Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidde hooghe staete b.v.,gevestigd te Soerendonk,hierna: De Hooghe Staete,
de koeweide beheer b.v.,
gevestigd te Gastel,
hierna: De Koeweide Beheer,
jachthaven "de koeweide" b.v.,
tevens handelende onder de naam Comfortparc Wessem,
gevestigd te Wessem,
hierna: Comfortparc Wessem;
[naam],
wonende te [woonplaats] in […],
hierna: [S];
[naam],
wonende te [woonplaats],
hierna: [V],
1.Het geding
2.Vaststaande feiten
3.Het karakter van de afnameverplichting(Bespreking van de grieven 3 tot en met 10 in het principale hoger beroep)
shall not be considered as a breach of the contract by a party, unless that party is clearly at fault" (volgens artikel 8.2) en die aldus geen resultaatsverbintenis opleveren;
is to be considered prima facie evidence of a substantial breach of the contract" (volgens artikel 20.3) en die aldus ook geen resultaatsverbintenis oplevert, al levert het niet behalen ervan wel een rechtsvermoeden van een tekortkoming op.
4.De te hanteren uitgangspunten(Bespreking van de grieven 11 tot en met 14 in het principale hoger beroep)
5.Mogelijke beperking van het rayon van Europe Houseboats(Bespreking van de grieven 15 tot en met 20 in het principale hoger beroep)
6.De redelijke verwachting van de marktontwikkelingen(Bespreking van de grieven 21 en 22 in het principale hoger beroep)
7.Comfortparc Wessem, [S] en [V](Bespreking van de grieven 23 tot en met 25 in het principale hoger beroep)
8.Aannamen en maatstaven bij de begroting van de schade(Bespreking van de grieven 26 tot en met 36 in het principale hoger beroep)
9.De kosten van het bewijsbeslag(Bespreking van grief 37 in het principale hoger beroep)
10.De dwangsomvordering(Bespreking van de grieven 1 en 2 in het incidentele hoger beroep)
het snijden van plaatmateriaal weliswaar als produceren kan worden aangemerkt maar niet als een meervoudige overtreding van het verbod, ook al zou […] van dat plaatmateriaal 2 casco's hebben kunnen maken, hetgeen nu juist niet gebeurd is". Ook die grief faalt. Als WBM plaatmateriaal heeft gesneden voor twee boten, is zij (in opdracht van […], deze in opdracht van [G] en deze weer in opdracht van De Koeweide Beheer) bezig geweest met het produceren van twee boten. Een van die boten kan boot 2 zijn geweest waarvoor de dwangsom tussen partijen geregeld is, maar de andere boot kan niet boot 1 zijn geweest want die verkeerde al in het afbouwstadium. Het moet dus een boot 3 zijn geweest waarvoor een afzonderlijke dwangsom verbeurd werd. Dat de voltooiing van boot 3 niet onder het verbod viel omdat de werkingsduur daarvan inmiddels verstreken was, doet daaraan niet af. Anders dan in de toelichting bij deze grief betoogd wordt, acht het hof de overtreding ook niet van zodanig ondergeschikte aard dat er aanleiding is tot matiging van de dwangsom.