Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : C/10/457095 / HA ZA 14-829
Arrest van 12 september 2017
[naam 1] en
[naam 3] en
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(…) De gereconstrueerde kadastrale grens loopt vanaf geel krijtmerk op gevel (midden muur) naar krijtmerk op hoek betonpaal aan het einde van de betonschutting, knikt naar krijtmerk boven op metalen afscheiding, knikt hier nogmaals en loopt verder op 80 cm evenwijdig aan westelijke gevel van de bestaande schuur op [perceel 2].De gehele grens is onzichtbaar in het terrein met uitzondering van het gedeelte 80 cm evenwijdig aan de schuur.Hier loopt de grens vanaf kant metalen afscheiding naar midden metalen afscheiding. (…)”
(…) vanaf noordzijde midden tussenmuur naar de noordoosthoek van de meest noordelijke betonpaal (onzichtbaar) naar een punt aangegeven met krijt op beton, 24 cm uit het verlengde van de zuidgevel van de schuur behorend bij [perceel 2] , in het verlengde van de evenwijdige grens op 95 cm aan de westgevel van de schuur behorende bij [perceel 2] (onzichtbaar), daarna een lijn 95 cm evenwijdig aan de westgevel van de schuur behorende bij [perceel 2] en deze in zuidelijke richting verlengen met 24 cm (onzichtbaar) en in noordelijke richting snijden in de bestaande grens (onzichtbaar).”
De grensreconstructie (…) nummer 237 komt door deze grensreconstructie gedeeltelijk te vervallen. Het vervallen gedeelte (kennelijke misslag) is het gedeelte vanaf de noordoosthoek van de meest noordelijke betonpaal in noordelijke richting. Dit noordelijk gedeelte is gereconstrueerd met behulp van de uitpassing op de hulpkaart met archiefnummer 68.”
subsidiairdat de rechtbank met in achtneming van de standpunten van [geïntimeerden] en zoals de rechtbank goeddunkt de grens bepaalt op grond van artikel 5:47 BW.
primaireen verklaring voor recht dat de erfgrens over de gehele lengte, conform het veldwerk van 1991, loopt zoals deze in de bij dat veldwerk behorende tekening is opgenomen, namelijk loodrecht vanaf het midden van de woningen tot de achterzijde van de percelen,
subsidiairdat de rechtbank de grens bepaalt op grond van artikel 5:47 BW met inachtneming van de standpunten van [appellanten] zoals de rechtbank goeddunkt, eventueel na benoeming van een deskundige en
Het meer en anders van het door ieder van partijen gevorderde heeft de rechtbank afgewezen. Omdat de woningen gekocht zijn met een gezamenlijke aansluiting op het gemeenteriool, achtte de rechtbank geen grond aanwezig om aan [geïntimeerden] te verplichten separate rioolaansluitingen te realiseren.
zijkantvan de gefotografeerde haag loopt en niet in het midden van de haag.
Ook aan de zijde van [perceel 2] heeft [geïntimeerden] geen tien jaren onafgebroken grond in zijn bezit gehad. [geïntimeerden] huurde dit [perceel 2] , hij is het niet voor zichzelf als eigenaar gaan houden. Bovendien heeft hij het prijsgegeven toen zijn huurderschap in 2008 eindigde.
De erfgrens kan dus niet op grond van verjaring worden vastgesteld “zoals deze momenteel in gebruik is”.
Het hof overweegt ter zake van de vaststelling van de erfgrens voorts het volgende.
nietloopt in een
rechtelijn, loodrecht op de woning, maar geknikt is. Weliswaar lijkt er een rechte lijn door de woning en de achtertuin te zijn getekend, maar in de tekst is tweemaal met het woord ‘knik’ expliciet aangegeven dat er een knik is. De hulpkaart met archiefnummer 68 uit 1991 toont – hoe klein ook – geen rechte lijn, maar een lijn met twee knikken. De tekeningen bij beide grensreconstructies uit 2010 tonen eveneens een geknikte erfgrens, waarbij de grens niet loodrecht vanaf de woning naar de achtergrens loopt. De door [appellanten] overgelegde kadastrale kaarten van voor en na de aankoop in 2009 en 2010 (productie 10 bij akte houdende indiening aanvullende producties) tonen geen loodrechte erfgrenslijn, maar een erfgrenslijn met twee knikken. Geen kadastrale kaart of tekening wijst er op dat er ten tijde van de koop van de woningen door partijen een loodrechte erfgrens aanwezig was.
opde erfgrens was die in het midden van de woningen begon. Op de foto lijkt dit anders, terwijl een heg op een foto, bijvoorbeeld door de wijze van snoeien en de foto-hoek, een vertekend beeld kan geven van de exacte loop van een grens. Reeds daarom kan op basis van de foto van de heg geen exacte erfgrens worden bepaald.
nietin de richting van het perceel van [appellanten] is verschoven ( [appellanten] ).
De situatie ter plaatse ten tijde van de aankoop van de percelen door partijen (oktober 2008 en medio 2009) biedt mogelijk wel aanknopingspunten.
nietop een erfgrenslocatie kunnen duiden.
Dit betoog faalt omdat [appellanten] niet voldoende heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat [geïntimeerden] bij de plaatsing van de schutting op de locatie van de heg wist of behoorde te weten dat de locatie van de heg niet de erfgrens was. Voorts is de stalen schutting tussen de schuren geplaatst (lang) voordat [appellanten] [perceel 2] in 2009 kocht, zodat [geïntimeerden] geen aanleiding (of mogelijkheid) had om met [appellanten] te overleggen.
