Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De vaststaande feiten
Bespreking van de grieven II in het principale hoger beroep en I in het incidentele hoger beroep
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een ontslagbesluit van de stichting voor educatie en beroepsonderwijs Zadkine. Appellant, wonende te Rotterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Rotterdam, waarbij hij in het ongelijk is gesteld. De zaak betreft de toepassing van het diensttijdcriterium als maatstaf voor de selectie van werknemers die voor ontslag in aanmerking komen. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in het bestreden vonnis de feiten correct heeft vastgesteld en dat er geen grieven zijn ingediend tegen deze vaststellingen. Het hof bespreekt de grieven van appellant en de methoden die in het sociaal plan zijn opgenomen voor de ontslagprocedure. Het hof concludeert dat de uitwerking van de gedwongen fase niet in strijd is met de wet, maar dat de toepassing van de ontslagcriteria niet per sectie, maar VAVO-breed dient te geschieden. Het hof oordeelt dat Zadkine voldoende feitelijke gegevens heeft verstrekt ter onderbouwing van het ontslag en dat het ontslag niet als kennelijk onredelijk kan worden beschouwd. De vorderingen van appellant worden afgewezen en het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank.