Uitspraak
(de failliet hierna te noemen: Panagro),
hierna te noemen: Combinatie MCR,
Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling B.V.
hierna: Ballast Nedam
hierna: Bam,
De feiten
(2.1) Tussen Panagro en de Bouwcombinatie is ten behoeve van de bouw van het huidige Maasstad Ziekenhuis een onderaannemingsovereenkomst tot stand gekomen. Daartoe heeft de Bouwcombinatie bij brief van
12 oktober 2007,met opdrachtnummer 4500101997, een opdracht verstrekt aan Panagro. De opdracht vermeldt onder meer het volgende:
“Namens Bouwcombinatie (…)dragen wij u op (….) en uitsluitend volgens bijgaande Algemene Inkoop- en Onderaannemingsvoorwaarden versie 1 juli 2007
(…)
10 december 2007(productie 1.3 bij kort geding) heeft Panagro de opdracht (met verwijzing naar met opdrachtnummer 4500101997 en de datum 12 oktober 2017) aanvaard.
januari 2009gestart met het uitleveren van de bestelde kozijnen, waarna de Bouwcombinatie regelmatig betalingen heeft verricht.
brief van 28 januari 2009heeft de Bouwcombinatie aan Panagro onder meer geschreven:
2 februari 2009heeft de Bouwcombinatie aan Panagro onder meer geschreven:
.Z 614-17
.]
Toevoeging van een extra afdichting, door middel van tape, aan de bovenzijde van het kozijn (staat niet op tekening van Panagro) leidde tot een verbetering van de waterhuishouding.
.Z 614-17, van
20 januari 2009houdt onder meer in:
I. Inleiding
2.Proefelement
3.Normen
6.Beoordeling
7.Conclusie
18 februari 2009, waar namens Panagro aanwezig waren [Y], [Z] en [X], is met name de kwestie van de kozijnen besproken. In het verslag hiervan is onder meer opgenomen:
“- Nieuwe test door SKG op 23-2-2009, conform vorige tests- Panagro vraagt of hunadviseur
(BDA) aanwezig mag zijn. De BC staat dit toe.”
in april 2009heeft emailwisseling tussen partijen plaatsgevonden betreffende teruglopende leveringsomvang (producties bij 1.6 bij kort geding).
11 mei 2009heeft BDA geveladvies BV (hierna: BDA) gerapporteerd in opdracht van Panagro (productie 70 bij akte Panagro van 31 juli 2013). Deze rapportage is pas later aan de Bouwcombinatie bekend geworden. De rapportage heeft betrekking op een onderzoek op 22 april 2009 in het laboratorium van BDA Keuringsinstituut waarbij twee proefelementen, die waren gemonteerd in een houten stelkozijn overeenkomstig de specificaties zoals weergegeven op de detailtekeningen in bijlage 2, zijn onderzocht op onder meer waterdichtheidsprestaties, inclusief bouwkundige aansluiting. De conclusie van dit rapport luidt:
“De proefelementen kunnen aan de waterdichtheidseisen bij de vereiste toetsingsdruk van 200 Pa voldoen. Voorwaarde is dat buitenafdichting aan de bovenzijde wordt afgedekt door een waterslag of een strip.”Het betreffende rapport is door Panagro in de procedure ingebracht.
omstreeks 8 juni 2009haar leveringen opgeschort, op een moment dat nog niet alle kozijnen waren uitgeleverd. Deze opschorting hield verband met een meer/minderwerk-discussie over met name de beglazing en een prijsdiscussie (berekening van het aantal kozijnen of het aantal geleverde m²).
