Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 20 december 2016
[naam],
[naam],
verweerder in hoger beroep,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(2.1) Verzoeker, geboren op [geboortedatum], met Nederlandse nationaliteit, woont met zijn echtgenote, [naam], geboren op [geboortedatum], in [plaats] (Spanje). [verzoeker] ontvangt vanuit Nederland een AOW-uitkering van € 1.375,85 bruto (€ 1.257,95 netto) per maand. [verweerder] heeft op 12 oktober 2015 op de AOW-uitkering executoriaal beslag doen leggen ter verhaal van een vordering van ruim
€ 38.000,--, zodat [verzoeker] sindsdien aan AOW een bedrag van € 24,21 netto per maand ontvangt.
(2.2) [verzoeker] heeft daarnaast een pensioenuitkering van het Pensioenfonds Detailhandel van € 237,06 bruto (€ 204,21 netto) per maand.
(2.3) [verzoeker] heeft zich tot de kantonrechter gewend met het verzoek op grond van artikel 475e Rv een beslagvrije voet vast te stellen. [verzoeker] stelt daartoe dat hij zonder het inkomen waarop [verweerder] beslag heeft gelegd, onvoldoende middelen van bestaan heeft om in zijn levensonderhoud en dat van zijn echtgenote te voorzien.
(2.4) De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen en heeft daartoe, zeer kort en zakelijk weergegeven, overwogen dat [verzoeker] onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn inkomens- en vermogenssituatie en aldus niet de vereiste openheid over zijn financiële situatie heeft gegeven. Daarom heeft [verzoeker], aldus de kantonrechter, niet aangetoond (in de zin van artikel 475e Rv) dat hij naast de AOW-uitkering waarop het beslag rust, over onvoldoende middelen van bestaan beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien.
(a) Hij heeft nu slechts aan inkomsten de in rechtsoverwegingen 2.1 (slot) en 2.2 van dit arrest genoemde bedragen (tezamen € 228,42 per maand).
(b) Van zijn inkomsten uit AOW en pensioen kon hij voordien wel leven, maar niet sparen.
(c) Hij kan thans met de onder (a) genoemde inkomsten met zijn vrouw niet in zijn levensonderhoud voorzien. Hij is nu noodgedwongen afhankelijk van welwillendheid en ondersteuning van zijn omgeving.
(d) Zijn vaste lasten bedragen € 1.135,92 (€ 680,72 huur, € 99,10, afbetaling Zorginstituut Nederland, € 80,-- verhaalsbijdrage zoon en € 175,30, stroom water en gas). Hier komen de variabele boodschappen, medicijnen, abonnementen en dergelijke nog bij. De eigen bijdrage zorgverzekering wordt direct ingehouden op zijn AOW.
(e) Hij is 73 jaar en lijdt aan longfibrose en longemfyseem (productie 1 beroepschrift). Hij is daardoor niet in staat om te werken.
(f) Zijn echtgenote kan evenmin werken. Zij lijdt aan de ziekte van Ménière en tinnitus. Daarnaast kampt ze met hart- en vaatproblemen (productie 2 beroepschrift). Hier komt bij dat Spanje een werkloosheid kent van 32%, terwijl zijn echtgenote geen Spaans spreekt. Blijkens de verklaring geregistreerd inkomen 2014 bedroeg haar inkomen dat jaar € 0,00. In de jaren daarna is de situatie ongewijzigd gebleven.
(g) Hij heeft geen spaargeld en evenmin andere inkomstenbronnen (producties 11, 12 en 13 beroepschrift).
(h) De vennootschap […].(hierna ook: de Holding) is technisch failliet en heeft een vordering van ruim 1 miljoen Euro op hem (productie 11 beroepschrift).
(i) De vennootschappen […] en […] zijn ontbonden en beëindigd per 21 januari 2016 (productie 14 beroepschrift). Met de pensioen-BV heeft [verzoeker] nooit financiële handelingen verricht. Deze is altijd leeg gebleven.
(j) [verzoeker] was via de Holding bestuurder van de Dutch- Nut-Group-(DNG) Holding B.V. Deze vennootschap is tezamen met de daaraan gelieerde vennootschappen Dutch-Nut-Vastgoed B.V., DNG Verpakkingingen B.V., Samba B.V. en Dutch-Nut-Group Industrials B.V. op 13 juli 2011 failliet verklaard. De curator schrijft in het meest recente geconsolideerde faillissementsverslag van 10 februari 2016:
“In verband met het ontbreken van voldoende verhaalsmogelijkheden is de curator niet tot rechtsmaatregelen jegens de bestuurders overgegaan.”(productie 15 beroepschrift).
