3.1.Op grond van de stukken van het geding gaat het Hof in hoger beroep uit van de volgende door de rechtbank in haar uitspraak vermelde feiten, waarbij de rechtbank belanghebbende als “eiseres” en de Inspecteur als “verweerder” heeft aangeduid.
“1. Eiseres is [in] 1950 geboren. Zij is omstreeks 1984 van Iran naar Nederland geëmigreerd. Op 24 april 1985 is eiseres in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [Z] opgenomen met de geslachtsnaam ‘ [A] ’ en de voornaam ‘ [B] ’. Op 4 juni 1992 is de persoonskaart van eiseres gewijzigd in geslachtsnaam [X] en voornaam [A] . De wijziging was conform een door eiseres overgelegde, vertaalde Iraanse ID-card. Eiseres is sinds 31 augustus 2001 gehuwd met de heer [C] .
2. In 1994 hebben (ex-)medewerkers van de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (KB Lux) documenten en microfiches van de KB Lux ontvreemd. Deze gegevens zijn in handen gekomen van de Belgische autoriteiten. Op 27 oktober 2000 zijn deze gegevens door de Belgische autoriteiten op basis van de Richtlijn 77/799/EEG in het kader van een spontane uitwisseling van inlichtingen verstrekt aan het ministerie van Financiën. De Belastingdienst/ FIOD heeft naar aanleiding hiervan onderzoek gedaan, later bekend geworden als het Rekeningenproject. Het onderzoek richtte zich onder meer op het vaststellen van de identiteit van Nederlandse rekeninghouders waarvan de gegevens waren vermeld op de verkregen afdrukken van de microfiches (de renseignementen).
3. Tot de gedingstukken behoren twee afdrukken van een microfiche. Hierop is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
Afdruk 1:
“JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994”
(…)
CL “ […] VUE [E] [B] OU [F] [B] - […]
Afdruk 2:
“JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994”
(…)
CLE IML : […]
(…)
53- […] [E] [B] OU [F] [B] ”
4. Eiseres heeft over de onderhavige jaren geen aangiften IB/PVV of VB gedaan van inkomens- of vermogensbestanddelen die betrekking hebben op een rekening bij KB Lux.
5. Verweerder heeft eiseres bij brief van 20 augustus 2004 verzocht om gegevens en inlichtingen te verstrekken over door haar aangehouden buitenlandse bankrekeningen. Hij heeft hierbij onder meer gewezen op artikel 47, eerste lid, artikel 49, artikel 25, zesde lid, onderdeel b, en artikel 27e, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) inzake verzwaring en omkering van de bewijslast. Het formulier “Opgaaf Buitenlands vermogen” is bijgevoegd. In dit formulier wordt van eiseres gevraagd om – onder vermelding van onder andere rekeningnummers, namen van buitenlandse banken en jaren van opening van de rekeningen – aan te geven van welke in het buitenland aangehouden bankrekeningen zij rekeninghouder is geweest.
6. Bij brief van 25 augustus 2004 reageert eiseres. Zij zegt geen bezittingen in het buitenland te hebben en geen inkomsten uit buitenlands vermogen te hebben ontvangen.
7. Bij brief van 30 augustus 2004 heeft verweerder eiseres, wederom met verwijzing naar artikel 47, eerste lid en artikel 49, eerste lid, van de Awr, nogmaals gevraagd om de in de brief van 20 augustus 2004 gevraagde informatie te verstrekken.
8. Bij brief van 2 september 2004 heeft (de voormalig gemachtigde van) eiseres gereageerd op de herhaalde vragenbrief. Hij geeft – kort gezegd – aan dat eiseres geen enkele wetenschap heeft van op haar naam staande bankrekeningen. Daarbij is tevens het formulier “Opgaaf Buitenlands vermogen” retour gezonden, ingevuld overeenkomstig dit standpunt.
9. Bij brief van 14 september 2004, herhaald bij brief van 23 september 2004, heeft verweerder eiseres uitgenodigd voor een hoorgesprek, waarbij zij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om gegevens en inlichtingen te verstrekken over de bankrekeningen in het buitenland en de daarop betrekking hebbende bescheiden en andere gegevensdragers beschikbaar te stellen. Daarbij heeft verweerder wederom gewezen op de in 5 genoemde artikelen inzake omkering van de bewijslast.
10. Op 4 oktober 2004 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres en verweerder. Eiseres heeft – onder andere – gezegd geen rekening in het buitenland te hebben (gehad).
11. Op verzoek van verweerder heeft de FIOD-ECD op 9 december 2004 een proces-verbaal van de identificatie van eiseres als rekeninghouder opgemaakt. Hierin is onder meer vermeld:
“(…)
ambtenaar van de Belastingdienst, werkzaam bij de Belastingdienst FlOD-ECD/kantoor Haarlem, Opsporingsinformatie, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, aktenummer […] , verklaart
het volgende.
Door mij is een onderzoek ingesteld naar de identiteit van Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg (hierna KB Lux). Gebleken is dat op de afdrukken van de microfiches van de KB Lux de rekeninghouders op verschillende manieren vermeld staan, te weten:
a. a) Voornaam (doop c.q. geboortenaam) met achternaam (dit komt het meest voor)
b) Voornamen (doop c.q. geboortenamen) met achternaam
c) Voorletter met achternaam
Elk van deze mogelijkheden kan gevolgd worden door
1) Een liggend streepje en een tweede achternaam
2) Het Franse woord “ou” (of) gevolgd door voornaam (doop c.q. geboortenaam) met achternaam
3) Het Franse woord ou” (of) gevolgd door voorletter met achternaam
Elk van deze mogelijkheden kan weer gevolgd worden door
I. Het Franse woord ou” (of) gevolgd door voornaam (doop c.q. geboortenaam) met achternaam
II. Het Franse woord “ou” (of) gevolgd door voorletter met achternaam
In geval van mogelijkheid 2 of 3 worden de rekeninghouders veelal aangeduid met hun aanspreektitel
M (=Monsieur)
Mme (= Madamme)
Melle (= Mademoiselle)
De naam van de rekeninghouder is door verbalisant handmatig gematcht met het BVR-bestand (Beheer van Relaties), een bestand van de Belastingdienst, waarin alle natuurlijke en rechtspersonen zijn opgenomen die in Nederland wonen of zijn gevestigd. Tevens zijn in het BVR-bestand opgenomen alle natuurlijke en rechtspersonen die in het buitenland wonen of zijn gevestigd en in Nederland belastingplichtig zijn. Het BVR-bestand wordt voor wat betreft de natuurlijke personen gevoed met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. In het BVR-bestand blijven historische gegevens bewaard. Opgemerkt wordt dat in het BVR-bestand de natuurlijke personen zijn opgenomen met voorletters en niet met voornamen.
De gevonden sofinummers zijn vervolgens nagetrokken in het bestand van het Centraal Rijbewijzen en Bromfietscertificatenregister (CRB), in welk bestand de sofinummers, de voornaam en de geslachtsnaam van alle natuurlijke personen met een rijbewijs of een bromfietscertificaat zijn opgenomen en welk bestand is verkregen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna genoemd:RDW-bestand). In een aantal gevallen zijn op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) uittreksels gevraagd uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GEA) en is via internet informatie verkregen uit de openbare registers van het Kadaster.
Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende:
1. Op de afdrukken van de microfiches van de KB Lux komt onder meer voor de naam:
[E] [B] OU [F] [B] .
2. In het BVR-bestand komt één keer de achternaam [B] voor, met als eerste voorletter [B] . Ik zie in het RDW-bestand dat deze persoon niet is opgenomen.
3. Uit het uittreksel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA), zie ik dat deze persoon niet de voornaam [E] heeft.
4. In het BVR-bestand komt vier keer de achternaam [B] voor, met als eerste voorletter [F] .
5. In het RDW-bestand zie ik dat twee van de vier personen zijn opgenomen. Slechts één persoon heeft de voornaam [F] met als sofinummer […] .
6. Uit gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zie ik dat, van de twee personen die niet in het RDW-bestand voorkomen, geen van beide personen de voornaam [F] heeft.
7. In het BVR-bestand zie ik dat de onder punt 5 aangegeven persoon als zijnde [F] . [B] , geboren [in] 1967, met sofinummer […] , vermeld staat.
8. Verder blijkt uit informatie van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA), dat [F] . [B] een kind is van [D] , geboren in 1921 en mw. [G] , geboren in 1929. Gezien het feit dat de achternaam van de vader met een “i” in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) vermeld staat, is verder gezocht op [X] .
9. In het BVR-bestand komt twee keer de achternaam [X] voor, met als eerste voorletter [X] .
10. In het RDW-bestand zie ik dat één persoon is opgenomen. Deze persoon heeft niet de voornaam [E] .
11. Uit gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zie ik dat de persoon die niet in het RDW-bestand is opgenomen, de voornaam [A] heeft, geboren [in] 1950.
12. In het BVR-bestand zie ik dat deze persoon als zijnde mw. [X] , geboren op [in] 1950, met sofinummer […] , vermeld staat.
13. Verder blijkt uit informatie van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA), dat mw. [X] een kind is van [D] , geboren in 1921 en mw. [G] , geboren in 1929. Hieruit leid ik af dat voornoemde [X] een zus is van [F] [B] .”
12. Verweerder heeft bij brief van 18 januari 2005 aan eiseres zijn voornemen kenbaar gemaakt om navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 1997 tot en met 2001 en navorderingsaanslagen VB over de jaren 1998 tot en met 2000 op te leggen. In die brief heeft verweerder tevens op grond van artikel 67k van de AWR meegedeeld voornemens te zijn boetes van 100% op te leggen.
