6.1.De Rechtbank (nr. SGR 08/2743) heeft omtrent het geschil in de zaak betreffende de aanslag IB/PVV 2001, de bijbehorende verliesvaststellingsbeschikking en de beschikking niet in aanmerking genomen pga als volgt overwogen:
11. [Belanghebbende] heeft aangevoerd dat hij tijdens de bezwaarfase niet door [de Inspecteur] is gehoord en het beroep reeds daarom gegrond moet worden verklaard. Deze beroepsgrond faalt omdat [de Inspecteur] bij de uitspraak op bezwaar geheel aan de bezwaren van [belanghebbende] is tegemoet gekomen en voor een hoorzitting dus geen aanleiding was.
12. De uitspraak op bezwaar is blijkens het aanvullende beroepschrift op 18 april 2008 door [belanghebbende] ontvangen. [Belanghebbende] is in deze aanvulling inhoudelijk op de uitspraak ingegaan. De in het beroepschrift van 11 april 2008 nog genoemde stelling dat de uitspraak niet is ontvangen, is daarom niet meer van belang.
13. [Belanghebbende] heeft daarnaast aangevoerd dat [de Inspecteur] niet binnen de wettelijke termijn uitspraak op bezwaar heeft gedaan, zodat het bezwaar niet tijdig is weersproken en daarom als juist moet worden aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank vindt deze stelling geen steun in het recht.
Verliesvaststellingsbeschikking
14. [De Inspecteur] heeft bij de uitspraak op bezwaar de correcties bij de aanslagregeling geheel teruggenomen en heeft alsnog de aangifte gevolgd. De stelling van [belanghebbende] dat het biww moet worden verminderd met € 3.149 voor advocaatkosten ter verwerving en behoud van zijn WAO-uitkering, heeft [de Inspecteur] niet weersproken. De rechtbank heeft geen reden eraan te twijfelen dat deze kosten zijn gemaakt. Deze kunnen volgens artikel 3.108 van de Wet IB 2001 in aftrek worden gebracht. In zoverre is het beroep gegrond en dient het verlies nader te worden vastgesteld op € 37.726 (€ 34.577 + € 3.149). Het bedrag van € 3.149 behoort tot de beperkt verrekenbare verliezen.
15. [Belanghebbende] voert aan dat de inkomsten uit vroegere arbeid voor een te hoog bedrag in aanmerking zijn genomen en moeten worden verminderd met € 8.309. Hij heeft hiervoor in de gedingstukken noch ter zitting enige onderbouwing gegeven. Deze beroepsgrond faalt daarom. De stelling dat deze beroepsgrond moet worden gehonoreerd omdat [de Inspecteur] daarop in de uitspraak niet is ingegaan, vindt geen steun in het recht.
Saldo te verrekenen verliezen
16. Anders dan bij de verliesvaststelling, waarvoor artikel 3.151 van de Wet IB 2001 bepaalt dat verliezen bij voor bezwaar vatbare beschikking worden vastgesteld en op het aanslagbiljet worden vermeld, is bij de vermelding op het aanslagbiljet van de ultimo 2001 nog te verrekenen bedragen in verband met verliezen geen sprake van een voor bezwaar vatbare beslissing. De vermelding op het aanslagbiljet is ingevolge vaste jurisprudentie slechts een mededeling waartegen geen bezwaar en beroep openstaat. Deze bedragen zijn het saldo van nog te verrekenen voorafgaande verliesvaststellingsbeschikkingen waartegen afzonderlijk bezwaar en beroep heeft opengestaan. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
Beschikking niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek
17. [Belanghebbende] heeft aanvankelijk een persoonsgebonden aftrek geclaimd van € 9.376, maar bij zijn verbeterde aangifte deze aftrek verlaagd naar € 7.296. [De Inspecteur] heeft bij de uitspraak de verbeterde aangifte gevolgd. De aftrek van € 7.296 is derhalve volledig toegekend. In beroep heeft [belanghebbende] een extra aftrek geclaimd van € 1.901 voor dieetkosten. Hij heeft dit bedrag niet met stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. Deze beroepsgrond faalt.
Vergoeding kosten bezwaar
18. De rechtbank overweegt allereerst dat ingeval [belanghebbende] zelf zijn belangen heeft behartigd, geen grond bestaat voor vergoeding van kosten, omdat [belanghebbende] niet als beroepsmatig rechtsbijstandverlener voor zichzelf kan optreden.
19. Voor het geval [belanghebbende] zich heeft laten vertegenwoordigen door een derde, bijvoorbeeld kantoor [Y] , en dat deze derde [belanghebbende] heeft aangewezen om bezwaar in te dienen, bestaat evenmin grond voor kostenvergoeding. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
20. Volgens artikel 7:15, tweede lid, van de Awb komen de kosten, die een belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken onder voorwaarden voor vergoeding in aanmerking. Daarbij dient onder andere te worden beoordeeld of het redelijk is dat [belanghebbende] een derde heeft ingeschakeld om rechtsbijstand te verlenen.
21. Vaststaat dat [belanghebbende] regelmatig optreedt als gemachtigde van cliënten van voornoemd kantoor en bezwaar- en beroepschriften opstelt en verdedigt. Gelet op deze professionele status moet [belanghebbende] worden geacht te beschikken over de kennis en expertise die nodig zijn om in deze voor zichzelf op te komen. Hij heeft dit ook gedaan, dus tijdsgebrek kan evenmin reden zijn geweest een ander in te schakelen. Daarom is het niet redelijk, zo dit al is gebeurd, dat [belanghebbende] kosten heeft gemaakt voor professionele rechtsbijstand.
22. Aan dit oordeel kunnen de door [belanghebbende] uit het onder 5 genoemde arrest van de Hoge Raad [Hof: HR 15 oktober 2010, nr. 09/03033, ECLI:NL:HR:2010:BO0411] getrokken conclusies niet afdoen. [De Inspecteur] heeft het verzoek om kostenvergoeding in bezwaar dan ook terecht afgewezen. Het beroep van [belanghebbende] is op dit punt ongegrond. 23. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Weliswaar is het beroep gegrond, maar [belanghebbende] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij kosten heeft gemaakt of redelijkerwijs heeft moeten maken die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen."