ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9182

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.064.927/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindende schadevaststelling door taxateurs bij hagelschade aan uien

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], een teler van uien, en de onderlinge waarborgmaatschappij Agriver B.A. over een schadevergoeding na een hagelbui op 26 juli 2008. [appellant] had zijn 5.75 hectare uien verzekerd tegen hagelschade en na de hagelbui hebben taxateurs de schade vastgesteld op 17% voor de huiskavel en 15% voor de andere kavel. Agriver heeft op basis van deze taxatie een schadevergoeding van € 3.775,00 aan [appellant] uitgekeerd. Later heeft [appellant] echter aanvullende schade geclaimd, omdat de uien door de afkeuring van de koper, Molnopex, als beschadigd werden beschouwd. Agriver heeft deze claim afgewezen, wat leidde tot een rechtszaak.

In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de schadevaststelling door de taxateurs bindend is, omdat deze is gedaan volgens de polisvoorwaarden en geldt als een vaststellingsovereenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de watervellen aan de uien het gevolg waren van de hagelbui en niet van andere omstandigheden. De rechtbank had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. Het hof heeft ook geoordeeld dat de wens van [appellant] om een voorbehoud te maken voor alle gevolgschade niet voldoende is om de bindende taxatie te weerleggen.

Uiteindelijk heeft het hof [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 9 september 2009 en het eindvonnis van 10 februari 2010 bekrachtigd. [appellant] is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
NEVENZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellant],
wonend te [woonplaats], gemeente [X],
APPELLANT,
advocaat: mr. R.K.E. Buysrogge te Zwolle,
t e g e n
de onderlinge waarborgmaatschappij met beperkte aansprakelijkheid ONDERLINGE HAGELVERZEKERING MAATSCHAPPIJ AGRIVER B.A.,
gevestigd te Hasselt, gemeente Zwartewaterland,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.F.H.M. van Haastert te Zwolle.
De partijen worden hierna [appellant] en Agriver genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 28 april 2010 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de ¬rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 september 2009 en 10 februari 2010, in deze zaak onder zaak-/rolnum¬mer 157992 / HA ZA 09-742 gewezen tussen hem als eiser en Agriver als gedaagde.
[appellant] heeft bij memorie enkele (ongenummerde) grieven tegen het eindvonnis van 10 februari 2010 aangevoerd (hierna: het bestreden vonnis) een productie overgelegd, bewijs aangeboden, met conclusie dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende - gelet op de appeldagvaarding - bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest zijn in de inleidende dagvaarding ingestelde vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Agriver in de kosten van beide instanties.
Daarop heeft Agriver bij memorie de grieven bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep, met rente en uitvoerbaar bij voorraad.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.
2. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aange¬merkt. Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3. Beoordeling
3.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a) [appellant] heeft voor het jaar 2008 de door hem geteelde 5.75 ha uien bij Agriver verzekerd tegen het risico van hagelschade.
b) Op 26 juli 2008 is schade aan de uien opgetreden door een hagelbui. Op grond van de toepasselijke polisvoorwaarden heeft Agriver [taxateur 1] en [taxateur 2] als taxateurs benoemd. Zij hebben op 30 juli 2008 de schade opgenomen en getaxeerd op 17% (voor de huiskavel) en 15% voor de andere kavel. Op basis hiervan heeft Agriver € 3.775,00 aan [appellant] uitgekeerd onder de verzekering.
c) [appellant] heeft [de controleur] verzocht te controleren of de door Agriver ingeschakelde experts een juist schadepercentage hadden vastgesteld. [de controleur] heeft de uien op 1 augustus 2008 geïnspecteerd en geconcludeerd dat de schade door de taxateurs “zonder meer correct” was vastgesteld.
d) In het taxatierapport van [taxateur 1] en [taxateur 2] staat onder “bijzonderheden” het volgende vermeld:
“Verzekerde kan vanwege eventuele koprot, veroorzaakt door hagel, vóór 1 December 2008 contact opnemen met het Agriver-kantoor.”
e) [appellant] heeft de uien op 15 september 2008 verkocht aan Molnopex. Na ontvangst van de eerste vracht heeft Molnopex de uien afgekeurd vanwege te veel inwendige gebreken.
f) [appellant] heeft Agriver over de afkeuring van de uien door Molnopex in kennis gesteld. Op 22 september 2008 hebben [de regiocoördinator] (regiocoördinator voor Agriver) en [taxateur 1] monsters genomen van de uien. Aan de buitenzijde van de uien was praktisch niets bijzonders te zien, maar bij het lossnijden van de uien is gebleken dat bij zo’n 35% sprake was van zogenaamde watervellen.
g) [appellant] heeft Agriver verzocht over te gaan tot een aanvullende schadeuitkering. Agriver heeft dat geweigerd.
3.2. [appellant] heeft Agriver op 11 mei 2009 gedagvaard voor de rechtbank en gevorderd dat Agriver wordt veroordeeld tot betaling van € 19.583,85 vermeerderd met rente en proceskosten. Aan zijn vordering heeft [appellant] ten grondslag gelegd de watervellen zijn ontstaan door de hagelbui op 26 juli 2008 en hij, zakelijk weergegeven, ter zake van die schade recht heeft op een aanvullende uitkering onder de verzekering.
3.3. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.
3.4. In hoger beroep moet van het volgende worden uitgegaan. Nadat [appellant] de schade bij Agriver had gemeld, is de schade door taxateurs vastgesteld volgens de procedure die in de polisvoorwaarden staat vermeld. De schadevaststelling door de taxateurs geldt als een vaststelling waaraan partijen zich jegens elkaar op grond van een vaststellingsovereenkomst hebben gebonden. De schade als gevolg van de hagelbui op 26 juli 2008 is daarom tussen partijen in beginsel bindend vastgesteld met de taxatie van [taxateur 1] en [taxateur 2] van 30 juli 2008.
3.5. [appellant] stelt dat hij niettemin aanspraak kan maken op de schade die eind september 2008 aan de uien is vastgesteld. Hij voert daartoe aan dat op zijn verzoek de in r.o. 3.1 onder d) genoemde aantekening in het taxatierapport is opgenomen. Dit is volgens [appellant] een clausule die ziet op schade die het gevolg was van de hagelbui, maar die ten tijde van de taxatie nog niet was te voorzien. Ter verdere onderbouwing van zijn vordering heeft [appellant] een rapport d.d. 6 februari 2009 overgelegd van [de controleur] die kort gezegd concludeert dat het hoge percentage watervellen bij [appellant] is veroorzaakt door de beschadiging van de uien door de hagel.
3.6. In eerste aanleg heeft Agriver in het kader van haar verweer tegen de vordering van [appellant] gesteld dat een aanvullende schadeuitkering op grond van het voorbehoud in het taxatierapport slechts aan de orde had kunnen zijn als zou zijn vastgesteld dat in de uien als gevolg van de hagelbui koprot was ontstaan. Daarvan is geen sprake. Koprot is een schimmelinfectie. Door [appellant] is niet gesteld dat sprake is van koprot. Dit volgt ook niet uit het rapport van [de controleur]. Subsidiair betwist Agriver dat de watervellen het gevolg zijn van de beschadiging van de uien door de hagel. Het ongelijk van [appellant] in dit opzicht blijkt volgens Agriver uit het rapport van [de controleur]. Watervellen kunnen ontstaan bij natte omstandigheden als de uien oogstrijp zijn. Uit de rapportage van [de controleur] blijkt dat zich een natte periode heeft voorgedaan in dat kwetsbare stadium van de ui, aldus Agriver.
3.7. In hoger beroep voert [appellant] aan dat hij niet voor één bepaalde ziekte een voorbehoud wilde maken, “maar voor alle gevolgschade die zich mogelijk zou manifesteren”. Het woord “koprot” wordt gebruikt voor allerlei ziektes die via de hals van de ui (die door de hagel is beschadigd) kunnen ontstaan. In het licht hiervan heeft de rechtbank een te beperkte betekenis aan het begrip “koprot” toegekend, aldus [appellant].
3.8. Het hof overweegt dat de enkele wens van [appellant] een voorbehoud te willen maken voor alle gevolgschade van de hagelbui onvoldoende is voor de toewijsbaarheid van zijn vorderingen. Het komt niet aan op zijn wens, maar op wat partijen op dit punt zijn overeengekomen. Wat dit betreft heeft [appellant] zijn stellingen onvoldoende onderbouwd. Hij heeft niet gesteld dat Agriver met een dergelijk ruim voorbehoud heeft ingestemd. [appellant] heeft zelfs niet gesteld dat zijn genoemde wens voor Agriver kenbaar was voorafgaand aan het opnemen van het voorbehoud in het taxatierapport. [appellant] heeft ook niet toegelicht dat en waarom hij uit de verklaringen en gedragingen van Agriver in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat Agriver met het door hem bedoelde ruime voorbehoud heeft ingestemd.
