ECLI:NL:GHDHA:2016:2116
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- P.J.J. Vonk
- E.M. Vrouwenvelder
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van belanghebbende tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) niet-ontvankelijk heeft verklaard. De navorderingsaanslag was opgelegd voor het jaar 2007, waarbij ook een verliesvaststellingsbeschikking en heffingsrente in rekening waren gebracht. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende geen belang had bij de door hem ingediende rechtsmiddelen, omdat de opgelegde nihilaanslag in beroep niet kon worden verlaagd en hij geen feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op een belang bij een oordeel van de rechter over de gegrondheid van zijn beroep.
Belanghebbende, die een landbouwbedrijf exploiteert, had in zijn aangifte IB/PVV 2007 geen herziening van de vermogensetikettering van zijn bedrijfswoning aangegeven. De inspecteur had de navorderingsaanslag bij uitspraak op bezwaar verminderd tot nihil, maar belanghebbende stelde dat hij door de overbrenging van de bedrijfswoning naar zijn privévermogen een boekwinst zou realiseren, wat invloed zou hebben op de hoogte van te verrekenen verliezen. De rechtbank oordeelde echter dat belanghebbende geen belang had bij de door hem ingediende rechtsmiddelen, omdat de navorderingsaanslag niet kon worden verlaagd en de verliesvaststellingsbeschikking niet op een lager te verrekenen verlies kon worden vastgesteld.
Het Gerechtshof Den Haag bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De proceskosten werden niet toegewezen, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.