2.1Het gaat in dit incident om het volgende.
i. i) In 2015 werd de tienjaarlijkse wereldtentoonstelling gehouden in Milaan. Deelname van Nederland aan deze Wereld Expo werd wenselijk geacht in verband met de kandidatuur van Nederland (Rotterdam) voor de Wereld Expo van 2025. Vanaf augustus 2014 heeft de heer [projectmanager gemeente], senior projectmanager stadsontwikkeling gemeente Rotterdam, zich samen met anderen ervoor ingezet dat Nederland zou deelnemen aan de Wereld Expo Milaan 2015.
ii) Op 12 november 2014 is de Stichting World Expo Milaan 2015 (hierna: SWEM) opgericht. De stichting had ten doel om de Nederlandse deelname aan de Wereld Expo 2015 in Milaan te faciliteren.
iii) [geïntimeerde 1] is van 12 november 2014 tot 21 juni 2015 bestuurder geweest van SWEM.
iv) Leden van de Raad van Toezicht (hierna: RvT) van SWEM waren: [geïntimeerde 8] vanaf 12 november 2014, [geïntimeerde 7] vanaf 18 december 2014, [geïntimeerde 6] vanaf 18 december 2014, [geïntimeerde 5] vanaf 18 december 2014, [geïntimeerde 4] vanaf 18 december 2014, [geïntimeerde 3] vanaf 16 januari 2015 (voorzitter) en [geïntimeerde 2] vanaf 17 februari 2015.
v) [appellante] heeft op 16 januari 2015 een offerte aan SWEM toegezonden voor de te verrichten werkzaamheden voor de realisatie van een Nederlands Paviljoen op de Wereld Expo in Milaan in mei 2015. [appellante] heeft ook in het verleden Nederlandse Paviljoens voor Wereld Expo's gerealiseerd. [appellante] is van aanvang af betrokken geweest bij het concretiseren van de plannen voor deelname aan de Wereld Expo in Milaan in mei 2015 en is als enige partij benaderd om een offerte uit te brengen.
vi) Op 22 januari 2015 heeft [appellante] met SWEM, vertegenwoordigd door [geïntimeerde 1], door ondertekening van de door [appellante] opgestelde offerte een overeenkomst van opdracht gesloten inzake de realisatie van het Nederlands Paviljoen. De totale opdrachtsom bedroeg € 2.570.048,70 exclusief btw. SWEM was bezig met het verwerven van de middelen door sponsoren te benaderen, bijgestaan door NCH, een professioneel wervingsbureau, maar beschikte ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog niet over de benodigde financiële middelen.
Vii) Notulen van een ‘meeting’ van 22 januari 2015 van de RvT vermelden dat op 17 februari 2015 de volgende meeting RvT plaatsvindt. Dan zou geheel duidelijk moeten zijn dat alles haalbaar was en zou een duidelijk beeld van de ‘funds’ gegeven moeten kunnen worden. In de bijeenkomst van de RvT van 17 februari 2015 is besloten om het project door te zetten.
viii) In totaal heeft [appellante] ter zake van verstrekte opdrachten inclusief meerwerk per 26 juni 2015 aan SWEM een bedrag gefactureerd van € 3.731.075,09 inclusief btw.
ix) SWEM heeft aan [appellante] betalingen gedaan ten bedrage van € 925.000,--.
x) Op 19 juni 2015 heeft [geïntimeerde 3] aan [appellante] medegedeeld dat betaling van de facturen uitbleef, omdat door diverse sponsoren toegezegde bedragen (nog) niet waren voldaan.
xi) In een e-mailbericht van 19 juni 2015 schrijft [CEO appellante], CEO van [appellante], aan [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 5]:
‘Hierbij reageer ik op het telefoontje van vanochtend dat er een begrotingstekort van € 2 miljoen is. De gevolgen voor ons als grootste schuldeiser laten zich raden.
Graag verneem ik van u hoe dit kan. Wij hebben recentelijk de bijgevoegde begroting gekregen. Is het nu zo dat alle bedragen die onder verwacht staan dus niet binnen gaan komen?
En dat de begroting van het begin af aan een farce is geweest?
Welke acties bent u nu aan het inzetten om dit gat te dichten en hoe zeker is het dat dat gaat lukken?