1 juli 2009heeft de Bouwcombinatie een schriftelijke ingebrekestelling doen uitgaan, met bevel aan Panagro om de werkzaamheden te hervatten. De Bouwcombinatie heeft in dit verband onder meer geschreven:
“(…) Inmiddels is de huidige situatie zelfs zo dat er sinds week 24, circa 3 weken, geen leveringen meer door Panagro hebben plaatsgevonden. Een fatsoenlijk overleg om de opgetreden situatie en de resterende meer-/minderwerkpunten te bespreken is helaas niet meer mogelijk gebleken, daar hiervoor gepland overleg herhaaldelijk door Panagro is afgezegd en een nieuwe afspraak (gelet op de urgentie van de situatie) op zeer
21 juli 2009heeft een bespreking tussen partijen, in aanwezigheid van hun advocaten plaatsgevonden.
22 juli 2009heeft de Bouwcombinatie de overeenkomst met Panagro, voor het resterende deel, ontbonden. Het gaat hierbij om (1) 60 minuten brandwerende kozijnen (79 stuks à 610 m²), (2) twee patiopuien (in totaal 230 m²), (3) standaard hout/aluminium kozijnen (141 stuks à 980 m²), (4) twee kozijnen voor de ambulancehal (circa 20 m²) en (5) twee kozijnen voor het energiegebouw.
Van de nog niet geleverde kozijnen waren er 134 reeds geproduceerd. Deze reeds geproduceerde kozijnen zijn, deels na veroordeling daartoe bij vonnis in kort geding van 10 november 2009, alsnog (tegen betaling) aan de Bouwcombinatie geleverd. De nadien nog ontbrekende kozijnen heeft de Bouwcombinatie door een derde laten maken.
3 november 2009heeft Panagro de Bouwcombinatie gedagvaard ter zake van een vordering van omstreeks € 1.200.000,--. De Bouwcombinatie heeft de vordering van Panagro gemotiveerd betwist, kort gezegd stellende dat de betreffende (conventionele) vordering een deugdelijke grondslag miste, terwijl de Bouwcombinatie bovendien tot opschorting gerechtigd was zolang Panagro niet tijdig, niet deugdelijk en niet volledig had geleverd. Volgens de Bouwcombinatie was Panagro van haar kant niet tot opschorting gerechtigd. De Bouwcombinatie heeft in reconventie een tegenvordering ingesteld wegens schade veroorzaakt door de niet tijdige, niet deugdelijke en niet volledige levering van de overeengekomen kozijnen. Volgens de Bouwcombinatie heeft zij schade geleden doordat Panagro ten onrechte stopte met leveren en zij elders heeft moeten inkopen, terwijl zij gebreken aan het geleverde heeft moeten herstellen.
21 april 2010, in staat van faillissement verklaard. Hierdoor is de procedure in reconventie op grond van artikel 29 Fw geschorst.
21 september 2010heeft Köhler Peutz Geveltechniek in opdracht van Medisch Centrum Rijnmond Zuid, onder nummer Z 0614-3a, rapport uitgebracht over de luchtdoorlatendheid en de waterdichtheid van de Panagro kozijnen van het (MCRZ) te Rotterdam. In dit rapport is onder meer vermeld
:
€ 4.200.000,-- aan schade wegens een aan Panagro toerekenbare systeemfout in de kozijnen, ten gevolge waarvan zij dit bedrag aan herstelkosten heeft moeten betalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Bouwcombinatie op grond van artikel 53 Fw een ruime verrekenmogelijkheid heeft. Uit proceseconomische overwegingen is de Bouwcombinatie vervolgens in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat Panagro gebrekkige kozijnen had geleverd en dat dientengevolge de schade van de Bouwcombinatie de gepretendeerde vordering van de curator overschrijdt.
21 oktober 2014(na het bestreden eindvonnis) heeft het bureau BDA in opdracht van de advocaat van de curator de door de Bouwcombinatie overgelegde rapportages tegen het licht gehouden en op basis hiervan en op basis van de algemene ervaringen met houten kozijnen/profielen gerapporteerd over de kwaliteit van de geleverde Panagro-kozijnen. Als doel van de opdracht is vermeld:
Omdat de Panagro kozijnen al vervangen zijn, is het niet meer te achterhalen wat de daadwerkelijke oplossing had moeten zijn. Met direct adequate maatregelen (kitten sponningen, afstellen beslag, plaatselijk vervangen middendichting etc.) waren de herstelkosten beperkt geweest. Wanneer het gebouw in gebruik is en deze herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd, ontstaan hogere kosten. Het glas moet eruit en worden teruggeplaatst. Het is op dit moment niet goed aan te geven wat de eventuele kosten zouden zijn geweest van herstel. De exacte bedragen zijn niet te geven, omdat een werkelijke calculatie pas gemaakt kan worden nadat exact bekend is of en zo ja wat er gedaan moet worden. Omdat de Panagro kozijnen al vervangen zijn, is het niet meer te achterhalen wat de daadwerkelijke oplossing had moeten zijn.”
Het geding in conventie
€ 802.617,19(zie productie 54 bij Akte wijziging eis Panagro in eerste aanleg). Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
a)Kozijnen:
in totaal € 336.208,32inclusief BTW, bestaande uit:
- Termijn 23 (leverantie kozijnen 12-5-09), factuur 26-5-2009: € 109.188,--
- Termijn 24 (leverantie kozijnen 26-5-09), factuur 8-6-2009: € 48.600,--
- Termijn 25 (leverantie kozijnen 4-6-09), factuur 15-6-2009: € 124.740,--
Samen € 282.528,--, excl. BTW, en € 336.208,32, incl. BTW.
b)
Meerwerk:
in totaal € 339.113,05inclusief BTW, bestaande uit:
- Factuur 30 maart 2009 (productie P9) (leverantie lamellen) € 53.977,95
- Factuur 10 juli 2009, grotendeels, (productie P14) (diversen) € 230.991,--
(Samen € 284.968,95, exclusief BTW, en € 339.113,05, inclusief BTW).
c)Schade wegens onterechte ontbinding door Bouwcombinatie€ 120.520,82d)Buitengerechtelijke incassokosten€ 6.775,--.
Vordering b) betreft meerwerkvorderingen. Los van de vraag of de ter zake gezonden facturen verschuldigd waren, was hiervan alleen de factuur van 30 maart 2009 ten bedrage van € 53.977,95 (exclusief BTW) opeisbaar.
- De omstandigheid dat de Bouwcombinatie voor eerdere vertraging (in 2007/2008) een vergoeding van € 275.000,-- had afgesproken, heeft finaal een einde gemaakt aan dit geschilpunt en kan niet opnieuw ten tonele worden gevoerd.
- Verdere klachten van Panagro over de Bouwcombinatie hebben niet tot eerdere concrete juridische acties door Panagro geleid, althans omtrent eerdere ingebrekestellingen/nadere (afdwingbare) afspraken is door Panagro niets dan wel onvoldoende gesteld.
Daarentegen staat vast (zie hiervoor rechtsoverwegingen 2.6 tot en met 2.10) dat door de Bouwcombinatie bij voortduring klachten werden geuit omtrent de voortgang van de leveranties en de kwaliteit van het geleverde. Anders dan Panagro suggereert werd zij in die periode stelselmatig betrokken bij de – volgens de Bouwcombinatie ondeugdelijke – kozijnen en zijn er ook afspraken gemaakt omtrent ‘doorontwikkelen’ in een poging de klachten te verhelpen. Ook staat vast dat Panagro in april 2009 door BDA geveladvies onderzoek aan de kozijnen heeft laten verrichten (zie rechtsoverweging 2.11), maar dat de Bouwcombinatie bij dit onderzoek niet betrokken is geweest.
Thans claimt Panagro nog bedragen, die ten aanzien van a) en b) te maken hebben met het verleden en c) met de volgens Panagro onrechtmatige ontbinding van de aannemingsovereenkomst.
