ECLI:NL:GHARN:2012:BY4441

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.109.977
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot vervanging gezinsvoogdijinstelling en ontvankelijkheid hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader tot vervanging van de gezinsvoogdijinstelling. De vader was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Utrecht van 10 april 2012, waarin zijn verzoek werd afgewezen. De vader verzocht het hof om de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht per direct te ontheffen van de uitvoering van de ondertoezichtstelling en om een andere vestiging van Bureau Jeugdzorg Utrecht te belasten met deze uitvoering. Het hof heeft vastgesteld dat er geen verweerschrift is ingediend door de stichting en dat de mondelinge behandeling op 18 september 2012 heeft plaatsgevonden, waarbij de vader en de pleegouders aanwezig waren, maar de moeder niet. Het hof heeft de feiten van de zaak in detail bekeken, waaronder eerdere beschikkingen van de kinderrechter en de ondertoezichtstelling van het kind, dat uit de relatie van de vader en de moeder is geboren. Het hof heeft geoordeeld dat er geen hoger beroep openstaat tegen de afwijzing van de rechtbank, omdat de wettelijke grondslag voor het verzoek tot vervanging van de gezinsvoogdijinstelling ontbreekt. Daarom heeft het hof de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.109.977 (wijziging gezinsvoogdijinstelling)
(zaaknummer rechtbank 319667 / JE RK 12-374)
beschikking van de familiekamer van 25 oktober 2012
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen “de vader”,
advocaat: mr. A.M.C.J. Klostermann te Utrecht,
en
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen “de stichting”.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen “de moeder”,
en
[belanghebbenden],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen “de pleegouders”.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Utrecht van 10 april 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 9 juli 2012, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 10 april 2012. De vader verzoekt het hof die beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en te bepalen dat de stichting per direct wordt ontheven van de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat Bureau Jeugdzorg Utrecht, locatie Nieuwegein, althans een andere vestiging van Bureau Jeugdzorg Utrecht, wordt belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
2.2 Er is binnen de gestelde termijn geen verweerschrift ingediend.
2.3 Ter griffie van het hof is op 7 september 2012 een brief van Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht van 6 september 2012 binnengekomen.
2.4 De mondelinge behandeling heeft, gelijktijdig met de behandeling van de verzoeken van de vader in hoger beroep inzake de machtiging tot uithuisplaatsing (200.111.854) en wijziging van de omgangsregeling (200.110.088), op 18 september 2012 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de stichting zijn [...], gezinsvoogd tot oktober 2011, en [...], huidig gezinsvoogd, verschenen. De pleegouders zijn eveneens in persoon verschenen. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [...] verschenen. Voorts zijn verschenen [...], medewerkster van pleegzorgvoorziening De Rading, en [...], medewerker van Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht. De moeder is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.
3. De vaststaande feiten
3.1 Uit de relatie van de vader en de moeder is op [geboortedatum] 2011 [het kind], verder te noemen “[het kind]”, geboren. De vader heeft [het kind] erkend. Op 6 april 2011 is aantekening gedaan in het gezagsregister van de rechtbank Utrecht omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening over [het kind] door de vader en de moeder, verder gezamenlijk te noemen “de ouders”.
3.2 Bij beschikking van 16 februari 2011 heeft de kinderrechter in de rechtbank Utrecht, op verzoek van de raad, [het kind] met ingang van die datum onder toezicht gesteld van de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht voor de duur van een jaar tot 16 februari 2012 en de uitvoering van de maatregel opgedragen aan de stichting, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 9 februari 2012 met ingang van 16 februari 2012 tot 16 februari 2013.
3.3 Bij beschikking van 16 februari 2011 heeft de kinderrechter in de rechtbank Utrecht, op verzoek van de raad, machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [het kind] in een voorziening voor verblijf crisispleeggezin als bedoeld in het indicatiebesluit van 8 februari 2011 met ingang van 16 februari 2011 voor de duur van twaalf weken, tot 11 mei 2011.
3.4 Bij beschikking van 10 mei 2011 heeft de kinderrechter, op verzoek van de stichting, de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een pleeggezin als bedoeld in het indicatiebesluit van 4 april 2011 verlengd met ingang van 11 mei 2011 voor de duur van vijf maanden, te weten tot 11 oktober 2011, en het verzoek voor het overige aangehouden in afwachting van verdere informatie van de stichting. Bij herstelbeschikking van 1 juli 2011 heeft de kinderrechter de beschikking van 10 mei 2011 hersteld in die zin dat de geslachtsnaam van [het kind] is gecorrigeerd.
3.5 Bij beschikking van 10 oktober 2011 heeft de kinderrechter de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een voorziening voor verblijf pleegouder 24 uurs, zoals bedoeld in het indicatiebesluit van 4 april 2011, verlengd met ingang van 11 oktober 2011 tot 16 februari 2012.
3.6 Bij beschikking van 26 januari 2012 heeft dit hof de beschikking van de kinderrechter van 10 oktober 2011 bekrachtigd.
3.7 Bij beschikking van 9 februari 2012 heeft de kinderrechter de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een voorziening voor verblijf pleegouder 24-uurs verlengd met ingang van 16 februari 2012 tot 16 augustus 2012.
3.8 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Utrecht op 8 februari 2012, heeft de vader verzocht te bepalen dat de stichting wordt ontheven van de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat Bureau Jeugdzorg wordt belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
3.9 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen.
4. De motivering van de beslissing
4.1 Ingevolge artikel 1:254 lid 5 BW kan de kinderrechter op verzoek van de stichting, dan wel op verzoek van de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaren of ouder, de stichting bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, die het toezicht heeft, vervangen door een zodanige stichting in een andere provincie.
4.2 Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat tegen beschikkingen ingevolge artikel 254, vijfde lid van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet. Gesteld noch gebleken is dat zich een van de doorbrekingsgronden van het rechtsmiddelenverbod voordoet.
4.3 De vraag of de stichting wel onder de werking van genoemd artikellid valt – omdat dit lid uitdrukkelijk betrekking heeft op vervanging van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg door een zodanige stichting in een andere provincie – behoeft in dit kader geen beantwoording. Indien immers genoemd artikellid wel van toepassing is geldt het rechtsmiddelenverbod, en indien genoemd artikellid niet van toepassing is bestaat er geen wettelijke grondslag voor het verzoek tot vervanging.
4.4 Het hof is van oordeel dat nu om voormelde redenen geen hoger beroep open staat tegen de afwijzing door de rechtbank van een verzoek tot vervanging van de gezinsvoogdijinstelling, de vader niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep.
5. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van 10 april 2012.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Laurentius-Kooter, J.H. Lieber en E.H. Schulten, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 25 oktober 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.