Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : C/09/528803 / KG ZA 17/335
Arrest van 4 juli 2017
[appellante 1] ,
de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“te bepalen dat aan hun cliënten, in elk geval aan de raadslieden, de personalia van de verdachten in deze zaak zullen worden bekend gemaakt.”;
Openbaar maken van de namen van de verdachten.
Het hof is van oordeel dat, in aanmerking genomen de uit de artikelen 1 (https://www.navigator.nl/document/id902ff2405d68df611c55c0c4c43a4d84) en 13 (https://www.navigator.nl/document/id1fd29fe16792e41250e60423dc61aa28) EVRM voortvloeiende verplichtingen tot het verzekeren van de in artikel 6 (https://www.navigator.nl/document/id6fdf6a41a3ac399a5c6ed7572e814ef9) EVRM neergelegde rechten en tot het voorzien in een 'recours effectif'/'effective remedy' in geval van schending van die rechten, de burgerlijke rechter in kort geding het gesloten stelsel van rechtsmiddelen moet, maar ook slechts kan, doorbreken indien niet voor redelijke twijfel vatbaar is dat bij de strafrechter zo fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling als bedoeld in artikel 6 EVRM niet kan worden gesproken. Met in achtneming hiervan, zal het hof de grieven beoordelen.
eerste griefvan de nabestaanden is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat zij een met voldoende waarborgen omklede (snelle) rechtsgang bij de strafrechter hebben gehad. De strafrechter heeft volgens de nabestaanden niet op hun verzoek beslist, maar slechts op een verzoek tot inzage in en afgifte van processtukken, terwijl de nabestaanden willen dat de namen van de agenten aan hen, althans aan hun advocaten in de strafzaak, bekend worden gemaakt. Bovendien is van een kennelijke misslag sprake nu de stukken, in het bijzonder de niet geanonimiseerde dagvaarding, wel processtukken zijn. Daarop ziet de
tweede grief. Met de
derde griefhebben de nabestaanden betoogd dat het niet toewijzen van de vordering tot verstrekken van de namen bij hen leidt tot een (acute) noodtoestand. Het hof zal deze grieven thans tezamen behandelen.
Verstrekken naam verdachte” en dat op dit verzoek, en niet op een meer algemener verzoek tot openbaarmaking van de namen van de verdachten, is beslist. In de beslissing is weliswaar als tussenkop opgenomen “
Openbaar maken van de namen van de verdachten”maar blijkens de daaronder opgenomen beslissing heeft de rechtbank, anders dan de nabestaanden aanvoeren, ook toen geoordeeld over het
“verstrekken van de namen van de verdachten”. Voorts heeft de strafrechter uitdrukkelijk overwogen dat hij van oordeel is dat er voor het anoniem optreden van de verdachten in de strafzaak aanleiding is, gelet op stukken waarvan de rechtbank kennis heeft genomen en waaruit voldoende blijkt dat de veiligheid van de verdachten het noodzakelijk maakt dat zij in het strafproces anoniem optreden. Bij mail-bericht van 20 april 2017 (productie 19, waarnaar de nabestaanden verwijzen) is te kennen gegeven dat de rechtbank alle strafprocesstukken in zijn bezit heeft. Tot deze stukken behoort in elk geval (zo is het hof ook ter zitting in hoger beroep gebleken) het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de Rijksrecherche van 9 november 2016 dat de aanleiding voor het anonimiseren van de agenten beschrijft. In dit proces-verbaal worden verschillende bedreigingen tegen het leven van politieagenten weergegeven naar aanleiding van het overlijden van [A] . Deze bedreigingen komen uit verschillende bronnen. Ook maakt het melding van hevige protesten en rellen bij verschillende politiebureaus door veel mensen (243 verdachten zijn aangehouden) onder meer met openlijke geweldpleging, brandstichting, bedreiging en mishandeling. Voorts wordt beschreven dat rond 25 oktober 2016 – meer dan een jaar later – in de buurt waar [A] werd aangehouden, posters zijn opgehangen met de tekst ‘
Fuck the police it’s time to fight back’ en een tekening van een man die door de politie tegen de grond wordt geduwd. De Rijksrecherche concludeert dat het ‘gezien bovenstaande’ zeer wenselijk is dat de identiteit van de betrokken vijf politieambtenaren onbekend blijft. Andere stukken zijn onder meer een “Proces-verbaal Sfeer Schilderswijk 29, 30 juni en 1, 2 en 3 juli 2015”, waarin staat dat politieagenten die in gesprek waren met demonstranten, zwaar werden belaagd door een grote, woedende menigte, en een proces-verbaal van aangifte waarin gewag wordt gemaakt van berichten op internet (onder andere Facebook) inhoudend “
Simpel, wij nemen wraak op de familie van de politieagenten die er bij betrokken waren. Ga naar de scholen en dood hun kinderen of ga naar het werk van hun vrouw en dood die kk”.
Het is van belang om daarbij de goede verbinding te leggen, waarbij ik doel op het evenwicht ten opzichte van de schending van privacyrechten van de verdachte. Het is niet de bedoeling dat klakkeloos het gehele procesdossier aan de slachtoffers en hun advocaten wordt verstrekt.” (handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30143, nr. 28 p. 21).
vierde griefricht zich tegen het oordeel dat de nabestaanden geen spoedeisend belang bij hun vordering hebben voor zover die ziet op de drie niet strafrechtelijk vervolgde agenten.
verdenkinggeldt. Bovendien is onvoldoende gesteld dat aan dit belang niet op andere wijze tegemoet kan worden gekomen dan door opheffing van de anonimiteit tijdens de openbare strafzaak en dat dit belang zwaarder moet wegen dan de veiligheid van de agenten en hun gezinnen. Voor toewijzing van de vordering op grond van een meer algemene belangenafweging is gelet op het bovenstaande, geen plaats.
vijfdeen
zesde griefbetreffen de afwijzing van de vordering en de proceskostenveroordeling. Zij bouwen voort op de eerdere grieven en delen hun lot.