-verbaal van de raadkamer van dit hof van 7 april 2008, 3 juni 2008 en 28 juli 2008.
OVERWEGINGEN
1. Aan veroordeelde is bij arrest van dit hof van 16 februari 2004 de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 165.799,15 opgelegd. Dit arrest is op 15 maart 2005 onherroepelijk geworden. Een deel van de vordering is verrekend met het conservatoir beslag, gelegd op een personenauto en een aantal sieraden, ter hoogte van € 11.128,36. Betaling van het resterende bedrag van € 154.670,79 is tot dusverre uitgebleven.
2. In de onderliggende strafzaak is veroordeelde bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Arnhem van 18 februari 2003 veroordeelde ter zake van de feiten 1, 2, 3, 5, 6 subsidiair en 7 en vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde feit. Dit hof heeft in de hoofdzaak op 16 februari 2004 veroordeelde voor dezelfde feiten veroordeeld. Veroordeelde heeft hiertegen cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad heeft op 15 maart 2005 het arrest van dit hof vernietigd ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging en heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Op 7 november 2005 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeelde ook vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
3. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot lijfsdwang wordt afgewezen. Met de vrijspraak in de hoofdzaak voor de feiten 2 en 4 is de grondslag voor de verplichting tot betaling aan de Staat van wederrechtelijk verkregen voordeel van rechtswege vervallen.
4. De raadsvrouw van veroordeelde heeft onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch eveneens afwijzing van de vordering bepleit.
5. Het hof constateert dat de opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat het uit de feiten 2 en 4 wederrechtelijk verkregen voordeel betreft. Nu een veroordeling voor deze feiten in de hoofdzaak in onherroepelijke zin achterwege is gebleven, vervalt gelet op het bepaalde in artikel 511i van het Wetboek van Strafvordering de beslissing tot ontneming van rechtswege. De advocaat-generaal zal dientengevolge niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang.
6. Het hof heeft gelet op de artikelen 511i en 577c van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING
Het hof:
- verklaart de advocaat-generaal niet-ontvankelijk in de vordering.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. E.A.K.G. Ruys, voorzitter,
D.J. van Dijk en E.H. Schulten, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. B.P. Snijder, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2009.