In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [X] voor schade die is ontstaan door een brand in loodsen die eigendom zijn van [Y B.V.], een dochtermaatschappij van [X Holding]. De brand vond plaats op 17 november 2007 en de huurders van de loodsen hebben [X Diensten], een andere dochtermaatschappij, aansprakelijk gesteld voor de schade. [X] heeft in hoger beroep de dekking onder de aansprakelijkheidsverzekering van Aegon betwist, die oorspronkelijk was afgesloten door [X Holding]. De verzekering was aangepast per 1 januari 2006, waarbij [X Holding] als verzekeringnemer werd vermeld, maar [X] stelt dat ook de activiteiten van haar dochtermaatschappijen onder de dekking zouden moeten vallen.
Het hof heeft vastgesteld dat Aegon niet op de hoogte was van de bedoeling van [X] om ook de dochtermaatschappijen te verzekeren. Het hof oordeelt dat [X] onvoldoende feiten heeft aangevoerd die erop wijzen dat Aegon bekend had moeten zijn met deze bedoeling. De verzekeringspolis vermeldde enkel [X Holding] als verzekeringnemer, en het hof concludeert dat Aegon zich niet zodanig heeft gedragen dat [X] daaruit had mogen begrijpen dat ook de dochtermaatschappijen verzekerd waren. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat er geen verzekerd evenement heeft plaatsgevonden.
De grieven van [X] worden verworpen, en het hof oordeelt dat de kosten van het geding in hoger beroep voor rekening van [X] komen. Dit arrest is gewezen op 9 april 2013 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.