ECLI:NL:GHDHA:2016:92

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
BK-15-00276 en BK-15/00277
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verhoging belastbaar inkomen en vergrijpboete na ontmanteling hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhoging van het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende door de Inspecteur, alsook over de opgelegde vergrijpboete. De Inspecteur had het belastbare inkomen van belanghebbende voor het jaar 2011 verhoogd met € 17.264, gebaseerd op de veronderstelling dat belanghebbende substantiële inkomsten had genoten uit een hennepkwekerij die op 1 maart 2011 door de gemeente was ontmanteld. Belanghebbende had een aangifte gedaan van € 29.662, zonder inkomsten uit hennepteelt op te geven. De rechtbank had eerder de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft het Hof de zaak opnieuw beoordeeld.

Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De Inspecteur had zijn schatting van het inkomen gebaseerd op rapportages van Ecoloss en Stedin, maar het Hof oordeelde dat deze rapportages niet voldoende onderbouwd waren. Belanghebbende had aangevoerd dat hij slechts één mislukte oogst had gehad, wat door het Hof werd erkend. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende meer had geoogst dan de bij de ontmanteling aangetroffen hoeveelheid hennep. Hierdoor werd de correctie van het belastbare inkomen alsook de vergrijpboete vernietigd.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, de aanslagen werden verminderd tot het aangegeven inkomen, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De beslissing van het Hof werd op 13 januari 2016 openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-15/00276 en BK-15/00277

Uitspraak d.d. 13 januari 2016

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 januari 2015, nummers SGR 14/8098 en SGR 14/8097, betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.

Aanslagen, beschikkingen, bezwaren en geding in eerste aanleg

1.1.
De Inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 29 april 2014 voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premievolksverzekeringen (hierna: de aanslag IB/PVV) en een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: de aanslag Zvw) opgelegd. De aanslag IB/PVV is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.286. De aanslag Zvw is berekend naar een bijdrage-inkomen van € 17.624. Bij gelijktijdig met de aanslag IB/PVV gegeven beschikking heeft de Inspecteur aan belanghebbende een vergrijpboete van € 3.701 opgelegd (hierna: de boetebeschikking). Bij gelijktijdig met de aanslagen IB/PVV en Zvw gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur aan belanghebbende heffingsrente ten bedrage van respectievelijk € 484 en € 19 in rekening gebracht (hierna: de beschikkingen heffingsrente).
1.2.
Belanghebbende heeft bij brief van 1 mei 2014 tegen de aanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift verenigde uitspraken van 21 juli 2014 heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 45 geheven.
1.4.
Bij in één geschrift verenigde uitspraken van 29 januari 2015, nummers SGR 14/8098 en SGR 14/8097, heeft de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) de beroepen ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht van € 123 geheven.
2.2.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 november 2015. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende een pleitnota overgelegd en voorgedragen. Bij de pleitnota is een bijlage gevoegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1.
Op 1 maart 2011 hebben medewerkers van de gemeente [Z] een inspectie uitgevoerd in de woning van belanghebbende aan de [Y] te [Z] en daar een hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij is krachtens besluit van dezelfde datum van Burgemeester en Wethouders van [Z] met toepassing van bestuursdwang ontmanteld. De opschriftstelling van dit besluit is op 22 augustus 2011 aan belanghebbende verzonden. Daarbij is een “Rapportage ontmanteling hennepkwekerij” gevoegd, ondertekend door [A] , werkzaam bij de gemeente [Z] . waarin onder meer het volgende is vermeld:
"Datum : 01-03-2011
Adres : [Y]
Tijd ter plaatse : 10:35
Personen aanwezig ter plaatse:
Coördinator
[A]
10:35
aankomst
Politie
[B] weg: 12:00
10:35
aankomst
Politie
[C] weg: 12:00
10:35
aankomst
(…)
Stedin
[D] weg: 12:00
10:35
(…)
Ecoloss
[E] weg: 13:10
12:10
aankomst
Ecoloss
[F] weg: 13:10
12:10
aankomst
(…)
(…)