3.9. Verder is van belang dat Agriver gemotiveerd heeft aangevoerd dat koprot een schimmelinfectie is en watervellen niet als “koprot” kunnen worden gekwalificeerd. Gelet op dit verweer van Agriver had [appellant] zijn stellingen nader moeten onderbouwen. Hij stelt in hoger beroep weliswaar dat het woord “koprot” voor allerlei ziektes wordt gebruikt die via de hals van de ui kunnen ontstaan, maar hij onderbouwt deze stelling niet. Deze stelling is bovendien te vaag en te algemeen. Dat koprot zou zien op “allerlei ziektes” is onvoldoende om te kunnen aannemen dat de onderhavige gebreken (watervellen) als “koprot” moeten worden gekwalificeerd. Daarmee faalt de klacht van [appellant] dat de rechtbank van een te beperkte betekenis van het begrip “koprot” is uitgegaan.
3.10. Verder voert [appellant] in hoger beroep aan dat de schade die als gevolg van de hagelbui is ontstaan zich na de taxatie heeft doorontwikkeld. [appellant] stelt dat Agriver hem niet mag houden aan de taxatie van 30 juli 2008. Bij het doorontwikkelen van de schade is Agriver gehouden het dossier te heropenen. Hij beroept zich in dit verband op de uitkomst van de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2008 (LJN: BC5688) dat met toepassing van artikel 81 RO is afgedaan en waarbij Agriver als partij was betrokken.
3.11. Hiervoor heeft het hof reeds overwogen dat de schade als gevolg van de hagelbui op 26 juli 2008 tussen partijen in beginsel bindend is vastgesteld met de taxatie van [taxateur 1] en [taxateur 2] van 30 juli 2008. Verder heeft het hof overwogen dat niet kan worden aangenomen dat de geconstateerde watervellen vallen onder het voorbehoud dat in het taxatierapport is opgenomen. Daarmee resteert de door [appellant] opgeworpen vraag of de gebondenheid van [appellant] aan de bindende taxatie in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.12. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, dient [appellant] specifieke omstandigheden te stellen. [appellant] heeft dat evenwel nagelaten. De enkele stelling van [appellant] dat Agriver zich niet mag beperken tot de uitkering van de vastgestelde schade indien de schade zich daarna doorontwikkelt, volstaat niet. Als later blijkt dat de schade zich heeft doorontwikkeld, kan dat in beginsel niet afdoen aan de gebondenheid van partijen aan een schadevaststelling. Een vaststellingsovereenkomst strekt er immers juist toe partijen ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil over de hoogte van de schade te binden aan de vaststelling van de taxateurs.
3.13. De verwijzing van [appellant] naar de uitkomst van een andere procedure waarbij Agriver als partij was betrokken, volstaat evenmin als een deugdelijke onderbouwing van zijn stellingen. De rechter heeft in die zaak uitspraak gedaan op grond van de (bijzondere) omstandigheden die de partijen in die zaak hebben gesteld. [appellant] heeft in de onderhavige procedure nagelaten feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan kan worden aangenomen dat de gebondenheid van [appellant] aan de schadevaststelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zijn daarop gerichte klacht tegen het bestreden vonnis is daarmee vergeefs voorgesteld.
3.14. [appellant] heeft nog aangevoerd, samengevat, dat een causaal verband aanwezig is tussen de hagelbui op 26 juli 2008 en de schade aan de uien ter zake waarvan hij van Agriver in deze procedure uitkering vordert onder de verzekering. [appellant] heeft van deze stelling bewijs aangeboden.
3.15. Deze klacht kan niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Het falen van de overige klachten brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat de schade als gevolg van de hagelbui op 26 juli 2008 tussen partijen met de taxatie van [taxateur 1] en [taxateur 2] op 30 juli 2008 bindend is vastgesteld, zodat [appellant] geen aanspraak kan maken op een aanvullende uitkering onder de verzekering. De genoemde stelling wordt daarom door het hof gepasseerd en het daarmee samenhangende bewijsaanbod is niet ter zake dienend, omdat ook als het bedoelde bewijs wordt geleverd dat niet tot een andere beslissing in deze zaak kan leiden.
3.16. De slotsom is dat het hoger beroep geen succes heeft. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep zoals hierna wordt vermeld. Nu geen grieven zijn gericht tegen het vonnis van 9 september 2009 zal [appellant] in zijn hoger beroep tegen dat vonnis niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Beslissing
Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 9 september 2009;
bekrachtigt het eindvonnis van 10 februari 2010 waarvan beroep;
verwijst [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van Agriver gevallen, op € 590,00 aan verschotten en € 894,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit arrest;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, J.W. Hoekzema en H.J.M. Boukema en op 17 mei 2011 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.