De vorderingen van Panagro in conventie
Type Hoffmann Fasade:
In totaal is204 m²voorzien. Type Hoffnann Fenster: In totaal zijn 1597 stuks kozijnen van diverse afmetingen voorzien,zijnde 9045 m².Aluminium Schuco kozijnen: In totaal zijn 186 stuks kozijnen van diverse afmetingen voorzien,zijnde 516 m²;In mindering;89 m² kozijnená € 350,-)-,maar ook door Panagro werd gefactureerd in vierkante meter-prijzen, zoals zij erkent in haar pleitnota in eerste aanleg (XII) onder 2.3.2). De stelling van Panagro dat deze wijze van factureren louter te maken had met haar termijnschema overtuigt niet. Panagro heeft verder onvoldoende gesteld om hierover anders te oordelen.
Nu de Bouwcombinatie heeft gesteld dat de betreffende drie facturen te herleiden zijn tot een interpretatieverschil in de voorwaarden – betaling per kozijn of per vierkante meter –, hetgeen niet, althans onvoldoende, is weersproken en nu het hof de interpretatie van de Bouwcombinatie volgt, komt hiermee de grondslag aan vordering a) te ontvallen.
Panagro stelt daar tegenover dat zij met het op 29 juni 2009 toegezonden rapport Kupers en Niggebrugge heeft aangetoond dat de later door de Bouwcombinatie gestelde eisen met betrekking tot de beglazing als meerwerk dienden te worden gekwalificeerd. Dit laatste is weer door de Bouwcombinatie betwist.
Het beroep op verrekening van de BouwcombinatieGrief V
Grieven VI en VII
Uit de rapportages van de zijde van de Bouwcombinatie in (voorjaar) 2009, waar Panagro aanvankelijk steeds bij betrokken is geweest, komt naar voren dat er ernstige twijfels waren over de waterdichtheid van alle kozijnen en dat eind november 2008 al met testen is begonnen. Volgens het BDA-rapport van 11 mei 2009 van de zijde van Panagro (rechtsoverweging 2.11), waar de Bouwcombinatie niet bij betrokken is geweest, was een afhechtstrip of een afdekking nodig om het vereiste niveau te halen. Het rapport van Köhler-Peutz Geveltechniek van 21 september 2010 (rechtsoverweging 2.19), waar Panagro na haar faillissement niet bij betrokken is geweest, heeft als conclusie dat het vereiste kwaliteitsniveau dat uitsluitend op objectieve wijze beoordeeld kan worden door een beproeving conform NEN 2778, niet wordt gehaald. In hoger beroep heeft Panagro een tweede rapport van BDA gepresenteerd (rechtsoverweging 2.23). Dit rapport heeft als samenvattende conclusie dat op basis van de rapporten van de zijde van de Bouwcombinatie, de werkgroepen en SHR niet de conclusie kan worden getrokken dat Panagro gebrekkige kozijnen heeft geleverd, waarbij het onderzoek door BDA beperkt is gebleven tot de houtverbindingen. Volgens deze rapportage hadden de kozijnen vrijwel zeker door relatief eenvoudige aanpassingen kunnen voldoen aan de prestatie-eisen.
Nu er sprake is geweest van montage in een proefsituatie, ligt het niet voor de hand dat er sprake is geweest van de door Panagro genoemde montagefouten, veroorzaakt doordat de Bouwcombinatie heeft ingebouwd van binnenuit in de bestaande nieuwbouw van het ziekenhuis en niet los daarvan op de begane grond. Deze complicaties deden zich immers in de proefsituatie niet voor. In ieder geval is door Panagro – zij was in die periode (voorjaar 2009) direct of indirect bij beide onderzoeken betrokken – hieromtrent niets, althans onvoldoende, aangevoerd om hier anders over te oordelen. In dit verband verdient voorts nog opmerking dat het Rapport I is opgesteld door SKG (niet het aan de opdrachtgever gerelateerde bureau Peutz, dat slechts de bevindingen van SKG heeft weergegeven in zijn rapport van 20 januari 2009), terwijl Rapport II op verzoek van Panagro is opgesteld. De conclusie moet daarom luiden dat bij deze twee rapporten montagefouten geen (overwegende) rol hebben gespeeld, terwijl desondanks gebreken zijn geconstateerd.