Inventarisatieformulier

Ruimte
1
2
3
4
5
Hennepplanten
226
Hennepplant (toppen, gedroogd)
1 kg
(…)
Assimilatielampen
21
Armatuur voorzien van transformator
6
Armatuur
15
Afzuiginstallatie c.q. aanjager
3
Koolstoffilter
2
Transformator
15
Ventilator
5
1
1
Bevloeiingsinstallatie
1
Dompelpomp
3
(…)
Droogbedden cq rekken
17
(…)
Heater
3
Hogedruk (hand)pomp
3
(…)
Luchtpomp
1
(…)
pH-meter (digitaal)
1
(…)
Schakelkast
2
(…)
Tijdschakelaar
1
1
(…)
Vloeistofbassin
1
(…)
Voltregelaar
1
(…)
Weegschaal
1

VloeistoffenAantalFlacon of jerrycan

Zuren 2 fl
Basen 1 fl
Meststoffen 9 8 jerrycans en 1 fl"
3.2.
De onder 3.1 genoemde medewerkers van Ecoloss Services b.v. (hierna: Ecoloss), [F] en [E] hebben in opdracht van de gemeente [Z] op 30 maart 2011 de “RAPPORTAGE Ontmantelen van een hennepkwekerij [Y] te [Z] 1 maart 2011” uitgebracht. Daarin is onder meer het volgende vermeld:

"OMSCHRIJVING LOCATIE EN AANGETROFFEN SITUATIE

Tijdens het (voor)onderzoek door de politie, de netbeheerder en de gemeente werd de betreffende hennep kwekerij aangetroffen in een perceel gelegen aan de:
 [Y]
 [Z]
De locatie waar de hennepkwekerij werd aangetroffen is gelegen in de wijk [G] van de gemeente [Z] . Het betrof een woning. De hennepkwekerij bevond zich in de kelderruimte en de begane grond.
(…)
Het betreffende pand bestond uit meerdere ruimtes, waarvan vijf ruimtes werden gebruikt ten behoeve van de kweek van hennepplanten. De hennepkwekerij bestond uit een ingerichte kweekruimte en vier ruimtes waar goederen en materialen werden aangetroffen, welke gerelateerd konden aan de aangetroffen hennepkwekerij.
Geconstateerd werd, dat een deel van het pand werd gebruikt ten behoeve van de kweek van hennepplanten en derhalve niet kon worden gebruikt voor het doel, waarvoor het was bestemd."
3.3.
De onder 3.1 genoemde medewerker van Stedin, [D] , heeft aangifte van diefstal van elektriciteit gedaan. Aan het proces-verbaal dat van de aangifte is opgemaakt, is onder meer het volgende vermeld:
"Ik doe aangifte van: Diefstal elektriciteit
- Veroorzaken gevaarlijke situatie, artikel 161 bis Lid 1 W.v.Sr.
- Diefstal al dan niet door middel van braak of verbreking, artikel 310 / 311 Lid 1 5 W.v.Sr.
Datum/tijd : 01-03-2011 omstreeks 11:10 uur
Pleegadres : [Y]
Postcode/Plaats : [Z]
Contractant naam : [X]
Voorletter(s) : [X] .
(…)
De periode van 1 volledige hennepoogst is 70 dagen.
In dit geval zijn het drie (3) volledige hennepoogsten van 70 dagen en een deel van een hennepoogst van 10 dagen.
Diefstal is gepleegd in de periode van: 24 juli 2010 t/m 1 maart 2011.
Aanwezige getuigen: De politieambtenaren die een en ander vast hebben gelegd in hun proces verbaal.
(…)."
3.4.
Naar aanleiding van de ontmanteling van de hennepkwekerij heeft Stedin het niet-geregistreerde elektriciteitsverbruik op het adres [Y] te [Z] in de periode 24 juli 2010 tot en met 1 maart 2011 berekend. Volgens deze berekening beliep het totale niet-geregistreerde verbruik 52.879 kWh. De waarde daarvan was € 6.731,52. Verhoogd met het capaciteitstarief elektriciteit periode 24 juli 2010 tot en met 1 maart 2011 van € 600,85 en de door Stedin gemaakte kosten in verband met het ontoelaatbaar handelen van belanghebbende en het herstel van transport van elektriciteit en gas in de genoemde periode, beliep het bedrag waarvoor de onder 3.3 vermelde aangifte is gedaan € 8.307,84.
3.5.
De politierechter in het arrondissement Rotterdam heeft bij vonnis van 6 maart 2013 belanghebbende veroordeeld voor het begaan van in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten alsmede voor diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking. Eveneens op 6 maart 2013 heeft de politierechter de tegen belanghebbende ingestelde vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
3.6.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.662. Daarin zijn geen inkomsten uit hennepteelt begrepen.
3.7.
De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslagen afgeweken van de aangifte en heeft het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning verhoogd met € 17.624. Bij de berekening van deze correctie is de Inspecteur uitgegaan van de standaardberekening en normen, opgenomen in het “Overzicht standaardberekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, update 1 november 2010, van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (hierna: BOOM). Aan dit overzicht heeft hij het volgende ontleend:
  • een kweekcyclus duurt 10 weken;
  • de opbrengst van hennep bedraagt € 3.280 per kilo;
  • een hennepplant brengt 28,2 gram hennep op.
De correctie van € 17.624 heeft de Inspecteur als volgt berekend: 226 (planten) x 28,2 (opbrengt hennep per plant in grammen) x € 3,28 (opbrengst van hennep per gram) = € 20.904. De waarde van de aangetroffen kilo hennep van € 3.280 is hierop in mindering gebracht.