De schutting stond op de huidige locatie toen [appellanten] het [perceel 2] (met erf en verdere toebehoren) kocht. [geïntimeerden] heeft de schutting geplaatst vóórdat [appellanten] eigenaar werd, toen [geïntimeerden] [perceel 2] huurde en hij bevoegd was werkzaamheden in de tuin te verrichten. Er is niet gesteld dat [appellanten] met [geïntimeerden] of met de vorige eigenaar –verkoper– afspraken over de verwijdering heeft gemaakt. Eventuele afspraken tussen de vorige eigenaar en [geïntimeerden] regarderen [appellanten] niet. Uit niets blijkt dat de toenmalige eigenaar van [perceel 2] destijds verwijdering van deze schutting heeft gevorderd en die vordering aan [appellanten] heeft overgedragen (enkel de leveringsakte aan [geïntimeerden] verwijst naar een overbouwing, namelijk (alleen) van de loods en kennelijk aan de andere grens van [perceel 1] ). De zin die [appellanten] citeert uit de e-mail van 5 november 2009 van ProRail (productie 11 bij akte houdende indiening aanvullende producties) inhoudend: “
De erfafscheiding die oorspronkelijk tussen de beide percelen aanwezig was, is door [geïntimeerden] verwijderd.”, wordt direct gevolgd door de zin: “
Bij de oplevering van de woning is door [geïntimeerden] de toezegging gedaan dat hij de afscheiding weer zou aanbrengen.” Hoe hieruit kan worden afgeleid dat [appellanten] aanspraak kan maken op verplaatsen van het reeds door [geïntimeerden] weer aangebrachte deel van de erfafscheiding, heeft [appellanten] niet gesteld.
Het hof passeert het bewijsaanbod van [appellanten] om de plaats van de oorspronkelijke erfafscheiding door middel van getuigen van ProRail te bewijzen, zoals zij bij memorie van grieven onder 11 heeft aangeboden. Zij heeft niet toegelicht hoe of wat getuigen van ProRail over de plaats van de erfgrens kunnen verklaren – meer of anders dan hetgeen al uit de in dit geding overgelegde tekeningen en aktes volgt zoals hiervoor aangegeven. Een verklaring van getuigen over wat zij gezien hebben ten aanzien van de locatie van de oorspronkelijke erfafscheiding in het verleden, is niet van belang voor een oordeel in dit geding. Tussen partijen staat immers vast dat de oorspronkelijke afscheiding de ligusterhaag was, waarvan [appellanten] (ook) heeft gesteld dat deze juist
nietde erfgrens vormde (overigens in strijd met de veldwerktekening uit 1991) en waarover ook onvoldoende is gesteld om aan te kunnen nemen dat deze zo gesnoeid kon zijn geweest dat aan de hand daarvan voor getuigen exact (binnen 15 cm) zichtbaar was hoe de erfgrens liep.
Er zijn twee gemetselde verzamelputten die met een gresleiding aan elkaar zijn gekoppeld. Eén put ligt onder het souterrain van de woning van [appellanten] en daaraan is een oude hemelwaterafvoerleiding aangesloten. De andere put ligt onder beide woningen (dus gedeeltelijk op [perceel 2] en gedeeltelijk op [perceel 1] ) en is de verzamelput voor vuilwater van beide woningen. De uit deze verzamelput gaande rioolleiding loopt vanaf onder de woning op [perceel 2] richting achtertuin. Deze uitgaande leiding is van gres en verloopt van groot naar klein (ongeveer van ø160mm naar ø110mm, met een rand in de buis).
In de brief van Rijkswaterstaat van 24 januari 2008, waarop [appellanten] zich ter onderbouwing van haar standpunt beroept, kan zo’n afspraak niet worden gevonden. In die brief staat:
(…) doen wij u hierbij nogmaals de beide in die bespreking gedane voorstellen.Voorstel 1:(…)Door en voor rekening van de Staat zal aan de nutsbedrijven worden opgedragen om een volwaardige aansluiting van nutsvoorzieningen aan te leggen in de woning [perceel 1] , voor zover de nutsbedrijven deze aansluitingen aan de [straatnaam] aanbieden.(…) Reeds voordat u de woning [perceel 2] gaat verlaten zal de woning door Prorail B.V. te koop worden aangeboden. Ook deze woning zal worden voorzien van nieuwe nutsaansluitingen. Op deze wijze zullen de nutsaansluitingen van beide woningen volledig gescheiden worden.Voorstel 2:(…)”
voorstellen(geen overeenkomst) aan
[geïntimeerden]over nutsvoorzieningen en alleen
voor zoverde nutsbedrijven de aansluitingen aanbieden.
Overigens heeft [geïntimeerden] in dit geding toegezegd (ook in hoger beroep) dat, indien Rijkswaterstaat bereid is om zonder kosten voor [geïntimeerden] een gescheiden riolering te realisering, [geïntimeerden] daaraan mee zal werken.
[geïntimeerden] heeft het recht om zijn perceel te beveiligen met camera’s, zoals [appellanten] ook heeft erkend. Ook [appellanten] heeft dit recht. Gelet op het recht op privacy moet dit wel proportioneel zijn en zich tot het voor beveiliging noodzakelijke minimum beperken. Gelet op de onmin tussen deze beide buren en de daardoor kennelijk gevoelde noodzaak om te kunnen controleren of de ander geen vernielingen aanricht, is het redelijk dat zij met bewakingscamera’s ook de erfgrens en een naastliggende smalle strook grond van het buurperceel in beeld brengen, zodanig dat er niet ongezien vernielingen vanaf dat perceel kunnen worden aangericht. Hiertoe moet de camera gericht zijn op het eigen perceel en de erfgrens en niet op het perceel van de buren. Voorts mogen beelden van (vermeend) onrechtmatig handelen aan de politie worden getoond, zodat deze zo nodig kan optreden.