Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde 1] ,
1.Het geding
2.De feiten
3.De vorderingen, het verweer en het oordeel in eerste instantie
Cijsouw/De Schelde I en II; kort gezegd: als de werkgever weet dat asbest levensgevaarlijk is, doet het er niet toe welke ziekte dat gevaar tot gevolg heeft. Door het nalaten veiligheidsmaatregelen te treffen is de kans dat [X] een tot mesothelioom leidend asbestkristal zou inademen aanzienlijk vergroot, zodat Maersk aansprakelijk is jegens [geïntimeerden] , ook al zou die nalatigheid hebben geleid tot de verwezenlijking van een toen (in de jaren ’60) niet aan Maersk bekend gevaar, namelijk mesothelioom.
Van Hese/De Schelde(HR 28 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5635) op zichzelf genomen pleit vóór toepassing van de verjaringstermijn, maar dat de gezichtspunten c, d en in beperkte mate a aan toepassing van de verjaring in de weg staan. De gezichtspunten b, e en f zijn in de totale afweging als neutraal meegewogen. De kantonrechter concludeert dat in dit uitzonderlijke geval van iemand die pas circa 48 jaar na beëindiging van het dienstverband geconfronteerd wordt met mesothelioom en alle gevolgen van dien, de toepassing van de dertigjarige verjaringstermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.De beoordeling in hoger beroep
neutraalmee in de totale weging. Dit houdt verband met het volgende.
neutraalmeewegen in de totale weging van de gezichtspunten.
neutraalmeewegen.
Cijsouw/De Schelde Iliet Hoge Raad zich met name uit over de vraag vanaf welk moment van de werkgever mocht worden verwacht dat hij maatregelen trof ter voorkoming van de asbestziekte mesothelioom. De Hoge Raad overwoog:
Diffuse pleural mesothelioma and asbestos exposure in the North Western Cape Province”,J.C. Wagner, C.A. Sleggs, P. Marchaud
). Maersk heeft echter gemotiveerd betwist dat die Engelstalige publicatie de relatie tussen asbest en mesothelioom bevestigde. Verder hebben [geïntimeerden] gerefereerd aan (niet nader genoemde) publicaties van wetenschappers op de eerste internationale Asbestconferentie in New York in 1964. [geïntimeerden] hebben echter niet gesteld welke specifieke wetenschappelijk publicaties het verband tussen asbest en mesothelioom in die tijd zouden onderkennen, noch – indien hiervan al sprake zou zijn – dat VNS deze publicaties kende of behoorde te kennen. Dat deze algemene bekendheid al in 1960, of zelfs al eerder in 1960 bestond, is door [geïntimeerden] onvoldoende onderbouwd.
Cijsouw/De Schelde), waarin de Hoge Raad overwoog:
Indien de werkgever te kort is geschoten in zijn verplichting om al die veiligheidsmaatregelen te nemen welke waren vereist met het oog op de haarbekende gevarenvan het werken met asbest en dit verzuim de kans dat de werknemer een tot een mesothelioom leidend asbestkristal zou binnenkrijgen, in aanmerkelijke mate heeft verhoogd, is de werkgever ingevolge art. 1638x voor de daaruit voortvloeiende schade aansprakelijk, ook al heeft die nalatigheid geleid tot deverwezenlijking van een haar toen niet bekend gevaar (mesothelioom). Zulks is slechts anders, indien de werkgever aannemelijk maakt dat het nemen van de destijds vereiste veiligheidsmaatregelen de verwezenlijking van het gevaar van mesothelioom waarschijnlijk niet had kunnen voorkomen” (onderstreping hof).
langdurig en intensiefis blootgesteld aan asbestvezels. De vaststelling dat de functie van werktuigkundige, zoals beschreven door [X] in het IAS rapport, behoort tot de categorie scheepsmachinekamerpersoneel genoemd op de lijst van beroepen (bijlage C) bij de protocollen asbestziekten: maligne mesothelioom (1998) van de Gezondheidsraad, is weliswaar een indicatie dat [X] tijdens zijn werkzaamheden met asbest in aanraking is gekomen en als gevolg hiervan mesothelioom heeft gekregen, maar hieruit volgt nog niet dat er sprake is geweest van een langdurige en intensieve blootstelling op grond waarvan VNS in de periode 1955-1964 veiligheidsmaatregelen had moeten treffen. Ook uit de eigen verklaringen van [X] en de verklaringen van oud-zeevarenden, zoals getuige [S] , kan deze conclusie naar het oordeel van het hof niet met een voldoende mate van zekerheid worden getrokken. Dit wordt als volgt toegelicht.
“hierdoor nagenoeg wekelijks meerdere dagen op directe en indirecte wijze in de werkomgeving aan asbeststof”blootgesteld. [geïntimeerden] hebben echter geen duidelijker zicht kunnen geven op de daadwerkelijke intensiteit en frequentie van de asbestblootstelling. De verklaring van [S] draagt op dit onderdeel niet bij aan het leveren van bewijs, omdat deze geen concrete feiten of omstandigheden bevat over de precieze werkzaamheden van [X] ( [S] heeft nooit met [X] gevaren en kan ook niet uit eigen waarneming hierover verklaren) en evenmin concrete aanwijzingen bevat over de taken en werkzaamheden van een werktuigkundige in het algemeen (zoals [S] en [X] beiden waren) die duiden op een langdurig en intensief werken met asbest. Waar [X] de reparatiewerkzaamheden aan de leidingen persoonlijk uitvoerde, deed [S] dat overigens niet; dit werd gedaan door Chinese bemanningsleden. Ook de door [geïntimeerden] in hoger beroep overgelegde verklaringen van enkele oud-zeevarenden van VNS – onder meer werktuigkundige [R] – bieden onvoldoende houvast. De situatie van [R] is een hele andere geweest: in zijn geval is door het hof vastgesteld dat hij (mede gezien zijn eigen verklaring bij het IAS) “
minimaal acht uur per dag, elke dag, in de machinekamer van een schip” de betreffende werkzaamheden met asbesthoudend materiaal verrichtte, en aldus bijna fulltime in de machinekamer aanwezig was. De andere oud-zeevarenden zijn onder meer als stuurman in dienst geweest, zoals [O] (die toezicht hield op het dek en weinig in de machinekamer kwam) en [V] , en [V] (die als ketelbinkie onderhoud aan dek verrichtte en het dek schoonhield en verfde). Deze verklaringen geven geen zicht op de mate van blootstelling aan asbest van [X] of andere werktuigkundigen. Maersk heeft bovendien nog gewezen op de gegevens uit het Monsterboekje van [X] (prod. 24 in de eerste aanleg), waaruit volgt dat er ook periodes waren van bijvoorbeeld drie weken achtereen dat [X] aan wal was en in de periode 1955-1964 dus niet dagelijks op de desbetreffende schepen van VNS als werktuigkundige werkzaamheden heeft uitgevoerd. [geïntimeerden] hebben dit punt onvoldoende gemotiveerd weersproken. Daarnaast heeft Maersk onweersproken aangevoerd dat onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de leidingen slechts incidenteel plaatsvonden, en dat grote reparaties bovendien aan wal tijdens reguliere onderhoudsbeurten werden verricht door personeel van de scheepswerf.
ten nadele vanhet beroep op doorbreking van de verjaring meewegen.
licht ten gunste vande doorbreking van het verjaringsberoep.
neutraalwordt meegewogen in de totale weging.
neutraalmeewegen in de totale weging van de gezichtspunten. De ratio van dit gezichtspunt is of de (financiële) gevolgen van het niet-honoreren van het verjaringsberoep voor Maersk kunnen worden verzacht of weggenomen door een uitkering onder een aansprakelijkheidsverzekering. Niet weersproken is dat Maersk niet beschikt over de mogelijkheid om de claim van [geïntimeerden] (bij een eventuele aansprakelijkheid) te verhalen op haar verzekering: asbestclaims zijn uitgesloten. Verder is het voor Maersk niet mogelijk om te achterhalen of VNS (in 1964) verzekeringen aanhield, en zo ja, of het thans nog mogelijk is om uitkering onder die betreffende polis te verlangen. [geïntimeerden] heeft dit alles niet betwist. Anderzijds overweegt het hof dat niet is gesteld of gebleken dat de hoogte van de vordering voor Maersk van zodanige omvang is dat zij daardoor in de financiële problemen zou komen. Gezichtspunt (f) legt dan ook geen gewicht in de schaal voor doorbreking van de verjaring en zal als
neutraalworden meegewogen in de totale weging.
ten nadele vanhet beroep op doorbreking van de verjaring. Het hof volgt dit oordeel niet, maar weegt dit gezichtspunt als
neutraalmee. Dit wordt als volgt toegelicht.
neutraalmeewegen.
ten gunste vaneen doorbreking van het verjaringsberoep. Dit is naar het oordeel van het hof onvoldoende om het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ter afwering van de verjaring te honoreren. De overige elementen die volgens de gezichtspuntencatalogus van de Hoge Raad van belang zijn, leggen immers te weinig gewicht in de schaal omdat zij als
neutraalzijn meegewogen (de gezichtspunten (a), (b), (e), (f) en (g), terwijl voorts voor het hof met name zwaar weegt
ten nadele vande doorbreking de omstandigheid dat Maersk, op basis van wat in deze zaak als vaststaand heeft te gelden, geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van de schade (gezichtspunt (c)). Daarbij speelt ook een rol dat [X] (nog tijdens leven) een TAS-vergoeding heeft gekregen, waarmee het nadeel van het honoreren van het verjaringsberoep van Maersk deels is verzacht.
Moor/Zwitserlandniet van invloed is op de Nederlandse rechtspraktijk met betrekking tot de verjaring in zaken als de onderhavige.