13. Nadat de gemachtigde bij brief van 1 maart 2005 hierop heeft gereageerd, stuurt verweerder op 15 maart 2005 een aankondiging van de in 12 genoemde aanslagen IB/PVV en VB en de op te leggen boetes. Hij deelt mee dat deze tevens kan worden beschouwd als een kennisgeving als bedoeld in artikel 76g (bedoeld zal zijn 67g) van de Awr.
14. De aanslagen IB/PVV zijn als volgt vastgesteld:
NLG 1997 1998 1999 2000
Eerder vastgesteld belastbaar
Inkomen 29.324 25.650 25.229 26.719
correctie opbrengst vermogen
18.360 19.013 20.025 22.208
gecorrigeerd belastbaar inkomen 47.684 44.663 45.254 48.927
eerder verschuldigde belasting 8.288 6.191 5.892 6.125
nieuw belastingbedrag 15.136 13.102 13.311 14.552
nagevorderde belasting 6.848 6.911 7.419 8.427
EUR 2001
aangegeven bedrag in box 3 0
gecorrigeerd belastingbedrag 9.374
belastng i.v.m. correctie box 3 9.374
De nagevorderde bedragen VB zijn respectievelijk NLG 3.605 (1998), NLG 3.570 (1999) en NLG 4.074 (2000). De verhogingen en boetes bedragen steeds 100%.
15. Bij brief van 23 maart 2005 maakt de gemachtigde bezwaar tegen deze navorderingsaanslagen, verhogingen en vergrijpboetes.
16. Bij brief van 2 mei 2005 kondigt verweerder aan af te zullen wijken van de aangifte over 2002 met betrekking tot het inkomen uit sparen en beleggen. De aanslag IB/PVV 2002 is met dagtekening 27 mei 2005 vastgesteld. Verweerder neemt als gemiddeld saldo van de KB-lux rekening € 385.000 in aanmerking. Gemachtigde maakt op 2 juni 2005 bezwaar. Bij uitspraak op bezwaar van 7 juni 2005 vermindert verweerder de aanslag met € 153 door een hogere heffingskorting toe te passen.
Bij brief van 19 september 2005 kondigt verweerder aan af te zullen wijken van de aangifte over 2003 met betrekking tot het inkomen uit sparen en beleggen. De aanslag wordt met dagtekening 4 oktober 2005 vastgesteld. Verweerder neemt als gemiddeld saldo van de KB-lux rekening € 405.000 in aanmerking. Gemachtigde maakt op 21 oktober 2005 bezwaar.
Bij brief van 24 augustus 2007 kondigt verweerder aan af te zullen wijken van de aangifte over 2004 met betrekking tot het inkomen uit sparen en beleggen. De aanslag wordt met dagtekening 11 september 2007 vastgesteld. Verweerder neemt als gemiddeld saldo van de KB-lux rekening € 425.000 in aanmerking. Gemachtigde maakt op 3 oktober 2007 bezwaar.
De aanslagen zijn als volgt opgebouwd:
EUR 2002 2003 2004
Belasting volgens aangifte 3.639 3.829 2.487
belasting correctie box 3 4.620 4.860 5.100
belastingbedrag aanslag 8.259 8.689 7.587
17. Op 13 april 2011 stuurt verweerder een voornemen tot afwijzen van de bezwaren.
18. Op 19 mei 2011 vindt een hoorgesprek plaats. Bij brief van 20 mei 2011 stuurt verweerder een verslag met een voorbeeldbrief voor het opvragen van gegevens bij KB Lux.
19. Op 30 augustus 2011 stuurt verweerder een brief met een laatste mogelijkheid om alsnog de door hem gevraagde gegevens over de bankrekening te verstrekken.
20. Bij brief van 14 oktober 2011 vraagt verweerder de gemeente [Z] hem te informeren over de schrijfwijze van de achternaam van eiseres, over haar familierelaties en over de vermissing van haar paspoort. Op 26 oktober 2011 reageert een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [Z] hierop.
21. Op 17 november 2011 stuurt verweerder zijn uitspraak op de in 15 en 16 genoemde bezwaarschriften. Hij vermindert de (navorderings)aanslagen door de eerder toegepaste factor 1,5 te laten vervallen. Met dagtekening 15 december 2011 zijn de verminderingsbeschikkingen vastgesteld. De nagevorderde IB/PVV wordt dan: NLG 4.566 (1997), NLG 4.607 (1998), NLG 4.945 (1999), NLG 5.617 (2000) en EUR 2.554 (2001). De IB/PVV over 2002 wordt € 6.050, over 2003 € 6.394 en over 2004 € 5.168. De nagevorderde VB wordt € 734 (1998), € 718 (1999) en € 867 (2000). De verhogingen/vergrijpboetes worden overeenkomstig verminderd en verlaagd met 20% in verband met ‘undue delay’.
22. Bij brief van 16 april 2012 heeft verweerder stukken betreffende het identificatieproces aan de rechtbank overgelegd..”