Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 17 januari 2017
Waterlinie Driebruggen B.V.,
Gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Ondergetekenden:
(...) op 18 juni 2007 een ontwikkelingsovereenkomst gesloten voor de locatie in het projectgebied De Groendijck-Oost te Driebruggen. In de ontwikkelingsovereenkomst zijn de uitgangspunten vastgelegd voor de realisatie van woningbouw in het
De BV is voornemens om op die grond 9 vrijstaande woningen te realiseren (...). De ontsluiting zal plaatsvinden via het plangebied.
De ontsluiting zal plaatsvinden via het plangebied.
Betreft het bouwplan van 10 woningen van WD.
Naar aanleiding van ons gesprek van 13 juli 2010 betreffende het bouwplan van 10 woningen te Driebruggen maakten wij een aantal afspraken welke nader uitgewerkt dienen te worden. Hierbij een eerste aanzet, welke in de binnenkort af te sluiten exploitatieovereenkomst kunnen worden opgenomen.
WD heeft conform afspraak een brief gestuurd naar Reeuwijk met hierin vermeld de te verruilen meters met hiervoor door de gemeente betaalde historische kostprijs. Dit als onderlegger voor de uitwerking van de te maken exploitatieovereenkomst.
eerste griefheeft betrekking op het uitblijven van een verruiming van de rode contour. WD verwijt de Gemeente een gebrek aan inspanning om de rode contour verruimd te krijgen door middel van indiening van een zienswijzereactie bij de provincie in verband met de ontwerpstructuurvisie. Volgens WD paste het ontwikkelingsplan waarover partijen overeenstemming hadden bereikt van het begin af aan niet volledig binnen de rode contour zoals die er na verruiming van de witte contour uit zou zien.
tweede griefheeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat WD halsstarrig zou hebben vastgehouden aan het plan om tien woningen met een kavelbreedte van vijftien meter te realiseren, wat in combinatie met de onmogelijkheid van de contouraanpassing een niet realiseerbaar plan zou hebben opgeleverd. WD heeft teruggegrepen op het eerdere plan van zeven woningen en uit het gespreksverslag van 2 december 2010 blijkt ook dat het realiseren van slechts een deel van de woningen voor WD tot de mogelijkheden behoorde.
derde griefklaagt WD erover dat de rechtbank geen toerekenbare tekortkoming van de Gemeente aanwezig heeft geacht. De Gemeente heeft zich van meet af aan niet ingespannen om bij de provincie ruimte te creëren voor de ontwikkeling en heeft, toen het plan niet volledig uitvoerbaar bleek, niet gekozen voor het overleg over een oplossing, welk overleg door art. 6.3 van de overeenkomst wordt voorgeschreven. Volgens de
vierde griefheeft de rechtbank miskend dat de Gemeente ook tekort is geschoten omdat zij niet bereid bleek afspraken te maken over de beëindiging van de overeenkomst. Verder heeft de Gemeente de overeenkomst nooit opgezegd, ontbonden of anderszins rechtsgeldig beëindigd. Met de
vijfde griefbetoogt WD dat, anders dan de rechtbank overwoog, de leidende rol van JdJ zich niet zonder meer verzette tegen een verdere contouraanpassing. De
zesde griefbetreft de grondruil. Volgens WD heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het causaal verband tussen de tekortkoming en de gestelde schade ontbreekt. De grondruil is afhankelijk van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en het is te wijten aan de tekortkoming van de Gemeente dat geen onherroepelijk bestemmingsplan is vastgesteld waarin de ontwikkeling – al dan niet na gedeeltelijke aanpassing – mogelijk is, zodat het causaal verband aanwezig is.
15.1. Aan de gronden waarop Waterlinie Driebruggen woningen wenst te bouwen in het westen van het plangebied, was in het bij het besluit van 5 maart 2014 vastgestelde plan een woonbestemming toegekend. Bij het thans bestreden besluit is daaraan een agrarische bestemming toegekend. Het plan laat de bouw van woningen derhalve niet meer toe.