GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.101.688
(zaaknummer rechtbank 123519 / FA RK 11-1212 en 123578 / FA RK 11-1226)
beschikking van de familiekamer van 19 juli 2012
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen “de vader”,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Almelo,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen “de moeder”,
advocaat: mr. L. van Straten te Hengelo.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Almelo van 9 november 2011, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
2. Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 8 februari 2012, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 20 maart 2012, heeft de moeder het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden. Daarbij heeft de moeder tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.
2.3 Daarop heeft de vader in het incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 2 mei 2012.
2.4 De minderjarige [het kind], dochter van partijen, is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek als vermeld onder 2.1; zij is op 25 juni 2012 door een van de leden van het hof gehoord.
2.6 De mondelinge behandeling heeft op 28 juni 2012 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is de heer [...] verschenen.
2.7 Na de mondelinge behandeling is volgens afspraak ter zitting en met toestemming van het hof, binnengekomen een brief van de raad van 5 juli 2012. Hierop is gereageerd bij brief van 6 juli 2012 door mr. Geeraths en bij brief van 9 juli 2012 door mr. Van Straten.
3.1 Partijen zijn op 12 februari 1987 met elkaar gehuwd. Uit dat huwelijk zijn drie kinderen geboren, die allen inmiddels meerderjarig zijn. Op 6 oktober 1992 is het huwelijk van partijen ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 23 september 1992. Uit de affectieve relatie die partijen nadien hebben gehad is op [geboortedatum] 1998 [het kind] ([het kind]) geboren. De vader heeft [het kind] op 15 mei 2001 erkend.
3.2 Sedert 29 september 2006 verblijft [het kind] bij de vader. Sedert maart 2007 vindt er geen omgang meer plaats tussen de moeder en [het kind].
3.3 Bij beschikking van 28 mei 2008 heeft de rechtbank Almelo bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij de vader zal zijn en voorts het verzoek van de vader om te worden belast met het eenhoofdig gezag over [het kind] afgewezen. De vader is in hoger beroep gegaan tegen deze afwijzing. Bij beschikking van 30 september 2008 heeft dit hof de vader belast met het eenhoofdig gezag over [het kind].
3.4 Bij – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 2 september 2009 heeft de kinderrechter in de rechtbank Almelo aan de vader de verplichting opgelegd om telkens in de maanden januari en juli van ieder jaar de moeder schriftelijk te informeren over de ontwikkelingen van [het kind] op het gebied van – onder mogelijk meer – gezondheid, schoolprestaties, vrijetijdsbesteding en sociaal leven, daaronder begrepen het toezenden van recente foto's en afschriften van schoolrapporten van [het kind]
4. De omvang van het geschil in hoger beroep
4.1 Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de hiervoor vermelde beschikking van 2 september 2009 gewijzigd in die zin dat de vader telkens in de maanden januari en juli van ieder jaar de moeder schriftelijk informeert over de ontwikkelingen van [het kind] op het gebied van schoolprestaties, vrijetijdsbesteding en sociaal leven, daaronder begrepen het toezenden van afschriften van schoolrapporten van [het kind] en bepaald dat de vader, nadat twee dagen na betekening van deze beschikking zijn verstreken, voor iedere keer dat hij in gebreke blijft om aan deze informatieregeling te voldoen, een dwangsom verbeurt van € 250,- met een maximum van
€ 1.500,-.
4.2 De vader heeft in zijn beroepschrift bezwaren aangevoerd tegen de door de rechtbank opgelegde verplichting tot het (schriftelijk) verstrekken van informatie aan de moeder en hij verzoekt het hof te bepalen dat hij niet langer gehouden is om aan zijn informatieverplichting ex art. 1:377b lid 1 BW te voldoen.
4.3 De vrouw heeft verweer gevoerd en op haar beurt incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij als grieven aanvoert dat de man ten onrechte geen verplichting is opgelegd om recente foto’s van [het kind] aan haar te sturen (twee keer per jaar) en dat de opgelegde dwangsom en het maximum te laag zijn.