Graag verneem ik per omgaande uw antwoord.’
xii) In een e-mailbericht van 19 juni 2015 schrijft [geïntimeerde 3] aan [CEO appellante]:
‘Tot mijn spijt kan ik u op dit moment niet meer melden dan hetgeen ik u vanochtend heb moeten mededelen. Gisteren in de loop van de avond zijn wij door mevrouw [geïntimeerde 5] geïnformeerd over haar bevindingen na een intensief onderzoek dat heeft uitgewezen dat de als "verwacht" in de begroting opgenomen inkomsten geen harde toezeggingen zijn geworden. We hebben de afgelopen maanden als RvT met […] [[geïntimeerde 1]; hof] steeds de in deze begrotingskolom opgenomen posten grondig doorgesproken om voor ons zelf helder te krijgen hoe "hard" deze waren. Op basis van de ons hierover gegeven informatie luidde onze conclusie dat het verantwoord was om door te gaan op de ingeslagen weg. Tot onze ontsteltenis blijkt dit niet het geval.
[…] [[geïntimeerde 1]; hof] heeft mij zojuist per mail gezegd dat hij tegenover u met verbazing heeft gereageerd op uw mailtje van vanochtend aan hem over het door mij aan u gemelde tekort. Onder aanbieding van zijn excuses hiervoor heeft hij daarop bij deze zijn ontslag genomen.
Zoals ik u vanochtend heb gezegd bespreekt de RvT zondag de nu ontstane situatie. Wat ons te doen staat is duidelijk:
- begin volgende week bespreken met EZ, BuZa en Rotterdam of zij bereid zijn het ontstane gat te dichten en hierover op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid te verschaffen;
- ervoor zorgen dat in ieder geval hangende het overleg met EZ c.s. in Milaan iemand met gezag en verstand van zaken ervoor zorgt dat het NL paviljoen op verantwoorde wijze kan blijven functioneren.
Wij zijn ons zeer bewust van de buitengewoon ernstige gevolgen voor uw bedrijf. Neem van mij aan dat wij ons daarom tot het uiterste zullen inspannen om de zaak ten goede te keren.’
xiii) Op 21 juni 2015 is [geïntimeerde 1] uit zijn functie van bestuurder van SWEM getreden.
xiv) Bij brief van 24 juni 2015 heeft [appellante] SWEM, [geïntimeerde 3] en de leden van de RvT verzocht om tot betaling van haar openstaande facturen over te gaan.
xv) Bij brief van 7 juli 2015 van de advocaat van [appellante] is SWEM gesommeerd om tot betaling van de openstaande facturen over te gaan.
xvi) Per 9 juli 2015 was nog onbetaald een bedrag van € 2.806.075,09 inclusief btw.
xvii) Bij brief van 28 juli 2015 van de advocaat van [appellante] zijn SWEM en haar nieuwe bestuurder nogmaals gesommeerd om tot betaling over te gaan en tevens aansprakelijk gehouden voor het uitblijven van de betalingen.
xviii) Bij brief van 4 augustus 2015 van de advocaat van [appellante] is [geïntimeerde 1] aansprakelijk gesteld. Op diezelfde dag zijn ook de leden van de RvT van SWEM en de nieuwe bestuurder van SWEM in privé aangeschreven.
xix) Op 10 augustus 2015 heeft [appellante] SWEM in rechte betrokken en veroordeling van SWEM gevorderd tot betaling van ruim € 3,0 miljoen. Bij verstekvonnis van 7 oktober 2015 van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, is die vordering toegewezen. Op 7 december 2015 heeft SWEM verzet ingesteld.
xx) Op 18 augustus 2015 heeft [projectmanager gemeente] (van de gemeente Rotterdam) op basis van gesprekken met diverse betrokkenen een voorstel gedaan waarvan het doel was om uit de impasse te komen inzake de financiële positie van SWEM en de vordering van [appellante] op SWEM. Deze bemiddelingspoging moest leiden tot een zogenoemd ‘herenakkoord’. Op 22 december 2015 heeft [projectmanager gemeente] het ‘Eindverslag bemiddeling’ aan [appellante] en SWEM verzonden.
xxi) Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2016 is SWEM in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. R.C. Steenhoek als curator.