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1.
In geschil is:
1e of de Inspecteur het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning terecht met € 17.264 heeft verhoogd;
2e of de Inspecteur belanghebbende terecht een vergrijpboete heeft opgelegd.
4.2.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. De door de Inspecteur aan de correctie ten grondslag gelegde rapportages van Ecoloss en Stedin berusten slechts op aannames. Zonder enige bewijs is aangenomen dat er drie volledige oogsten zijn geweest. De Inspecteur heeft derhalve een onjuiste input gebezigd bij zijn berekening op basis van het onder 3.7 genoemde overzicht van BOOM. Ook de veronderstelling dat er in 2011, voorafgaande aan de ontmanteling van hennepkwekerij, een volledige oogst is geweest, vindt geen steun in de feiten. Belanghebbende is in december 2010 begonnen met de hennepkwekerij. Een oogstcyclus duurt 10 weken. Na een mislukte kweek, waarvan de oogst (1 kg hennep) bij de ontmanteling van de hennepkwekerij is aangetroffen, is een begin gemaakt met de volgende kweek. Deze heeft als gevolg van de ontmanteling van de hennepkwekerij niet tot een oogst geleid. De ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie is afgewezen omdat er onvoldoende bewijs van door belanghebbende genoten inkomen uit hennepteelt kon worden geleverd.
Er was geen rechtsgrond voor het opleggen van de aanslagen. Belanghebbende heeft geen onjuiste aangifte gedaan, zodat de bewijslast niet kan worden omgekeerd en verzwaard. Bovendien brengt de omkering en verzwaring van de bewijslast belanghebbende in een onmogelijke bewijspositie.
4.3.
De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd betwist.