5. De motivering van de beslissing
5.1 De grieven van partijen beogen een beoordeling van het geschil in volle omvang. In geschil is of en in hoeverre de vader gehouden is de moeder informatie te verstrekken over, kort gezegd, het wel en wee van [het kind].
5.2 De vader heeft het navolgende aangevoerd ter onderbouwing van zijn verzoek. [het kind] wil absoluut niet dat hij de moeder informeert omtrent welke ontwikkeling dan ook. [het kind] heeft diverse trauma’s opgelopen bij of door haar moeder. De vader moet zich in allerlei bochten wringen teneinde informatie aan de moeder te verstrekken, aangezien zij zich daartegen fel verzet. De emotionele en sociale ontwikkeling van [het kind] wordt bedreigd door de (verplichte) informatieverstrekking. [het kind] heeft nog altijd angst voor de moeder en zij is ook bang dat de moeder naar aanleiding van de informatieverstrekking door de vader, weer contact met haar zal opnemen. [het kind] is bekend met het posttraumatisch stresssyndroom, waarvoor zij eerst in 2008-2009 is behandeld (door middel van speltherapie) bij Dimence. Zij is recent weer aangemeld voor behandeling. In het intakeverslag van 26 augustus 2011 van Dimence staat onder meer vermeld onder “klachtomschrijving”: [het kind] vertelt veel wakker te liggen ’s avonds. Ze piekert dan over de mishandeling die ze ondergaan heeft toen ze bij haar moeder woonde. (…) Vaak valt ze pas rond 24.00 uur in slaap. Thema’s waar ze over piekert zijn: hoe kan een moeder zoiets doen met haar kind. Bij doorvragen geeft ze aan ook vaak terug te moeten denken aan de mishandeling zelf. Heeft dan het gevoel er weer in te zitten, flashbacks te hebben. Ze woelt veel in haar slaap. Als gevolg van het laat in slaap vallen kan ze zich overdag slechter concentreren op school. [het kind] meldt ook dat ze ieder half jaar een foto moet opsturen naar haar moeder. Dit moet van de rechtbank. Haar vader moet dan rapporten van school ed. meesturen. Voor [het kind] roept dit het gevoel op dat ze nog steeds contact heeft met haar moeder, wat ze niet wil. Het geeft haar een onveilig gevoel. (…)
En onder “beschrijvende diagnose”: Het betreft een bijna 13 jarig, waarschijnlijk gemiddeld intelligent meisje die opnieuw wordt aangemeld met herbelevingen over mishandelingen die ze in het verleden ondergaan heeft door haar biologische moeder. Ze denkt ook diep na over hoe een moeder haar kind dat aan heeft kunnen doen. (…).
Tijdens het kinderverhoor bij de rechtbank heeft [het kind] aangegeven dat haar moeder haar leven kapot heeft gemaakt en haar zowel fysiek als mentaal heeft mishandeld.
5.3 De moeder heeft aangegeven dat zij het er moeilijk mee heeft met dat zij geen (omgangs)contact meer heeft met [het kind], maar dat zij dat heeft geaccepteerd. De moeder meent dat de door de rechtbank vastgestelde informatieverplichting niet in strijd is met de belangen van [het kind]. Zij vraagt niet veel; slechts tweemaal per jaar informatie over [het kind]. De moeder wil wel in beeld blijven; het gaat haar te ver om alle banden door te snijden.
5.4 Door tussenkomst van de raad is informatie opgevraagd bij Dimence over de recente ontwikkelingen betreffende de behandeling van [het kind]. De raad heeft bij brief van 5 juli 2012 verslag hiervan gedaan: Van januari 2012 tot mei 2012 heeft [het kind] speltherapie gevolgd gericht op het leren omgaan met gevoelens van onrust en het piekeren over de ervaringen uit het verleden. [het kind] geeft in speltherapie aan geen contact meer met moeder te willen hebben. Binnen de speltherapie kwam ze over als een meisje dat goed weet wat ze hierin wil. Wat dat betreft kan [het kind] serieus genomen worden in haar uitlatingen over de kwestie van de informatieverstrekking van vader aan moeder.
