In deze zaak gaat het om de waardebepaling van een ziekenhuiscomplex in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, Stichting [X], heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die de waarde van het complex had vastgesteld op € 19.217.359. De Inspecteur van de gemeente Alphen aan den Rijn had een hogere waarde van € 23.870.000 verdedigd, waarbij hij zich baseerde op taxatierapporten en de Taxatiewijzer. De rechtbank had geoordeeld dat de Inspecteur niet voldoende rekening had gehouden met de werktuigenvrijstelling, die van toepassing is op bepaalde installaties in het ziekenhuis.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 14 februari 2014, hebben partijen geprobeerd tot overeenstemming te komen, maar dit is niet gelukt. Het Hof heeft vastgesteld dat de waarde van het complex moet worden bepaald op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, waarbij rekening moet worden gehouden met technische en functionele veroudering. Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende gevolgd, die stelde dat 40% van de bouwkosten betrekking heeft op werktuigen die onder de vrijstelling vallen.
Het Hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de waarde van het complex, na correctie voor de omissie van de rechtbank, moet worden vastgesteld op € 19.413.289. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, behoudens de beslissingen over de proceskosten. De Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.826,25. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige waardebepaling in het kader van de Wet WOZ, vooral bij complexe onroerende zaken zoals ziekenhuizen.