Grief III en grief IV,
Grief XI (deels)
per kozijnverwijderen van het glas, het vervolgens “kitten sponningen, afstellen beslag en/of plaatselijk vervangen middendichting” (zie citaat verslag rechtsoverweging 2.23) en het terugplaatsen van het glas. Die schatting ontbreekt echter en het beroep op de schadebeperkingsplicht is in zoverre onvoldoende onderbouwd. Nu de opdracht aan Panagro kozijnen betrof voor bijna 2000 openingen (met 9.760 m² kozijnen) en nu eind 2009 nog ongeveer 70 openingen/kozijnen – inclusief 2x2 deuren – ontbraken, oordeelt het hof dat, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, het met herstel gemoeide bedrag de (in theorie) resterende vordering van Panagro ten bedrage van ongeveer € 340.000,-- in ieder geval (verre) moet hebben overtroffen. Hierbij weegt mee dat ook BDA in de laatste rapportage (onder 8) stelt dat de kosten van herstel hoger zijn wanneer het herstel aan de kozijnen (zoals in dit geval) moet worden uitgevoerd wanneer het gebouw in gebruik is. Daarnaast speelt een rol dat vaststaat dat de Bouwcombinatie in ieder geval aanzienlijke kosten voor herstel/vernieuwing heeft gemaakt (zie ook 2.18 eindvonnis).
Grieven I, II, III, IV, VIII, IX, X, XI (deels) en XII
Het beroep van Panagro op artikel 6:82 BW wordt verworpen. Nu Panagro heeft betwist dat de kozijnen ondeugdelijk waren, nu Panagro zelf in verzuim is geraakt en bovendien later failliet, was er geen reële mogelijkheid om aan Panagro herstel op te dragen, nog daargelaten dat van een daartoe strekkende bereidheid van Panagro niet is gebleken. Hier komt bovendien bij voortgang van de bouw van het ziekenhuis een gerechtvaardigd belang van de Bouwcombinatie was en de Bouwcombinatie op grond van artikel 18 AIOV zonder ingebrekestelling bevoegd was tot ontbinding omdat de overeengekomen leveringstermijn (van deugdelijke kozijnen) was overschreden c.q. duidelijk was dat deze zou worden overschreden.
Ook het beroep van Panagro op artikel 7:758 lid 3 BW wordt verworpen. Er is geen aanwijzing dat op het moment van uitlevering van de kozijnen bij het ziekenhuis in aanbouw reeds de gestelde gebreken ontdekt hadden kunnen worden. Dit laatste zou ook in tegenspraak zijn met de vele onderzoeken die nadien hebben plaatsgevonden.
Voor zover Panagro heeft gesteld dat geleverd is wat is overeengekomen (Hoffmann-kozijnen) en dat zij dus niet is tekortgekomen, miskent zij hiermee dat was overeengekomen dat aan bepaalde NEN-normen voldaan moest worden. Mochten de Hoffmannkozijnen daaraan niet hebben kunnen voldoen, had Panagro daarvoor moeten waarschuwen.
In de gegeven omstandigheden faalt ook het beroep van Panagro op de redelijkheid en billijkheid, dan wel eigen schuld van de Bouwcombinatie. Van rechtsverwerking is evenmin sprake. Panagro kan niet in redelijkheid volhouden dat de Bouwcombinatie haar recht heeft verwerkt om haar schade te claimen, met name gelet op het faillissement van Panagro met de daarmee verband houdende beperkte verhaalsmogelijkheden. Aan het beroep op matiging wordt niet toegekomen. De grieven van Panagro hoeven voor het overige verder niet meer apart besproken te worden.
Slotsom
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen eindvonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 maart 2014;
- veroordeelt de curator in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Bouwcombinatie tot op heden begroot op € 5.114,-- aan verschotten en € 16.030,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
M.E. Honée en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.