(k) [verzoeker] had zich indertijd jegens de Rabobank ten behoeve van de DNG Holding B.V. borg gesteld. De Rabobank maakt aanspraak op een bedrag van € 625.000 (productie 13 inleidend verzoekschrift). [verzoeker] heeft de Rabobank niet kunnen betalen.
(l) De opbrengst van zijn huis in Nederland is naar de Holding gegaan, aangezien de Holding voor het huis, met bedrijfsruimte had betaald.
(n) [verzoeker] heeft met zijn echtgenote twee bankrekeningen in Spanje (een bij de BBVA en een bij de Sabadell bank). Op beide bankrekeningen staat een tamelijk gering saldo (status juli 2016) van respectievelijk € 508,43 en € 662,23 (producties 16 en 17).
(o) Hij heeft zijn auto in 2014 verkocht voor € 32.000,--. Dit bedrag is door [verzoeker] contant opgenomen. Daarvan zijn huurbetalingen gedaan.
(p) [verzoeker] wil met zijn echtgenote weer in Nederland gaan wonen. In verband daarmee heeft hij zich ingeschreven voor een sociale huurwoning in Amersfoort.
€ 80 per maand (productie 4 beroepschrift) en de afbetalingsverplichting jegens het Zorginstituut Nederland van € 99,10 (productie 8 inleidend verzoekschrift). Behoudens de aflossing aan het Zorginstituut acht het hof deze lasten genoegzaam aangetoond, evenals de vaste lasten water en energie. De schuld aan het Zorginstituut van € 1.188,07 per 19 januari 2015 is met een maandelijkse aflossing van € 99,10 waarschijnlijk (verder) afgelost, zij het dat [verzoeker] betoogt dat hij sinds het beslag deze schuld niet meer kan aflossen. Duidelijk is dan ook dat de onder 5(a) genoemde huidige inkomsten (na beslag) niet genoeg zijn om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, zeker niet als nog rekening wordt gehouden met de opgevoerde variabele lasten, die het hof reëel acht.
Aan [verweerder] moet worden toegegeven dat er enige onduidelijkheid is over de onttrekkingen door [verzoeker] van in totaal ruim 1 miljoen Euro uit de Holding. [verzoeker] heeft dit ter mondelinge behandeling toegelicht en gesteld dat de Holding 23 jaar geleden is opgericht en dat in de loop der tijd geregeld betalingen werden gedaan door de Holding ten behoeve van zijn ([verzoekers]) privé-aankopen, die in rekening courant werden verantwoord en die aan het einde van de rit weer zouden worden ‘gladgestreken’/betaald uit de opbrengst van het onroerend goed (de woning en bedrijfsruimte). Niet aannemelijk is dat [verzoeker] nog de beschikking heeft over enig deel van dat bedrag. Het hof acht de door [verzoeker] gegeven toelichting niet onaannemelijk. In ieder geval is, mede gelet op de verklaring van het toenmalige accountantskantoor (de heer [naam], productie 11 beroepschrift ) dat De Holding technisch failliet is, genoegzaam aangetoond dat daaruit voor [verzoeker] geen (thans aanwezige) revenuen zijn verkregen. In dit licht acht het hof de andersluidende stellingen van [verweerder] zodanig speculatief dat het hof daar bij de beoordeling van het onderhavige verzoek verder geen rekening mee zal houden. Omtrent de Pensioen-BV heeft [verzoeker] gesteld dat deze leeg is en dat er nooit iets mee is gedaan. Deze stelling wordt eveneens ondersteund door de verklaring van de heer [naam] in eerdergenoemde productie 11, die de belastingaangifte 2013 heeft verzorgd ten behoeve van de fiscale eenheid […]. en […].
Hetgeen [verweerder] verder nog heeft aangevoerd maakt dit niet anders.
Slotsom
Beslissing
- vernietigt de bestreden beschikking en
- stelt met ingang van heden de beslagvrije voet voor de vorderingen van [verweerder] op [verzoeker] vast op € 1.491,56;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure in eerste aanleg draagt;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
P. van der Kolk-Nunes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.