Conclusies van partijen

5.1.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de aanslagen tot aanslagen berekend naar het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning, dienovereenkomstige vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrente, vernietiging van de boetebeschikking en veroordeling van de Inspecteur in de door belanghebbende gemaakte kosten van bezwaar en proceskosten.
5.2.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

6. De rechtbank heeft met betrekking tot de in geschil zijnde vragen het volgende overwogen:
"6. [De Inspecteur] heeft gesteld dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Dit houdt in dat de rechtbank het beroep van [belanghebbende] ongegrond verklaart, tenzij is gebleken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Dat betekent dat [belanghebbende] overtuigend moet aantonen – dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Een belastingplichtige heeft niet de vereiste aangifte gedaan indien het bedrag aan belasting dat niet zou zijn geheven vanwege de verzwegen inkomsten absoluut en relatief hoog is (zie Hoge Raad 23 april 1986, nr. 23374, ECLI:NL:HR:1986:AW8043 en Hoge Raad 20 mei 1987, nr. 23840, ECLI:NL:HR:1987:AW7660).
7. De bewijslast dat de aangifte onjuist is, rust op [de Inspecteur]. Met verwijzing naar het onder 3 genoemde vonnis, de rapportage van Ecoloss Services BV ter zake van de ontmanteling van de hennepkwekerij en de rapportage diefstal energie, heeft [de Inspecteur] tezamen met de door hem gemaakte berekening van [belanghebbendes] opbrengst uit hennepteelt, naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat [belanghebbende] met het telen en verkopen van hennep voordelen heeft behaald die de door [belanghebbende] aangegeven inkomsten ver overtreffen. Nu [belanghebbende] deze voordelen niet in zijn aangifte heeft vermeld, heeft hij niet de vereiste aangifte gedaan. De bewijslast dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is, rust daarom op [belanghebbende]. Naar het oordeel van de rechtbank is [belanghebbende] met al hetgeen hij heeft aangevoerd er niet in geslaagd dat bewijs te leveren. De enkele stelling dat hij slechts één schamele oogst heeft gehad, welke in z’n geheel door de politie in beslag is genomen, is daartoe onvoldoende.
8. Vervolgens is aan de orde of het door [de Inspecteur] vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning berust op een redelijke schatting (vergelijk onder meer Hoge Raad 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6486). De bruto opbrengst bedraagt volgens [de Inspecteur] € 17.624. Daarbij is [de Inspecteur] uitgegaan van één oogst à 226 hennepplanten verminderd met één kilo in beslag genomen hennep. [De Inspecteur] heeft voorts conform de uitgangspunten neergelegd in het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie een opbrengst van 28,2 gram hennep per hennepplant en een opbrengst van € 3.280 per kilo gehanteerd. De rechtbank acht daarmee de door [de Inspecteur] onderbouwde schatting van de opbrengst redelijk. Behalve de stelling dat hij slechts één schamele oogst van 1 kilo heeft gehad, heeft [belanghebbende] niets tegen deze berekening aangevoerd.
9. [De Inspecteur] heeft aan [belanghebbende] een vergrijpboete opgelegd op grond van artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen omdat het aan opzet is te wijten dat [belanghebbende] een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat [belanghebbende] met het verzwijgen van de inkomsten uit de hennepkwekerij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig inkomstenbelasting zou worden geheven. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee bewezen dat [belanghebbende] de aangifte opzettelijk onjuist heeft gedaan. De opgelegde vergrijpboete van 50% acht de rechtbank passend en geboden.
Voor zover [belanghebbende]s meer subsidiaire standpunt moet worden opgevat als te zijn gericht tegen een niet toegestane dubbele bestraffing, overweegt de rechtbank als volgt. De opgelegde boete is het gevolg van het verzwijgen van aan de heffing onderworpen inkomsten, terwijl de strafrechtelijke veroordeling is gevolgd op overtreding van de Opiumwet en de diefstal van energie. Van een dubbele beboeting van hetzelfde feit of dezelfde gedraging is daarom geen sprake.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de beroepen ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding."

Beoordeling van het hoger beroep

Omkering en verzwaring van de bewijslast
7.1.
De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan zodat de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard. Ter onderbouwing van dit standpunt voert hij aan dat uit de door hem ingebrachte, onder 3.1 tot en met 3.4 samengevatte, bewijsmiddelen volgt dat belanghebbende in 2011 substantiële inkomsten uit de door hem gedreven hennepkwekerij heeft genoten, welke inkomsten belanghebbende niet in zijn aangifte heeft verantwoord. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.
7.2.
Hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd, zou, na omkering en verzwaring van de bewijslast, wellicht voldoende onderbouwing kunnen zijn van de redelijke schatting die de Inspecteur in dat geval had moeten maken van belanghebbendes inkomen uit werk en woning. Het schiet echter tekort als - zonder omkering en verzwaring van de bewijslast door de Inspecteur te leveren - bewijs dat belanghebbende voor het onderhavige jaar niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Met name is het naar ’s Hofs oordeel geen weerlegging van de door belanghebbende gestelde, onder 4.2 vermelde feiten, in het bijzonder dat er in 2011 geen volledige oogst is geweest en dat de bij ontmanteling van de hennepkwekerij aangetroffen hoeveelheid hennep (1 kg) het resultaat is van een goeddeels mislukte eerste kweek. Het Hof zal daarom van deze feiten uitgaan. Daarmee is niet verenigbaar de veronderstelling dat belanghebbende in 2011 substantiële inkomsten uit de door hem gedreven hennepkwekerij heeft genoten. Mitsdien wijst het Hof deze veronderstelling van de hand. In dit verband acht het Hof mede van belang dat de politierechter de tegen belanghebbende ingestelde vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft afgewezen.
7.3.
Gelet op hetgeen onder 7.2 is overwogen, heeft de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Nu gesteld noch gebleken is dat er een andere grond voor de omkering en verzwaring van de bewijslast is, verwerpt het Hof het onder 7.1 vermelde standpunt van de Inspecteur.
Correctie
7.4.
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat de Inspecteur feiten stelt en bij weerspreking door belanghebbende aannemelijk maakt die de door hem aangebrachte correctie van het belastbare inkomen uit werk en woning kunnen dragen. Naar het oordeel van het Hof is de Inspecteur hierin niet geslaagd. Daarbij neemt het Hof het volgende in aanmerking. De Inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in 2011 meer dan de bij ontmanteling van de hennepkwekerij aangetroffen hoeveelheid hennep (1 kg) heeft geoogst. Aangezien deze laatste hoeveelheid bij de ontmanteling van hennepkwekerij aan de beschikkingsmacht van belanghebbende is onttrokken, heeft zij niet tot in 2011 door belanghebbende genoten belastbare voordelen kunnen leiden. Derhalve dient de correctie van het belastbare inkomen uit werk en woning te vervallen.
Vergrijpboete
7.5.
Aangezien, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de correctie van het belastbare inkomen uit werk en woning dient te vervallen, kan de boetebeschikking evenmin in stand blijven.
Slotsom
7.6.
Het hoger beroep is gegrond. Beslist dient te worden zoals hierna is vermeld.

Proceskosten en griffierecht

8.1.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken. Het Hof stelt het bedrag van de kosten, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op € 2.476 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een wegingsfactor van 1 voor het gewicht van de zaak en een bedrag per punt van € 246; 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank, met een wegingsfactor voor het gewicht van de zaak van 1 en een bedrag per punt van € 496; 1 punt voor het indienen van een hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van het Hof, met een wegingsfactor voor het gewicht van de zaak van 1 en een bedrag per punt van € 496).
8.2.
Het Hof zal de Inspecteur opdragen aan belanghebbende de door deze betaalde griffierechten van in totaal € 168 te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag IB/PVV tot één, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.662;
  • wijzigt de bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV gegeven beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
  • vernietigt de aanslag Zvw;
  • vernietigt de bij de vaststelling van de aanslag Zvw gegeven beschikking heffingsrente;
  • vernietigt de boetebeschikking;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
€ 2.476;
- gelast de Inspecteur belanghebbende de door hem betaalde griffierechten ten bedrage van, in totaal, € 168 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. J.J.J. Engel en mr. A. de Lange, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.A. Brits. De beslissing is op 13 januari 2016 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.