5.5 Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derde – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de rechter, indien het belang van het kind zulks vereist, zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.
Het informatie- en consultatierecht in art. 1:377b lid 1 BW is blijkens de parlementaire geschiedenis (in 1995) in de wet opgenomen omdat de niet met gezag belaste ouder die bij de opvoeding betrokken wil blijven, daartoe door de andere ouder in de gelegenheid behoort te worden gesteld. De band tussen de niet met gezag belaste ouder en het kind dient niet onnodig ernstiger te worden aangetast dan door de (echt)scheiding toch al vaak het geval is. De informatie- en/of consultatieverplichting kan buiten toepassing blijven indien het belang van het kind dat eist. Zeer ernstige bezwaren van het kind zijn op zich niet beslissend (HR 5 april 1991, NJ 1992, 24). Het gaat bij een beslissing hierover om conflicterende rechten van kind en ouder voortvloeiend uit art. 8 EVRM (privéleven en familie- en gezinsleven), (HR 12 juni 1992, NJ 1992, 589).
5.6 Ter gelegenheid van het minderjarigenverhoor heeft [het kind] verteld dat zij geen contact met de moeder wil en er last van heeft als de moeder informatie over haar krijgt, ook als dat via de vader gaat. De moeder heeft haar jarenlang mishandeld en de moeder hoort geen dingen over haar leven te weten, ook niet na tien jaar en ook geen beetje informatie, aldus [het kind].
Uit de stukken is het hof genoegzaam gebleken dat [het kind] een meisje is met een belaste gezinsgeschiedenis. Er is sprake (geweest) van alcoholmisbruik en vermeende persoonlijkheidsproblematiek bij de moeder. Uit de informatie van Dimence leidt het hof af dat de (verplichte) informatieverstrekking door de vader aan de moeder, een negatieve weerslag heeft op het geestelijk en lichamelijk welbevinden van [het kind]. De vader heeft ter zitting nog gemeld dat er daarnaast geen andere problemen zijn bij [het kind], dat zij in het tweede jaar VMBO-basis zit en dat zij ten gevolge van het verzoek van de moeder om informatie steeds verder weg zakt door concentratieproblemen. De raad heeft ter zitting geconstateerd dat het hier gaat om “een kwetsbare meid” en dat het beeld dat in de stukken over haar geschetst wordt, zorgelijk is.
5.7 Het gaat hier om de wettelijk verplichte informatieverschaffing van de vader aan de moeder over een bijna 13-jarig meisje, dat niet alleen zelf aangeeft dat niet te willen omdat ze geen contact wenst met haar moeder, maar daarban ook last heeft doordat zij daarover piekert, slecht slaapt, (wat zijn weerslag heeft op schoolprestaties) en zich onveilig voelt. De belangen van de moeder om nog enig contact met [het kind] te hebben via de door de vader te verstrekken informatie, moeten hier wijken voor het belang van [het kind] die geen enkel contact meer wenst en aankan met de moeder, ook niet via de informatieverschaffing door de vader, die feitelijk misschien wel buiten haar om kan gaan, maar emotioneel in ieder geval niet. Het belang van [het kind] eist hier dat de wettelijk verplichte informatieverschaffing van art. 1:377b lid 1 jo lid 2 BW buiten toepassing blijft.
6.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slagen de grieven van de vader en falen de grieven van de moeder. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt. Ten overvloede merkt het hof op dat in verband met de aanstaande verplichting van de vader om op 31 juli 2012 de moeder te informeren over [het kind], deze verplichting met na te melden beslissing van het hof is vervallen.
6.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.
Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 9 november 2011 en opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 2 september 2009 en bepaalt dat de vader met ingang van heden (19 juli 2012) niet meer gehouden is, ex art. 1:377b lid 1 BW, de moeder te informeren over [het kind];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.A. Dozy, J.H. Lieber en M.L. van der Bel, bijgestaan door mr. C. Nijhuis als griffier, en is op 19 juli 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.